Bozar kwam onlangs kwalijk in het nieuws: een keverplaag teisterde het tentoonstellingscircuit. Terwijl het échte nieuws is dat de kunstenhal open kaart speelde. ‘Elk kunstwerk heeft zijn beestje.’

Hebt u er een idee van hoeveel u bij een museumbezoek van de totale collectie te zien krijgt? Gemiddeld 10 procent. Wanneer u doodvermoeid door het Louvre sloft, van de Mona Lisa naar de Venus van Milo, en vindt dat het grootste museum ter wereld voor u wel wat kleiner had mogen zijn, weet dan dat u maximaal 35.000 stukken hebt gezien. In de depots liggen nog eens 300.000 artefacten. Het depot, waar geen bezoeker komt, is niet zelden een mysterieuze wereld, ook voor de conservator. Een wereld vol monstertjes van Jeroen Bosch: insecten, vocht en hitte. Die houden niet van kunst.

Kijk naar wat onlangs met een zeer betrouwbaar huis als de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel (KMSKB) is gebeurd. De verflaag van 208 oude schilderijen moest geconsolideerd worden, nadat in een depot een probleem met de vochtigheidscontrole werd vastgesteld. Sommige musea moeten jarenlang vechten om de motten uit hun collectie wandtapijten te jagen. In de Galleria Doria Pamphilj, een museum in het hart van Rome met topwerken van Memling, Caravaggio, Jan Brueghel de Oude en Velázquez, is het ’s zomers meer dan dertig graden. Het is er warmer dan buiten en enkel ventilators houden het voor de kunstliefhebber min of meer draaglijk.

U kunt zich voorstellen hoe sommige stukken aan een wereldreis in tijdelijke expo’s beginnen en infectiehaarden veroorzaken.

Consternatie in Brussel

Eind mei maakte de Brusselse Bozar bekend dat het met boschiaanse monsters zat opgescheept. De kwelgeest heet bruine spinthoutkever of lyctus brunneus. Na het bergen van de schilderijen uit de expo Da van Dyck a Bellotto werden honderden exemplaren van de soort gevonden. De volwassen kevers hadden zich een weg geboord doorheen de panelen van merantihout en een laag gyproc waarmee alle wanden van het tentoonstellingscircuit bekleed zijn, goed voor 1700 vierkante meter.

Dat het beestje in dit hout goed gedijt, hoeft niet echt te verbazen. Hij kwam ooit met het hout uit exotische landen over, en stelt geringe eisen aan zijn omgeving: hij lust vele soorten hout en houdt van warmte, dat is het zowat. Twee generaties in een jaar tijd, als de omstandigheden optimaal zijn, is geen uitzondering. Rond de meimaand maken de volwassen kevers een gaatje en vliegen ze uit. De snelheid van ontwikkeling en het feit dat je ze pas na het uitbreken opmerkt, maakt van deze soort een sluipmoordenaar.

De spinthoutkever zet zijn eitjes af in het hout, waarna de larven het hout consumeren en het finaal transformeren tot een hoopje stof. Spieramen, lijsten, panelen of beelden kunnen hierdoor schade oplopen. Belangrijk om te weten is dat lijsten, als ze origineel zijn, een onderdeel van een schilderij vormen. Een bekend voorbeeld is Jan Van Eyck, die zijn frames beschilderde.

Dat de kunstwerken volgens het persbericht van Bozar geen gevaar liepen, is wishful thinking. De spinthoutkever behoort tot de weinige soorten die droog hout lusten. Men kan nooit helemaal zeker zijn dat ze het oudere hout van de beschilderde panelen, dat minder zetmeel en eiwitten bevat, niet trachten te infiltreren.

De echte reden waarom de kunstwerken van de Galleria Sabauda in Turijn, de eigenaar van de meeste werken, er betrekkelijk veilig af zijn gekomen, is de snelle en kundige ingreep van Bozar na de ontdekking. Na de vondst kwam er vanuit de ministerraad het fiat voor de Regie der gebouwen, eigenaar van het Paleis voor Schone Kunsten, om onmiddellijk te handelen. In het depot van de Galleria Sabauda heeft men het erfgoed een anoxiebehandeling toegediend: in een hermetisch afgesloten ruimte werd alle zuurstof aan de lucht onttrokken, zodat er enkel een stikstofmilieu overbleef – tot de contaminatie opgeheven is, wat enkele weken kan duren.

’t Is overal iets

Bozar bracht het nieuws van de kever-plaag zelf naar buiten. Dat zorgde voor behoorlijk wat consternatie. Het imago van het huis liep flink averij op. Bij een eerste rondvraag onder professionele museummensen hielden de meesten de lippen op elkaar; men hoedt zich voor openlijke kritiek op Bozar. De sector zit duidelijk verveeld met de situatie. Al een tijdje doet de Vlaamse Kunstcollectie, een samenwerkingsverband tussen het Groeningemuseum, MSK Gent en het KMSKA, onderzoek naar de haalbaarheid van een zogenaamde indemniteitsverzekering. Grote reizende expo’s eisen vaak duizelingwekkende verzekeringspolissen, en die zijn aan Vlaamse kant soms amper haalbaar. Dat Vlaanderen zich garant zou stellen – een borg tussen twee staten onderling, die mogelijke onfortuinlijkheden kan dekken – zou ademruimte en bewegingsvrijheid voor onze musea kunnen betekenen. Het incident met de spinthout-kever zou de onderhandelingen weleens kunnen hypothekeren.

In plaats van kritiek op Bozar bereiken ons allerhande verzuchtingen, met als rode draad: iedere instelling maakt dit soort van calamiteiten mee. België beschikt over de nodige kennis op het vlak van adequate conservering, maar door een gebrek aan tijd en middelen wordt de toepassing ervan gecompromitteerd.

Wat in de reacties telkens weer terugkomt, is de lof voor het moedige besluit van Bozar om dit nieuws wereldkundig te maken. Leon Smets, consulent behoud en beheer bij FARO, het Vlaamse steunpunt voor cultureel erfgoed, vindt de open communicatie en het feit dat de bruikleengevers meteen werden ingelicht nu net een teken van betrouwbaarheid. De gegevens die men verstrekte over de aangehouden strategie zijn een voorbeeld voor andere erfgoedinstellingen.

Bozar wist zo te voorkomen dat er loze geruchten zouden opborrelen. Het sloeg mea culpa en men nam zijn verantwoordelijkheid op. Met talloze projecten in het vooruitzicht, waaronder Europalia China, kan het zich niet veel veroorloven. De grootste bruikleennemer van het land moet dagelijks een goede huisvader spelen voor andermans kunst. ‘Terwijl elk kunstwerk zijn beestje heeft’, zegt Paul Dujardin, directeur-generaal van Bozar. ‘De druk is erg groot. Van ons wordt perfectie geëist. Dat is veel te ambitieus.’

Feit is dat een museum, dat als een ge-isoleerd eiland functioneert, makkelijker onregelmatigheden met de eigen collectie onder de mat kan vegen. Maar ‘een museum zonder depot’, zoals Dujardin zijn kunstenhal graag noemt, kan dat niet. Het verkeer van dozijnen kunstwerken betekent nu eenmaal een continue va-et-vient van artefacten én hun beestjes. Samen met het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) werkt Bozar al een tijdje aan de kwaliteit van de tijdelijke conservatie. Acclimatiseringssystemen zijn operatief om het fysische milieu zo constant mogelijk te houden. Na al dat voorbeeldige werk zijn de kevers voor beide partijen een harde tegenslag. Maar Paul Dujardin is een pragmaticus: het verontrustende bericht moet het debat rond conservatie aanzwengelen, vindt hij. En voor Bozar gaat het verhaal verder: the show must go on. De expo Repromotion van Jan De Cock zál er komen: op 10 juli om precies te zijn.

DOOR MATTHIAS DEPOORTER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content