Patrick Martens

Meteen na Pasen nemen de Brusselse politici de draad van hun Conferentie voor de Staatshervorming weer op. Die Brusselse Costa is het sluitstuk van het Lambermont-bisakkoord, of het ultieme struikelblok.

Bij iedere staatshervorming is Brussel het heetste hangijzer. Dit keer zou de Brusselse Costa al op 5 maart weer van start gaan. Maar na de afwijzing door de partijraad van de Volksunie, de bijkomende voorwaarden die de groep rond ex-voorzitter Geert Bourgeois had gesteld en het advies van de Raad van State, vond iedereen het beter om eerst de teksten van de wetsontwerpen over Lambermont-bis klaar te stomen. Ook moesten de samenwerkingsakkoorden worden doorgezet over onder meer de regionalisering van landbouw en buitenlandse handel, de fiscale autonomie, het kadaster en de Plantentuin van Meise.

Op 23 maart was die oefening achter de rug. Nog diezelfde dag gingen de onderhandelaars van de Brusselse Costa samen aan tafel zitten. Maar ze raakten niet verder dan het vastleggen van een agenda. Eerst zal werk worden gemaakt van de afspraken uit het Brusselse regeerakkoord. Die koppelen een betere vertegenwoordiging van de Vlamingen in de Brusselse gewestraad – zonder dat het Vlaams Blok de instellingen kan blokkeren – aan meer geld voor de Franse en Vlaamse gemeenschapscommissie (Cocof en VGC). Als de Brusselse Costa die knopen ontwart, kan over andere punten worden gesproken zoals een ruimere financiering van het Brussels hoofdstedelijk gewest en een grotere aanwezigheid van Vlamingen in de schepencolleges en OCMW-raden van de negentien Brusselse gemeenten. Dat laatste is een eis van de Vlaamse partijen in Brussel, die daarover verschillende resoluties hebben goedgekeurd. Hoewel het wettelijk al mogelijk is om een Vlaamse schepen toe te voegen, zit momenteel slechts in zeven Brusselse gemeenten een Vlaming in het schepencollege. De Vlaamse partijen sturen nu aan op een verplichting van twee Vlaamse schepenen in alle Brusselse gemeenten.

De VU zal op 21 april tijdens een nieuwe partijraad de balans van Lambermont-bis en de koppeling met Brussel maken. Voor hen is die Vlaamse vertegenwoordiging in de Brusselse lokale besturen een expliciete voorwaarde om in juni de bijzondere wet over de nieuwe bevoegdheidsoverdrachten en de herziening van de financieringswet mee goed te keuren. Verschillende betrokkenen houden daarom rekening met een scenario waarbij de Brusselse Costa alleen het communautaire deel van het Brussels regeerakkoord behandelt. Voor alle andere eisen moet premier Guy Verhofstadt (VLD) voor de deadline in juni met zijn federale coalitiepartners een uitweg zoeken.

GEEN LOKALE MATERIE

Op 17 en 18 april, na een onderbreking van een jaar, wordt het hoe dan ook menens voor de Brusselse Costa, en voor PRL-voorzitter Daniel Ducarme die de onderhandelingen leidt. Hij erfde die opdracht in februari van zijn partijgenoot François-Xavier de Donnéa, die de Brusselse burgemeesterssjerp inruilde voor het mandaat van minister-president van de Brusselse regering. Ducarme tastte sindsdien in bilaterale contacten de verschillende denkpistes af. Hij moet heel voorzichtig laveren, want Brussel is institutioneel én politiek een kluwen.

Behalve het Vlaams Blok, nemen alle partijen aan de Brusselse Costa deel. En dat leidt tot even ingewikkelde als merkwaardige situaties. De groenen van Ecolo maken bijvoorbeeld geen deel uit van de meerderheid in het Brussels gewest. Maar door hun aanwezigheid in de federale en Waalse paars-groene coalities mochten ze eind vorige week toch aanschuiven toen PS, PRL en FDF in Molenbeek de violen stemden voor de Brusselse Costa. Om het FDF onder druk te zetten voor een goedkeuring van Lambermont-bis en van de herfinanciering van de Franse gemeenschap, lanceerde ouwe rot Philippe Moureaux (PS) enkele weken geleden ook een voorstel om Ecolo alsnog in de Brusselse coalitie op te nemen. ‘Ach, je moet daar niet te zwaar aan tillen. In 1999 wou hij Ecolo absoluut niet in de Brusselse regering. Moureaux is een renard chaud. Belangrijker is zijn positieve opstelling in de Brusselse Costa en dat hij op 23 maart met de agenda akkoord ging’, aldus Ducarme.

Niet uitgenodigd voor de bijeenkomst in kasteel Karreveld in Molenbeek was de PSC, die op alle niveaus in de oppositie zit. De PSC probeerde de andere Franstalige partijen de voorbije weken op te jagen door in de Brusselse gemeenteraden een motie voor te leggen om elke gewaarborgde vertegenwoordiging van de Vlamingen af te wijzen. Aan Vlaamse kant volgen de christen-democraten dan weer twee politieke sporen. Consequent met hun oppositierol wijzen ze op federaal niveau Lambermont-bis af. In het Brussels gewest zitten ze wel in de meerderheid, maar niemand verwacht dat hun enige minister, Jos Chabert, onoverkomelijke problemen zal stellen. ‘Hij is al 22 jaar minister. Hij droomt ervan om een kwarteeuw vol te maken. Die ambitie offert hij nooit op’, denken velen.

Ongewoon is ook de positie van de VU, die Sven Gatz aan de onderhandelingstafel van de Brusselse Costa heeft. Maar Gatz, die in het Brussels parlement deel uitmaakt van een fractie met VLD’ers en onafhankelijken, is geen lid meer van het VU-partijbureau. Hij is nu woordvoerder van ID21. De andere partijen vragen zich af wat zijn mandaat is.

Verder heeft Ducarme ook in zijn eigen federatie veel kopzorgen over het FDF van Olivier Maingain. Die blijft een groot voorbehoud bij Lambermont-bis maken. Omdat de regionalisering van de gemeente- en provinciewet de Franstaligen in de faciliteitengemeenten rond Brussel volgens hem ‘aan de Vlaamse voogdij uitlevert’. Maingain laat geen gelegenheid voorbijgaan om de Vlaamse eisen voor Brussel te counteren door de Brusselse rand aan te kaarten.

Bovendien is er op dat terrein conflictstof genoeg. In de faciliteitengemeenten bereiden de zes burgemeesters met een petitiecampagne een formele vraag voor om een referendum over de regionalisering van gemeente- en provinciewet te organiseren. Zij zullen evenwel op een njet van Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden Johan Sauwens (VU) stoten, want het onderwerp van de raadpleging is geen lokale materie.

Nog penibeler is de procedure bij de Raad van State in verband met de rondzendbrief-Peeters over de toepassing van de faciliteitenregeling. De vijfde, tweetalige kamer heeft in een recent arrest gezegd dat de Franse gemeenschap en het Waals gewest geen bevoegdheid hebben over het Vlaamse grondgebied en dus geen klacht kunnen indienen. Een Nederlandstalige kamer van het rechtscollege zal nu een uitspraak moeten doen over de enige resterende klacht van een Franstalige vrouw uit de rand. Dat zorgt voor extra nervositeit over de Brusselse Costa. In paars-groene topkringen werd maanden geleden immers afgesproken dat een gegarandeerde vertegenwoordiging van de Vlamingen in Brussel door de intrekking van de rondzendbrief-Peeters zou worden gecompenseerd. Omdat er door de hele procedureslag bij de Raad van State nog geen uitspraak ten gronde is, wordt het heel moeilijk om die koppeling vol te houden.

Als PRL-voorzitter haastte Ducarme zich om in een commentaar bij het arrest van de tweetalige kamer te herinneren aan het advies van de auditeur-generaal die de rondzendbrief-Peeters te vergaand vond. Als Brusselse Costa-voorzitter probeert hij het hoofd vooral koel te houden: ‘Mijn politieke methode is zeer Belgisch. Ik wil de zaken pragmatisch en stap voor stap aanpakken. Als we in een eerste fase de punten uit het Brusselse regeerakkoord oplossen en op die manier goodwill onder de Brusselse politici creëren, dan kunnen we nadien over de andere aspecten spreken. Als we echter alle Vlaamse en Franstalige eisen in één keer op tafel gooien, zullen we alleen maar veel tegenstellingen scheppen en weinig overeenstemming bereiken.’

Maar u weet toch dat de Vlaamse partijen een betere vertegenwoordiging in de Brusselse lokale besturen willen en dat de VU Lambermont-bis niet zal goedkeuren als op dat vlak geen resultaat wordt bereikt?

Daniel Ducarme: Uiteraard weet ik dat. Voor een goed akkoord moet je met z’n tweeën zijn en moeten alle partijen water in de wijn doen. Als Franstalige wil ik de hand reiken. Om de Vlamingen niet tegen de haren te strijken, heb ik als Costa-voorzitter ook bewust niet deelgenomen aan de bijeenkomst van de Franstalige meerderheidspartijen in Molenbeek. Ik ken de Vlaamse verzuchtingen en ik erken dat sommige Vlaamse eisen gerechtvaardigd zijn, maar ik verwacht ook positieve signalen van die kant. Als minister Sauwens bijvoorbeeld een stugge houding blijft aannemen in de kwestie-Wezembeek, is dat niet goed voor de coëxistentie van de twee gemeenschappen in Brussel. Door heel formeel op een detailprobleem te reageren, wordt de opzet van de Brusselse Costa niet bevorderd.

Verwacht u op die manier niet dat de Vlamingen eerst een stap zetten?

Ducarme: Ik vraag alleen om de boot niet te overladen. Als die zinkt, is dat slecht voor iedereen. Als Lambermont-bis daardoor niet zou slagen, mogen de Franstaligen de herfinanciering van hun gemeenschap en van hun onderwijs vergeten. Maar de Vlamingen lopen dan ook veel extra geld mis en van Vlaamse afcentiemen of de regionalisering van landbouw, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking komt er evenmin iets in huis. Lambermont-bis is heel evenwichtig opgebouwd. De balans kan evenwel heel vlug verstoord zijn. Ik zeg dat ook heel nadrukkelijk tegen de VU.

De Vlaamse partijen hebben momenteel 11 van de 75 zetels in het Brussels parlement. Heeft u een formule om dat aantal te verhogen?

Ducarme: Ik heb een aantal voorstellen, maar die hou ik voorlopig voor mezelf. Ik wil trouwens geen formule-Ducarme. Alle partijen van de Brusselse Costa moeten medeauteur worden. Maar één ding is nu al duidelijk: het mag geen formule worden die ingewikkelde nieuwe wetgeving of een wijziging van de grondwet vergt. Het mag ook geen oplossing zijn die pas over vijf of tien jaar concreet wordt. Ik wil een regeling die snel kan worden verwezenlijkt door een amendering van het wetsontwerp over Lambermont-bis.

Volgens het Brussels regeerakkoord krijgt de Cocof dit jaar 800 miljoen (19,8 miljoen euro) extra, en de VGC 200 miljoen (4,9 miljoen euro). De Vlaamse partijen gebruiken die bijkomende trekkingsrechten als pasmunt voor een betere Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel. De Franstalige partijen eisen dan weer dat die financiering recurrent of blijvend wordt.

Ducarme: Voor die Franstalige vraag zijn er rationele argumenten. Zowel de Cocof als de VGC moeten in Brussel in het sociale weefsel kunnen investeren. In de institutionele alchemie van Brussel kun je niet vragen dat zij dat zonder de nodige middelen doen. Vroeger waren de tussenkomsten van de Cocof en de VGC hoofdzakelijk op cultuur in de enge zin gericht. Brussel is ondertussen op sociologisch vlak veranderd. Behalve het probleem van de vergrijzing, heb je ook heel veel actieve senioren. Er is de stadsvlucht, er is de aanwezigheid van migranten van de tweede en derde generatie, enzovoort. De investeringen van Cocof en VGC hebben een socio-cultureel en sociaal karakter gekregen. Ze hebben te maken met de kwaliteit van het leven in een stad en ze zijn belangrijk voor de twee gemeenschappen in Brussel.

Als het Brussels gewest die inspanning via de gemeenschapscommissies wil volhouden, ontstaat onvermijdelijk de vraag naar een hogere financiering. Volgens een nieuwe studie die door de Vlaamse denkgroep De Warande gepromoot wordt, krijgt het Brussels gewest genoeg geld voor zijn hoofdstedelijke en Europese functies en zou men beter de bevoegdheden tussen het gewest en de negentien gemeenten anders verdelen.

Ducarme: De financiering van het Brussels gewest moet omhoog. Daar is onder de Brusselaars geen discussie over. Het is nog te vroeg om over een andere, interne bevoegdheidsverdeling te praten. Eens zal die zich opdringen om die complexe stedelijke regio beter te beheren en te besturen. Dat moet ook in samenhang met Waals- en Vlaams-Brabant gebeuren, want zij vormen de echte Brusselse periferie. Bovendien is in de verdere ontwikkeling van Europa een sleutelrol voor de grote metropolen weggelegd. Zonder afbreuk te doen aan de betekenis van bijvoorbeeld Antwerpen of Gent, maar in België zal het belang van Brussel in die evolutie alsmaar toenemen. Dat is de meerwaarde van Brussel als derde gewest. Daar hebben Vlamingen en Franstaligen belang bij, zodat Brussel tegelijk een voedingsbodem voor een betere verstandhouding kan zijn. Dat is ook de overtuiging van een nieuwe generatie van Brusselse politici.

Hoe houdt u een discussie over de faciliteitengemeenten buiten de Brusselse Costa?

Ducarme: Het terrein is duidelijk afgebakend. In de Brusselse Costa spreken we over het Brussels gewest met zijn negentien gemeenten. En wat de faciliteitengemeenten betreft: in de teksten van Lambermont-bis en in de toelichting bij de regionalisering van de gemeente- en provinciewet komen de waarborgen voor de Franstaligen aan bod.

Daar heeft ook FDF’er Maingain vrede mee?

Ducarme: Hij zal in de Brusselse Costa niet over de faciliteitenregeling spreken. Maar de regel dat er naast de punten van het Brussels regeerakkoord nu geen andere eisen aan de orde zijn, geldt ook voor alle andere deelnemers.

Komt er op 18 april een resultaat uit de bus of moet ook de Brusselse Costa pas in juni landen?

Ducarme: Volgens het Brussels regeerakkoord hebben we tijd tot 31 december, maar ik ben niet hypocriet. Ik weet ook dat een akkoord over Brussel met de stemming over Lambermont-bis verbonden is. Zowel aan Vlaamse als aan Franstalige kant zullen er tactische zetten rond die samenhang komen. Ik gebruik het beeld van de Gentse wielerpiste: de renners beloeren elkaar, ze surplacen, ze proberen weg te spurten, maar uiteindelijk rijden ze samen over de streep.

Over het algemeen is de sfeer in de Brusselse Costa goed. Tegenover een mix van politieke generaties en gevoeligheden, span ik me in om niet in de conflictschema’s van de jaren zeventig en tachtig vast te lopen. Die strijd levert nu niets meer op. In tegenstelling tot Vlaanderen en Wallonië bestaat het Brussels gewest nog maar tien jaar. Brussel kan een belangrijke stap zetten op weg naar politieke en bestuurlijke rijpheid. Ook de inwoners van Brussel zelf willen een akkoord. Ze willen instellingen die een duidelijke politiek voeren en iets aan hun problemen doen.

Guy Clémer, Stefaan Huysentruyt en Wim Van der Beken, ‘Brussel kan beter’, Uitgeverij Die Keure, 155 blz.

Patrick Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content