Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De Nationale Boomgaardenstichting wil de hoogstamboomgaard in het landschap herwaarderen en typisch Belgische fruitvariëteiten promoten.

‘Dat is een putpeerboom, ingemetseld in de muur’, zegt Ludo Royen over een oude perelaar aan de rand van een privé-tuin in het Limburgse Vliermaal. ‘Het is de enige van zijn variëteit die overblijft in ons land. De eigenaar weet waarschijnlijk niet eens hoe zeldzaam zijn boom is.’ Enkele kilometers verder, in de tuin van het kasteel van Hulsberg, staat een prachtige perelaar met gedraaide stam. ‘Minstens honderd jaar oud’, aldus Royen. ‘Een boom zoals je er niet veel meer vindt.’

Ludo Royen is voorzitter van de Nationale Boomgaardenstichting, die zich inzet voor het behoud van hoogstamboomgaarden en typisch Belgische fruitvariëteiten. ‘Honderden fruitvariëteiten zijn de jongste decennia gesneuveld’, zucht Royen. ‘Twintig jaar geleden maakten we fiches met de standplaatsen van speciale vruchtenbomen. Van die bomen blijft vandaag slechts drie procent bewaard. Er gaat zo waanzinnig veel verloren. En het gebeurt zo snel. Er is geen respect meer voor oude bomen.’

De kweek van fruit in boomgaarden zou zo’n zesduizend jaar geleden begonnen zijn. Vooral de Romeinen en, in de vroege Middeleeuwen, de abdijen introduceerden op grote schaal het concept van de hoogstamboomgaard in onze regio. Hoogstammen zijn fruitbomen waarvan de gewenste variëteit bovenop een wilde stam ‘geënt’ werd. Ongeslachtelijke voortplanting is aangewezen, want bij kruisbestuiving gaat de eigen aard van de variëteit verloren.

De hoogstam was ideaal voor een combinatie van fruitteelt en veeproductie. Het vee graasde immers onder de bomen zonder aan de vruchten te kunnen. Maar na de Tweede Wereldoorlog dook de laagstamboomgaard op: gemakkelijk te verzorgen en te oogsten, maar ziektegevoelig. Dat vormde echter geen probleem, want telers gingen de ziekten met pesticiden te lijf. ‘Ook vandaag worden laagstamboomgaarden nog ettelijke keren per jaar besproeid’, zegt Royen. ‘En de consument heeft geleerd om met de ogen te kopen: hij wil geen fruit meer waarop een plekje zit. De productie werd zo tot een vijftal gemakkelijke variëteiten beperkt. De diversiteit verdween uit het aanbod.’

BOOMGAARD VOOR DASSEN

De doodsteek voor de hoogstamboomgaard was de beslissing van wat toen nog de Europese Economische Gemeenschap (EEG) heette aan het begin van de jaren zeventig om rooipremies uit te keren aan fruitkwekers die hun hoogstammen omhakten. De tendens was niet te stoppen. Tussen 1944 en 1976 verminderden de hoogstamboomgaarden in Limburg van 15.000 tot 2000 hectaren.

Vandaag ziet het Limburgse landschap er kaal uit. Gladde akkers en laagstamboomgaarden liggen in de ruimte tussen de dorpen. De bezoeker kijkt erover heen en ziet de afschuwelijke lintbebouwing die zelfs tot in de verste hoeken van Limburg is doorgedrongen. De hoogstammen worden nu niet meer in aantal boomgaarden, maar in aantal bomen geteld. Grond moet opbrengen, zeker omdat die onder druk van de plannen voor ruimtelijke ordening duur geworden is. ‘Grond is goud’, poneert Royen.

En nog kan de trend niet worden gekeerd. In lieflijke dorpjes als Sint-Huibrechts-Hern worden de laatste hoogstammen uit de weiden omgehakt. In Schalkhoven vraagt een boer een vergunning om een hoogstamboomgaard van een hectare om te hakken, op enkele honderden meters van een plaats waar de Boomgaardenstichting met steun van de provincie Limburg nieuwe bomen plant. Veel mensen vinden snoeien te omslachtig en zagen een boom liever gewoon om.

‘De boomgaard wordt tot een huisboom herleid’, beweert Royen. Ook in zijn straat in Kortessem werden bijna alle boomgaarden de voorbije decennia door saaie gazons en dennetjes vervangen. ‘Eén of twee fruitbomen voor hun huis kunnen de mensen nog aan. Maar er is gelukkig een kentering op komst. We zien dat rijkere mensen nu graag een boomgaard achter hun villa hebben. En liefst een die meteen tien jaar oud is. Als je genoeg geld hebt, is alles te koop, zelfs groeitijd.’

Nieuwe toeristische initiatieven, zoals het grensoverschrijdende fietsroutenetwerk in Limburg, werken de aandacht voor boomgaarden in de hand. Mensen fietsen immers niet graag door lege vlaktes. Er kwam zelfs een subsidie voor het aanplanten van hoogstamfruitbomen. De provincie betaalt in het kader van het project Landschapsonderhoud Limburg (LOL) duizend frank per aangeplante fruitboom in een geselecteerde dorpskom. Er komt dus beterschap, maar het dreigt te laat te zijn: de laatste echte boomgaarden staan op het punt te verdwijnen.

De Boomgaardenstichting doet wat mogelijk is om het tij te keren. Royen en zijn mensen proberen zoveel mogelijk oude boomgaarden te bewaren, maar vullen ook graag gaten in boomgaarden op en zijn zelfs niet te beroerd om mensen te helpen die een nieuwe boomgaard willen aanleggen.

‘In het veld kunnen we niks meer winnen’, leerde Royen. ‘Boeren beschouwen bomen als een last. Maar in en rond dorpskernen is er nog te werken. Wij zijn niet in de eerste plaats begaan met grote natuurgebieden, die zijn voor de natuurverenigingen, wel met de zogenaamde kleine, lijnvormige landschapselementen. We spitsen ons toe op de verwevingsgebieden waarmee interessante natuurzones met elkaar kunnen worden verbonden. Daar hebben we een functie te vervullen.’

Het is evident dat niet alleen het landschap, maar ook de natuur met hoogstamboomgaarden wint. Tachtig vogels op de honderd zitten in hoogstammen en slechts twintig in laagstammen. De das behoort tot de spectaculaire diersoorten die van boomgaarden profiteren. Royen en zijn geestesgenoten legden in het dorpje Jesser een speciale boomgaard voor de dassenpopulatie aan, met veel fruit dat blijft liggen als voedsel voor de dieren.

EEN ROOD STOVEND SPIKKELPEERKE

De Nationale Boomgaardenstichting is een ledenvereniging die tal van activiteiten organiseert. Zo worden er lessen gegeven om mensen weer vertrouwd te maken met de oude onderhoudstechnieken, zoals enten en sleunen (het grof snoeien van een boom). Want een boomgaard vergt inzet, en het heeft weinig zin het concept te promoten als de ambachtelijke technieken voor het onderhoud verdwijnen. Er wordt werkelijk aan alles gedacht, zelfs aan het behoud van de unieke hekkens in de omheiningen rond boomgaarden.

‘We houden ons natuurlijk niet alleen met bomen en het landschap bezig, maar ook met het beschrijven en bewaren van zoveel mogelijk Belgische fruitvariëteiten’, zegt Royen. ‘We beschikken over een genenbank waarin we meer dan 3600 streekgebonden variëteiten van noten en fruit verzameld hebben, vooral appelen en peren, maar ook kersen en pruimen. Ik denk dat dat zo’n negentig procent van het Belgische assortiment is. Daarvan staan er een duizendtal in boomvorm in onze boomgaard – de grootste hoogstamcollectie van Europa. We hebben ooit 150 appelvariëteiten op één boom geënt: een boomgaard van anderhalve hectare op één stam. Bij de aanleg van nieuwe boomgaarden proberen we zoveel mogelijk fruittypes een kans te geven.’

Royen gniffelde toen hij onlangs voor de wintervoeding van zijn schapen – hij houdt Vlaamse melkschapen als grasmachine in zijn boomgaarden – op de veiling van Borgloon gratis massa’s jonagoldappels kon gaan halen, die de telers aan de straatstenen niet kwijtraakten. ‘De wraak was zoet’, vond hij. ‘De jonagold joeg de meeste andere appelvariëteiten uit de markt, zoals de keulemannekes waar denigrerend over gedaan werd door ze als varkensvoeder te bestempelen. Terwijl de stam van de keuleman zelfs in vochtige grond heel kankerbestendig is en de vrucht tot in mei bewaard kan worden. Ecologisch een prachtappel.’

Zo is ook het sterappeltje als consumptieproduct gesneuveld, omdat het slecht gedijt op laagstam en dus niet in het moderne teeltsysteem past. ‘Momenteel proberen we de renette parmentier te promoten’, zegt Royen. ‘Een miskende Belgische variëteit die behoorlijk resistent is en een kwalitatief uitstekende smaak heeft. Anderen promoten in Vlaanderen appelsoorten uit Wallonië of Noord-Frankrijk die hier nooit groeiden. Dat is toch zonde. We hebben onze eigen appels en peren.’

De Boomgaardenstichting heeft het plan opgevat om voor elke Vlaamse regio een lijst met de streekeigen fruittypes te maken. Ze doen ook verwoede pogingen om prachtige oude boeken over fruit te bewaren en zelfs te herdrukken. ‘Het is om bij te huilen als je ziet dat handelaars oude boeken over fruit opkopen om er de dikwijls met de hand ingekleurde platen uit te halen en in een kadertje te steken en dan de rest van het boek weg te gooien’, zucht Royen. ‘Eerst moesten de boeken over rozen eraan geloven, nu die over fruit.’

Royen is trots dat het gelukt is om een nieuwe (en schitterende) uitgave te maken van een uit 1853 daterende achtdelige reeks met 450 variëteiten van Belgisch fruit – weliswaar in het Frans. ‘We hadden schitterende vruchten in België’, besluit hij. ‘De Belgische kwekers produceerden veel gewaardeerde fruitvariëteiten, waarbij vooral de peren opvielen. Zoals de bruine kriekpeer die tot duizend kilo per boom opbracht en uiterst geschikt was voor siroop. Of het spikkelpeerke, dat heel rood stooft. Voor de commerçe doen we dit niet: het is te moeilijk – te arbeidsintensief – om op grote schaal te produceren. Maar we willen wel meer zijn dan een museum. We stimuleren de verspreiding van onze vruchten. Zo willen we dit deel van het Belgische erfgoed effectief een kans geven.’

De Nationale Boomgaardenstichting, PB 49 in 3500 Hasselt. Telefoon en fax: 012-39 11 88. E-mail: nbs@wanadoo.be.

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content