Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Negentien jaar geleden trilde Valkenburg van geluk toen Jan Raas voor eigen volk wereldkampioen werd. Nu zal het enthousiasme veel minder zijn als zondag in dezelfde gemeente weer om de regenboogtrui wordt gestreden.

Meer dan ooit hangt de wielersport in de touwen. De wrange dopingaffaires en grootschalige justitiële onderzoeken tijdens en na de Ronde van Frankrijk zorgen bij de ooit zo populaire volkssport voor ernstige letsels. Sinds er net voor de start van de Tour in de auto van Festina-verzorger Willy Voet een gigantische lading epo, anabolica en groeihormonen werd aangetroffen en de ploeg van Alex Zülle en Richard Virenque later werd uitgesloten, kreunt de karavaan onder de meest wilde verdachtmakingen en speculaties. De indruk ontstond dat heel het peloton naar prestatiebevorderende middelen greep. Zeker vanaf het moment dat steeds meer renners geen uitweg meer zagen toen het net van bewijsstukken zich rond hen sloot: zij erkenden doping te hebben gebruikt, al dan niet met de hulp en het medeweten van ploegleiders en/of dokters.

De wielersport, waarrond al van oudsher een waas van schimmigheid hangt, komt de uppercut niet te boven. “Hoe vaak je nu ook benadrukt dat de meeste renners geen doping nemen, er is niemand die je nog gelooft”, zegt Jan Raas. Als kopman van de legendarische Raleigh-ploeg van Peter Post bouwde Raas, gevormd door trainingslabeur in de Zeeuwse wind, een schitterende erelijst uit. Met tal van overwinningen in klassiekers en met als opperste bekroning de wereldtitel van 1979 in Valkenburg. In 1985 stapte Raas, gekweld door helse rugpijnen, van de fiets in de volgwagen om een paar jaar geleden het sportdirecteurschap in te ruilen voor een job van manager bij de Rabobank-ploeg. “Het leeftijdsverschil met de renners werd te groot en bovendien ligt het me niet zo om die gasten constant over hun bol te aaien, terwijl ze dat meer dan ooit nodig lijken te hebben”, grijnst Raas (45) die wel het uithangbord blijft van Nederlands grootste wielerploeg en alle touwtjes stevig in handen houdt.

Jan Raas is een leider, een man van rechte lijnen. Als renner nam hij nooit een blad voor de mond en zette ooit het peloton tot een staking aan. Als ploegleider hield hij van duidelijke afspraken en een strakke discipline. Als manager werkt hij vanuit een grote passie voor de wielersport samen met zijn sponsor een plan uit om het fietsen te promoten en meer licentiehouders te kweken. Rabobank investeert onder de supervisie van Raas in tal van jongerenploegen waar een professionele begeleiding het aanwezige talent moet doen ontluiken. Op de fiets kruipt Raas niet meer. Tenzij voor de organisatoren van het WK in Valkenburg: als figurant voor een WK-folder was hij bereid om in een strak maatpak enkele tientallen meters te rijden.

Maar de belangrijkste eendagswedstrijd van het jaar, die zondag in het glooiende Limburgse landschap staat geprogrammeerd, kan zich moeilijk bevrijden van het juk van de dopingzaak. En wordt bovendien onthoofd door de afmelding van tal van vedetten ( Marco Pantani, Jan Ullrich, Erik Zabel, Frank Vandenbroucke, Alex Zülle). Wat nogmaals de vraag doet rijzen of het wereldkampioenschap na de hertekening van het wielerlandschap niet te laat op de kalender staat.

Jan Raas: De vraag is: wanneer moet die wedstrijd dan wél doorgang vinden? Ik vind het heel logisch dat de Internationale Wielerunie op een gegeven moment de Ronde van Spanje van april naar september verschoof omdat het gewoon onmogelijk was om met de Vuelta, de Giro en de Tour drie grote rittenwedstrijden na mekaar te organiseren. Al merk je nu dat de meeste renners de Ronde van Spanje alleen rijden als pure voorbereiding op het wereldkampioenschap, gewoon om kilometers te maken en dat alleen de Spaanse ploegen knokken voor de eindzege. In die zin is het dan ook geen toeval dat enkele weken geleden in Madrid drie Spanjaarden op het podium stonden.

Het seizoen blijft overladen. Dat betekent dat rustperioden voor de renners steeds belangrijker worden, dat ze meer dan ooit het programma moeten spreiden. Wij hebben nu bijvoorbeeld een uitnodiging gekregen om in januari in Australië een zevendaagse rittenwedstrijd te rijden, nadien kunnen we naar Maleisië om daar een paar koersen af te werken. Het is een financieel heel aanlokkelijk voorstel. Alleen kan ik er onmogelijk op ingaan. Als ik mijn renners ook al in januari in competitie laat uitkomen, dan overschrijd ik de grens van het belastbare. Het belangrijkste is tegenwoordig dat je voor je renners een goed programma in mekaar timmert. En dat je die lijn aanhoudt, dat je afziet van de verleidingen om ergens geld te gaan verdienen. Onze ploeg rijdt bijvoorbeeld nauwelijks in de maand mei. Dan worden de batterijen wat opgeladen, daar wijken we niet van af. Wij zijn een ploeg met een redelijk budget. We kunnen het ons veroorloven om lucratieve invitaties naast ons neer te leggen. In kleinere teams is dat misschien anders. Met als gevolg: er wordt steeds meer gevraagd.

Is het ook daarom dat renners gemakkelijker naar doping grijpen.

Raas: De wielersport is wel meer in opspraak gekomen door dopinggevallen. Maar wat er nu gebeurde, dat is natuurlijk tragisch. Ik zeg al jaren: er moet een heel duidelijk dopingreglement komen, vanuit het Internationaal Olympisch Comité en in samenwerking met alle bonden. Laten we één lijst hanteren en laten we alle landen op één lijn krijgen wat justitie betreft. Als je in Frankrijk komt er je hebt een product bij je dat ze daar niet kennen, dan ben je strafbaar. Terwijl het vaak hetzelfde product is onder een andere naam. Dat is natuurlijk belachelijk.

Maar de middelen die bij Willy Voet in grote mate werden aangetroffen, zijn verboden. Daar kan geen discussie over bestaan.

Raas: Daarom moet er ook geïnvesteerd worden in de dopingonderzoeken. Het blijkt dat er op de een of andere manier geprobeerd wordt om bepaalde dingen die men gebruikt te verdoezelen. We moeten ervoor zorgen dat dit gewoon niet kan. Moeten we een middel zien te vinden dat de sporen van epo, om maar een voorbeeld te noemen, altijd in de urine aantreft. De controles moeten zo sluitend worden dat frauderen en misleiden gewoon uitgesloten is.

Dat Voet zoveel producten bij zich had, doet het vermoeden rijzen dat er wel een heel grote afzetmarkt moet zijn.

Raas: Het probleem is nu inderdaad dat alles wordt veralgemeend.

Er wordt gezegd: iedereen pakt.

Raas: Terwijl dat niet zo is, daar ben ik heilig van overtuigd. In onze ploeg zijn er wat dat betreft heel duidelijke reglementen: wie op doping wordt betrapt, vliegt er op staande voet uit. En blijkt het georganiseerd te zijn, dan trekt de sponsor zich meteen terug, dat staat in ons contract. Dat betekent in dat geval: 65 man op straat. Ik denk dat de renners wel zullen uitkijken vooraleer ze zich daaraan wagen. Algemeen vind ik trouwens dat er van hogerhand veel zwaardere straffen moeten komen.

Maar de indruk blijft dat heel de wielersport stinkt. Dat iedereen net zolang ontkent tot hij niet meer anders kan en dat veel verdoken blijft. Want de wielrennerij is een besloten milieu waarin iedereen mekaar beschermt.

Raas: Je kan alleen maar vaststellen: er is in de Ronde van Frankrijk bij bepaalde ploegen gezocht en bij andere ploegen helemaal niet. Dat zal wel geen toeval zijn. Er is heel veel geschreven en gezegd. Interviews met dokters die naamloos willen blijven, bijvoorbeeld: ik vond dat zo gemakkelijk. Zo kan je alles en iedereen in diskrediet brengen.

Van de andere kant worden er van de renners zoveel inspanningen gevraagd. Het lijkt gewoon onmogelijk om de Ronde van Frankrijk te rijden zonder prestatiebevorderende middelen.

Raas: Waarom zou dat niet kunnen? Op voorwaarde dat een renner de juiste vitamines krijgt. Ik blijf erbij: die controles kunnen niet waterdicht genoeg zijn. Als we ertoe komen dat het voor de renners gewoon uitgesloten is om de middelen te maskeren die ze genomen hebben, dan komt de wielersport daar op termijn als grote winnaar uit. Ik vind het heel goed dat justitie zo fel doorgaat, al had ik soms mijn vragen over de manier waarop. Ik bedoel: een tennisser moet je ’s ochtends om zes uur niet uit zijn bed sleuren voor een bloedproef, die weigert gegarandeerd. En dat iemand als Cees Priem zolang in Frankrijk moet blijven terwijl ze niets meer vinden, dat begrijp ik ook niet. Laat hem gewoon naar Nederland teruggaan en roep hem terug als dat nodig is. Priem zal echt niet vluchten. Maar los daarvan kan de wielersport niet snel genoeg gezuiverd worden. Ook de ploegen moeten daaraan meehelpen. Als de renners dan in de Ronde van Frankrijk eventueel twee kilometer minder per uur rijden, dan zal niemand daarover vallen. Al moet je de redenen voor de betere prestaties echt niet in stimulerende middelen zoeken.

Maar in de betere begeleiding, in een andere trainingsmethodiek, in de wetenschappelijke bevindingen die tegenwoordig op dat vlak worden gebruikt?

Raas: Absoluut. Dat is een van de fouten die ik vroeger als sportdirecteur heb gemaakt. Ik trok te laat een budget uit voor trainingsbegeleiding, voor het aantrekken van bijvoorbeeld inspaningsfysiologen. Terwijl er op dat moment heel revolutinaire dingen gebeurden, met een Francesco Moser die bijvoorbeeld Milaan-Sanremo won zonder specifieke voorbereiding. De Italianen hebben veel beter op al die nieuwe bevindingen geanticipeerd, dat is bekend. Wij hadden vroeger een budget moeten uittrekken voor een medische en een technische begeleiding. Als daar financieel geen ruimte voor is, dan trek je maar één of twee renners minder aan. Al vond ik toch altijd: misschien kunnen renners ook uit eigen beweging eens investeren in dat soort dingen. Ik heb me vroeger altijd in zoveel mogelijk facetten van het vak verdiept. Essentieel vond ik daarbij dat ik de tegenstanders heel goed kende. Ik las alle interviews die met andere renners verschenen, ik pluisde dat echt helemaal uit, tot in de kleinste details. En ik probeerde daar tijdens de wedstrijden mijn voordeel uit te halen. Ik heb dat al eens eerder gezegd: mijn hoofd was een soort databank waarin ik alle gegevens opsloeg. Ik heb daaraan heel veel overwinningen te danken. Ook die wereldtitel in Valkenburg.

Hoe bedoel je?

Raas: Ik had maanden aan een stuk naar die wedstrijd toegeleefd. Na de Ronde van Frankrijk liet ik een aantal criteriums vallen, ik reed de Ronde van Duitsland en de Ronde van Nederland, alles in het licht van die ene dag. De omloop was voor mij op maat geknipt: zwaar maar net niet te zwaar. Tot op één kilometer van de meet verliep alles heel goed. Toen demarreerde die Fransman, André Chamel. Hij sloeg meteen een bres van honderd meter, ik zag hem steeds verder wegschuiven. Op dat moment zat ik in het wiel van Didi Thurau. Ik was bloednerveus, maar ik wist: hij is nog veel zenuwachtiger, hij gaat reageren. Dus bleef ik zitten. Velen hebben zich daar achteraf over verbaasd. Ze zeiden: als Thurau ook blijft zitten, dan win je nooit. Maar het ging er juist om dat ik wist wat Thurau zou doen. Hij stortte zich inderdaad in de achtervolging en ik haalde het in de spurt.

Na een heel incidentrijke koers.

Raas: Op een gegeven moment werd in beeld gebracht dat ik aan een broek van een ploegmaat hing. Daar is toen heel veel commotie over geweest. Alleen was dat toen de meest normale zaak in het peloton. Dat frappeerde me meteen toen ik prof werd, de manier waarop kopmannen broeken pakten. Iedereen wist dat het gebeurde, maar niemand zei iets. Mijn pech in Valkenburg was dat er net voor het WK een serieuze ruzie was ontstaan tussen Peter Post, mijn toenmalige ploegleider, en Martijn Lindenberg, de regisseur van de NOS. Dus liet Lindenberg een camera op mij zetten. Je zag heel duidelijk dat ik al eens aan een broekje en aan een truitje hing.

Eigenlijk moest je uit de wedstrijd genomen worden.

Raas: Inderdaad. Maar dat durfde de jury niet. Maar achteraf is er tegen dat soort handelingen wel veel harder opgetreden. Tot ze helemaal uit het peloton verdwenen. In die zin heb ik baanbrekend werk verricht. Anderzijds moet ik zeggen: die wereldtitel heeft zeker in België mijn populariteit niet verhoogd. Ik werd daar uitgefloten, het was niet mooi om horen. Gelukkig duurde dat niet lang. Ik koerste eigenlijk heel graag in België. De gastvrijheid van de mensen, ik vond dat schitterend. Voor elke wedstrijd ging ik weer bij dezelfde mensen om me om te kleden. Dat werden op de duur vrienden, de tafel stond gedekt toen we arriveerden. Prachtig was dat. Die romantiek, die gezelligheid, die mis ik nu het meest.

Zou je nu nog in het peloton kunnen aarden?

Raas: Ik vermoed van wel. De druk is groter, maar die heb ik in mijn tijd nooit ontlopen. Dat kon ook moeilijk als je in die ploeg van Peter Post reed. Ik deed het alleen op mijn manier: door op tijd en stond ook anderen iets te gunnen.

Jan Raas, de exponent van de verdeel- en- heerstactiek.

Jan Raas: Ik had heel snel door dat je alleen een zekere eendracht in de ploeg kon houden door niet altijd zelf te willen winnen. Na een grote overwinning dacht ik altijd: ik moet nu zo snel mogelijk iets terugdoen. Het jaar voor ik wereldkampioen werd, kwam ik op de Nurburgring net iets te kort, dus cijferde ik me weg voor Gerrie Knetemann die won. Maar in Valkenburg stond iedereen achter mij.

Is het parcours waarop nu wordt gereden te vergelijken met de omloop van negentien jaar geleden?

Raas: In grote lijnen wel. Ook nu zal de Cauberg, net voor de aankomst, weer als scherprechter fungeren. Eigenlijk was het een omloop voor Frank Vandenbroucke. Maar die doet nu niet mee. Jammer, heel jammer.

Wat vind je van Vandenbroucke?

Raas: Een hele grote klasbak. Maar hij sukkelt altijd op de een of andere manier met zijn gezondheid. Als het zijn pees niet is, dan zijn het, zoals nu, zijn tanden. Maar hij zal nog hele mooie dingen laten zien. Althans, bij momenten, want dat wisselvallige, dat hoort kennelijk bij hem. Ik vraag me ook af of hij er wel zo goed aan deed om bij Mapei weg te gaan. Nu zal de druk veel groter zijn. Ik heb ook met Vandenbroucke gesproken. Dan hoorde ik: die en die moet er bijkomen, dan nog een verzorger en een mecanicien. Dat kan niet bij ons, want dan krijg je een ploeg in een ploeg. Bij Cofidis zien ze dat kennelijk anders, want al de mensen die Vandenbroucke meewilde, die zijn ook meegegaan. Ik weet niet of dat zo goed is voor de homogeniteit.

Wie wordt zondag wereldkampioen?

Raas:Peter Van Petegem is een grote kanshebber. Die rijdt echt heel goed. Maar mijn favoriet is Michele Bartoli. Als hij op de Cauberg mee vooraan zit en dan demarreert, dan zal niemand hem kunnen volgen. Want Bartoli is zo explosief, dat zag je ook al in Luik-Bastenaken-Luik. Het zou natuurlijk ook wel mooi zijn: de winnaar van de wereldbeker in de regenboogtrui. En het zou bewijzen dat een renner wel degelijk een seizoen goed kan doorkomen als hij maar te werk gaat volgens een duidelijk uitgetekend programma en zichzelf niet vergaloppeert. Maar dat heeft vooral ook te maken met de mensen die hem begeleiden. Een van de grootste problemen in de wielersport is en blijft dat renners te veel wedstrijden moeten rijden. En dat degenen die zich op één doel toeleggen, dikwijls kritiek krijgen. Zoals Jan Ullrich. Terwijl die dat toch goed bekijkt. Bovendien kan je je niet voorstellen hoe mentaal zwaar het moet zijn om alles op die ene koers toe te spitsen. Ik heb dat destijds ook ervaren met dat WK in Valkenburg. Ofschoon het om een relatief korte periode in een seizoen ging.

Blijft de passie voor de wielersport na al die jaren nog even groot?

Raas: Zeer zeker. Terwijl ze me vroeger weleens aanwreven dat ik niet alles uit mijn carrière haalde omdat ik niet bezeten genoeg was. Ergens schuilde daar wel een bron van waarheid in. Ik kon me drie maanden lang helemaal toeleggen op een bepaald aantal wedstrijden, maar nadien moest ik even wat gas terugnemen. Maar in die drie maanden deed ik er dan ook alles voor. Dan leefde ik bij wijze van spreken met een fiets in de buik. Ik ben altijd iemand geweest met heel duidelijke objectieven. Ook toen ik prof werd, nam ik me voor om binnen de drie jaar kopman te worden. Anders hing ik de fiets aan de haak.

Mis je, nu je je meer op de achtergrond beweegt, het contact met de renners niet?

Raas: Zoals gezegd lag het me niet zo om ’s avonds op de kamer met de renners te gaan praten, om hen op te monteren. Ik had dat destijds ook niet nodig, ik bracht er mezelf weer bovenop. En het gevaar is dat je je eigen normen altijd weer bij anderen gaat leggen. Anderzijds vond ik wel dat er een interessant, bijna contradictorisch aspect aan dat sportdirecteurschap hing: ik moest uit renners die puur met zichzelf bezig zijn, toch een eenheid proberen te smeden. Want dat heb ik destijds bij Peter Post geleerd: zonder die onderlinge band van solidariteit bereik je in de wielersport niets. Maar die samenhang moet er dan op alle niveaus zijn. Bij de renners, bij het personeel. Bij ons kan het echt niet dat bijvoorbeeld een verzorger met een paar koffers sleurt terwijl een mecanicien staat te kijken.

Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content