DOOR FRANS VERLEYEN

HET LAND IS EEN BANG KIND dat doelloos ronddoolt in een onveilige stad. Daar kwamen vrijwel alle Belgische beschouwingen over het voorbije jaar en het pas betreden 1996 op neer. ?Angst” was het grote clichéwoord. De bevolking heet bevreesd te zijn voor meer werkloosheid, sociale woelingen, belastingen, files en misdaad. Ze durft geen nieuwe kleren of auto’s kopen en sleept stapels spaargeld naar de bank om haar toekomst veilig te stellen. Europa en Maastricht zijn niet langer de symbolen van een groot, idealistisch avontuur maar van sociale dwang en afbraak.

Al die onlustgevoelens, zo werd geschreven en gezegd, knagen aan een samenleving die zich politiek gedomineerd weet door slechts een paar mensen zoals ?president” Dehaene, ?leider” Tobback en goeverneur Verplaetse. Maar ook die sterke mannen ?hebben geen oplossing”, verliezen tijd, wijzen de weg niet en zijn dus onbetrouwbaar. Zelfs de traditionele tegenmacht van de vakbonden kan de toename van de sociale onzekerheid niet afremmen. ACV-voorman Willy Peirens wordt een radeloze, ?aangeslagen” man genoemd. Kortom, de dingen lopen in het honderd.

Een vervelende bijkomstigheid staat te lezen in de veel geciteerde enquête die het onderzoeksbureau Dimarso tot de konklusie bracht dat de Vlaamse politieke klasse maar half gelooft in het pessimisme van haar kiezers. De parlementsleden hebben een veel beter oog in de werkelijke gang van zaken dan de neerslachtige burgerij. Misschien ligt daarin de verklaring van een toestand waarop te zelden gewezen wordt en die te maken heeft met de feitelijke instorting van het demokratische model.

Laat allereerst duidelijk zijn dat een volmaakte demokratie nooit en nergens bestaan heeft. Het koncept berust op een ingewikkeld stelsel van bedoelingen en verwachtingen dat eigenlijk te mooi is om waar te kunnen zijn. Demokratie is een nimmer voltooid historisch proces waarin zoveel mogelijk macht gespreid zou moeten worden over zoveel mogelijk mensen die lid zijn van ?de natie”.

In het klassieke, teoretische schema duidt de massa op bepaalde tijdstippen een beperkt aantal afgevaardigden aan die samen beraadslagen over de ideale inrichting van hun maatschappij. Daarna geven ze een kleine groep kollega’s de permanent gekontroleerde opdracht om als regering de gemaakte afspraken (wetten, regels) uit te voeren en het daartoe benodigde belastinggeld in te zamelen. Op hun beurt benoemen die een aantal rechters die, namens de inwoners van het betrokken land, geschillen beslechten of overtreders van wetten straffen. Aan de zijde van die drie onderling gescheiden ?machten” staat dikwijls een leger dat de nationale instellingen tegen vreemde aanvallers dient te beschermen. Dat is, uiteraard veel te kort gezegd, het contrat social waaraan moderne demokratieën sedert de eeuw van Jean-Jacques Rousseau proberen te voldoen.

In hoofdzaak drie verschijnselen hebben dat model onderuit gehaald : de internationalizering van allerlei soorten macht (ook ekonomische) en bestuur, de dagelijkse onderwerping van de politici met hun konkrete gedragingen aan het oog van de massamedia en tenslotte de onstuitbare opmars van de politieke partijen met hun in het demokratische weefsel diep doordringende invloed. De aktualiteit van de voorbije dagen, met haar sombere beschrijvingen van de levensomstandigheden en vooruitzichten in België, heeft vooral met fenomeen nummer drie te maken.

Nog geen zeven maanden geleden gaf de stemgerechtigde Belgische bevolking een krap maar geldig mandaat aan de tenoren die haar vandaag, zogezegd tot algemene teleurstelling, regeren. Afgezien van wat randfiguren lag de lijst van verkiesbare kandidaten bij voorbaat min of meer vast. Wie dat waren, en op grond van welke hoedanigheden, werd zoals steeds bepaald door diskrete arbitrage binnen de kleine vertrouwenskring die elke partijleiding is. Vrijwel alle politieke macht berust in ons land op koöptatie, het informeel aan boord hijsen van mannen en vrouwen die elkaar kennen, ondersteunen, diensten bewijzen en op straffe van spoedige uitsluting trouw moeten blijven.

Die werkelijkheid valt volkomen buiten de demokratische teorie waarin de burger geacht wordt te geloven. Bovendien is de belastingbetaler gedwongen om dit verbasterde parlementaire systeem, opgeslorpt door de zogenaamde ?partij-hoofdkwartieren”, te financieren met bedragen die veel groter zijn dan hij schijnt te beseffen. De kostprijs van de naakte politieke machinerie (mensen, gebouwen en werking) beloopt, nog voor één woord gesproken of daad gesteld is, tientallen miljarden. Samen ontvangen de belangrijkste elf politieke partijen die grondwettelijk gesproken nauwelijks bestaan jaarlijks twaalfhonderd miljoen frank ?lopende inkomsten”, de opbrengst van hun spaarboekjes niet meegeteld. Vorige week kenden de frakties binnen het Waalse parlement zichzelf in alle stilte een ?regionale extra-premie” van 133 miljoen toe, zomaar een bedrag waarover geen enkele verantwoording dient afgelegd.

Over het persoonlijke inkomen van de honderden kamerleden, senatoren, Europese afgevaardigden, ministers met hun paar duizend medewerkers of beschermelingen binnen kabinetten en andere overheidsorganen, wordt in ons platbezuinigde land bijna nooit gesproken. ?Hoeveel verdient u zelf eigenlijk ?” is geen gangbare interview-vraag aan het adres van een politicus die het publiek tot meer solidariteit aanmaant. Dit taboe wordt nog verscherpt door de wetenschap dat van de duizenden politieke akteurs slechts een handvol de belangrijke beslissingen neemt of bepaalt.

ZO BESCHIKT HET BELGISCHE REGIME sedert de staatshervorming, over een senaat die zowat een half miljard per maand kost. Toch is dat kostbare lichaam in een diepe sluimer gedompeld. Het spreekt, denkt of vergadert omzeggens niet. Het is een slapend gezelschap van publiekelijk bevoorrechte kopstukken die zelfs geen moeite meer doen om de brutaliteit van hun nutteloos privilegie te verbergen.

Tegen die voor iedereen zichtbare plundering van de demokratie kan niemand nog iets doen. Het partijpolitieke stelsel is gesloten en doet glimlachend ?aan vernieuwing” waarvan overigens geen mens iets voelt. Daarom lijkt machteloosheid een beter woord dan angst om het in ons land heersende klimaat te beschrijven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content