Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Op maandag 5 februari begint voor het hof van kassatie in Brussel het Uniop-proces. Gewezen minister Guy Coëme (PS) staat daarin terecht met zeven medebeklaagden. Een overzicht van de zaken.

EIND ’93, begin ’94 hield de Luikse onderzoeksrechter Véronique Ancia overleg met een aantal kollega’s te lande. Het Luikse gerecht had zopas het parlement gevraagd om, wegens hun aandeel in de Agusta-zaak, de onschendbaarheid van Guy Spitaels en Guy Mathot op te heffen en Guy Coëme (allemaal PS’ers) naar het hof van kassatie te verwijzen. Ancia wilde bij haar kollega’s nagaan of de naam van de drie Guy’s nog in andere affaires was gevallen. Haar Agusta-onderzoek dreigde namelijk, bij gebrek aan nieuwe elementen, opnieuw vast te lopen.

Tijdens die gesprekken kwam de Brusselse onderzoeksrechter Jean-Claude Van Espen met het Uniop-onderzoek op de proppen, dat ook de namen van Guy Coëme, Guy Spitaels en Willy Claes (SP) citeerde. De enquête draaide rond de aktiviteiten van het Universitair Instituut voor Opiniepeilingen (Uniop), dat opereerde onder de vleugels van de Université Libre de Bruxelles (ULB) en de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Volgens Van Espen was dit enquêtebureau niet veel meer dan een scherm om, door middel van duurbetaalde opiniepeilingen voor overwegend socialistische kabinetten, de kas van de Parti Socialiste te spekken.

Het Uniop-onderzoek was midden 1989 opgestart en in de loop der jaren stilgevallen. Geen hond geloofde nog dat de affaire ooit zou worden uitgespit.

Tot dan waren in deze zaak drie verdachten in beschuldiging gesteld : Camille Javeau, direkteur van Uniop, Nicole Delruelle-Vosswinkel, bestuurder van het enquêtebureau, en Robert Willermain, toenmalig kabinetschef van minister Robert Urbain (PS) van Buitenlandse Handel. Zij bleven eind ’89 wekenlang aangehouden. In januari ’94 volgde een vierde inbeschuldigingstelling, die van Javeau’s beschermheer bij de PS en sekretaris-generaal bij de Franse Gemeenschap, Merry Hermanus. Enkele weken nadien, op 7 februari, stuurde Van Espen zijn rapport naar de prokureur des konings in Brussel. Daarmee kreeg de Uniop-affaire een definitieve wending, want begin juli ’94 legde prokureur-generaal André Van Oudenhove bij een parlement een verzoek neer om de ministers Willy Claes, Philippe Moureaux (PS) en Guy Coëme naar kassatie te verwijzen. Tegelijk vroeg het gerecht de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van Guy Spitaels en PRL-senator Hervé Hasquin, gewezen voorzitter van de ULB en de enige liberaal in dit gezelschap. Uiteindelijk stemde de kamer alleen in met de doorverwijzing van Coëme. Voor de anderen vond het parlement de aanwijzingen te licht wegen. Waarna het Uniop-onderzoek opnieuw voortkabbelde.

Tot op 8 november ’95, Coëme en zeven medebeklaagden, allen notoire PS’ers ( zie kader), voor ’s lands hoogste rechtbank werden gedaagd. Voor het eerst sinds 1865 moet een gewezen minister zich voor het hof van kassatie verantwoorden voor daden gesteld tijdens zijn ministerschap. Het proces begint op maandag 5 februari in Brussel.

GOEDE KLANTEN.

Vanaf het einde van de jaren zeventig tot het opdoeken van het enquêtebureau, eind ’89, verrichtte Uniop, al dan niet in samenwerking met het Institut de Sociologie (IS), zo’n 170 opiniepeilingen of onderzoeken. Onder de opdrachtgevers niet alleen PS’ers, maar ook liberalen en kristen-demokraten. En soms een eenzame VU’er, zoals Hugo Schiltz die in ’89 voor Wetenschapsbeleid een bestelling plaatste bij het IS : ten bedrage van 6,4 miljoen frank en voor een studie over les soins institutionels pour les personnes âgées.

Een biezonder trouwe klant was Philippe Busquin. Tussen ’81 en ’88 bestelde hij als minister een negental studies, voor een totaal van meer dan 24 miljoen frank, bij het IS of bij Uniop. Tussen ’81 en ’87 lieten Busquin, Urbain en Philippe Monfils (PRL) samen niet minder dan zeven peilingen over de pharmacodépendance zeg maar het medicijnenverbruik van de bevolking uitvoeren. Kostprijs : 14,8 miljoen frank. Op de lange lijst van studies en peilingen komt zelfs een grappig colloque imaginaire Européen voor, een opdracht ten belope van (slechts) 95.000 frank van toenmalig staatssekretaris voor Europese Zaken Annemarie Lizin (PS).

Van ’81 tot ’89 verzette Uniop, samen met het IS, zo’n 250 miljoen frank aan bestellingen. In 1988-’89 alleen al bracht Javeau voor 90 miljoen frank aan studie-opdrachten binnen. Sommigen van die bestellingen werden, op vraag van de klanten, gefaktureerd door het IS of de universteit, want die zijn niet BTW-plichtig.

Midden ’89 kwam aan dit alles een einde. Toen werd Uniop-direkteur Camille Javeau aangehouden op verdenking van verduistering en fraude ten nadele van zijn werkgever al heeft deze laatste nooit klacht ingediend. De naam van Camille Javeau, destijds ook voorzitter van de Franstalige Atletiekliga, was vooral in sportkringen en in een kleine, exclusieve kring van PS’ers gekend. Enkele weken voor zijn aanhouding echter trad hij voor een breder voetlicht, omwille van zijn aandeel in de vrijlating, midden juni ’89, van de Belgische gijzelaar dokter Jan Cools, die door een wat duistere Libanese militie was vastgehouden. Die episode luidde voor Javeau het begin van zijn ondergang in.

NAAR LIBIE.

Dokter Jan Cools werd op donderdag 15 juni ’89 in het Libanese Sidon vrijgelaten door diegenen die hem in mei ’88 hadden ?ontvoerd”. Cools werd er opgewacht door de Belgische minister van Buitenlandse Handel Robert Urbain. Er was een Lear jet gecharterd om de onfortuinlijke dokter via Damascus en Athene naar huis te brengen.

Een week eerder had Urbain samen met zijn kabinetschef Robert Willermain in Tripoli een bezoek gebracht aan de Libische leider Moeammar Kadhafi. Die had hem laten verstaan zich te zullen inzetten voor de vrijlating van de Belg.

Urbains bezoek aan Kadhafi was minutieus voorbereid door Camille Javeau, die twee dagen eerder al naar de Libische hoofdstad was gevlogen, samen met Al Faitouri, de Libische ambassadeur in Brussel. De ontmoeting met Kadhafi was het resultaat van maandenlang overleg tussen het kabinet van Urbain en de Libische ambassadeur. Daarbij was Javeau opgetreden als bemiddelaar, samen met zijn Marokkaanse compagnon Nouri Legbir, een vrijgestelde van de Franstalige kristelijke arbeidersbeweging CSC en verantwoordelijke van de Ecole de l’Unité Arabe en van de Maisons Arabes de la Culture Ouvrière (MACO). Legbir, inmiddels gepensioneerd, beschikte over talloze kontakten in de Arabische wereld, van Irak tot Libië, en was kind aan huis bij de meeste Arabische ambassadeurs in ons land. Bij de Belgische staatsveiligheid stond hij geficheerd als een in het oog te houden sujet. Ook al omdat van de Ecole de l’Unité Arabe werd beweerd dat de Libiërs haar sponsorden.

Nadat Javeau’s relatie met Legbir binnen de PS bekend was geraakt, werd hij daarover door Willermain aangesproken. De PS wilde immers een lijn uitgooien naar de Libiërs om de vrijlating te bekomen, niet alleen van Jan Cools, maar ook van de familie Houtekins die in ’85 was opgepakt door de Libiërs en overgedragen aan de Palestijnen.

Alvorens zich in dit wespennest te wagen, nam Javeau kontakt op met SP-topman André Cools, de vaste vriend van zijn hiërarchische overste bij Uniop, Nicole Delruelle. Cools zei hem : ? Vas-y, maar… wees voorzichtig.”

Aanvankelijk weigerde Urbain naar Tripoli te reizen voor een ontmoeting met Kadhafi. Urbain had voorgesteld naar Tunesië te gaan voor een korte vakantie, en daar zou hem dan ?door een Libiër de vrijlating van Jan Cools worden aangeboden.” Maar zo hadden de Libiërs het niet begrepen. Die wilden ten aanschouwe van iedereen ?de humane rol” aantonen van hun grote leider, die door de westerse wereld werd geïsoleerd. Er was een bevel van André Cools nodig om Urbain naar Tripoli te krijgen.

Sinds de vorming van de rooms-rode regering- Martens VIII in ’88, vochten de socialisten een kleine oorlog uit met het departement van Buitenlandse Zaken, toen nog geleid door Leo Tindemans (CVP). Het was algemeen geweten dat Guy Spitaels doodgraag Buitenlandse Zaken had bezet, maar de interne geschillen bij de PS met de Happart-aanhang verplichtten hem partijvoorzitter te blijven. Wat niet belette dat de PS zich voluit met Buitenlandse Zaken ging bemoeien. Zo voer minister van Defensie Guy Coëme een eigen buitenlandse koers en trok Urbain zich weinig aan van enig overleg met Tindemans. Zelfs Annemarie Lizin, staatssekretaris voor Europese Zaken en eigenlijk alleen bevoegd voor de verspreiding van de Europese gedachte in eigen land manifesteerde zich ongegeneerd op buitenlandse fora.

FABULATEUR ?

Een geslaagde tussenkomst van de PS in de vrijlating van Cools en de familie Houtekins zou een zware klap betekenen voor Tindemans, die als CVP-kopman naar de Europese verkiezingen van juni ’89 stapte. Het scenario klopte feilloos. Letterlijk op de vooravond van die verkiezingen kwam Cools vrij. Tindemans, zo bleek achteraf, was van niets op de hoogte en vernam de vrijlating van Cools pas later tijdens een campagne-stop in Bobbejaanland.

?De vrijlating van Cools heeft het land geen cent gekost,” verzekerde Urbain. Niettemin verhoogde het kernkabinet in die dagen het budget van de departementen van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking plotseling met 2,5 miljoen frank. Uitleg daarover werd nooit verschaft.

Wat een triomf had moeten worden voor Urbain, werd echter verstoord door perslekken over de rol van Javeau. Die ontkende niet en gaf zelfs uitgebreide interviews aan De Morgen, Le Soir, RTBF en VTM, waarin hij zijn tussenkomsten uit de doeken deed. Bij de PS wisten ze niet waar ze het hadden van koleire. Urbain en Willermain deden prompt Javeau af als een kwast, ?un fabulateur”. Willermain herhaalde die bewering later tijdens één van zijn ondervragingen. Een gevaarlijke bewering die, als ze op het Uniop-proces ter sprake komt, Willermain zal moeten staven. Wat de gewezen kabinetschef dan weer koste wat kost zal willen vermijden, kwestie van geen uitleg te moeten verschaffen over de manier waarop zijn reis en die van zijn minister naar Tripoli werd georganizeerd en… betaald.

Ook Spitaels, nochtans op de hoogte van de rol van Javeau, verloochende de man prompt. ?De voorzitter kan niet anders,” klonk het destijds in PS-kringen. En er werd steevast, ietwat samenzweerderig, aan toegevoegd : ?Raison d’état !”

Javeau was door de reaktie van zijn vrienden ferm in de kuif gepikt. In die mate zelfs dat hij terstond kontakt opnam met Jean-Louis Six, destijds kabinetschef bij Annemarie Lizin, met de vraag : ?Wil uw minister de familie Houtekins vrij krijgen ?” Uiteraard had Lizin zin ! Op zaterdag 8 juli ’89 had Lizin in het appartement van kabinetschef Six een voorbereidend gesprek met Javeau en Nouri Legbir. Er werd afgesproken de hele machine na de vakantie in gang te zetten. Lizin zou, om te beginnen, een brief schrijven naar Kadhafi. Of die missive ooit werd verstuurd, is vooralsnog niet duidelijk.

Sommigen bij de PS wisten via hun Libische kontakten dat de familie Houtekins niet, zoals officieel beweerd werd, in Libanon werd vastgehouden, maar wel in Libië. De Belgisch-Franse familie was in de loop van ’85 opgepakt voor de Libische kust. Aan boord van hun boot, de Silco, zou zich elektronische apparatuur hebben bevonden om de verbindingen van de Palestijnen in Libië beluisteren, ten behoeve van de Fransen en… de Israëli’s. Ze werden door de Libiërs aan de Palestijnen overgedragen. Tot de vooravond van haar vrijlating eind ’90 verbleef de familie Houtekins in Libië. De hele episode kreeg later een vervelend staartje voor Tindemans’ opvolger op Buitenlandse Zaken, Mark Eyskens (CVP).

GESTOLEN DOKUMENTEN ?

Een herhaling van het Cools-nummer werd Javeau echter niet gegund. Op 26 augustus ’89, na zijn terugkeer van een verblijf in de Verenigde Staten, werd hij ondervraagd en aangehouden. Hij bleef drie maanden in de gevangenis. Nadien volgden de aanhoudingen van Delruelle en Willermain.

Volgens de uiteenzettingen, in juli ’94, van Van Espen en Van Oudenhove voor de kommissie van Justitie in de senaat, zou het Uniop-onderzoek zijn begonnen na persberichten over Javeau en de gang van zaken bij het enquêtebureau. Uit recente ondervragingen komt een heel ander verhaal te voorschijn.

Begin juli ’89, even na de vrijlating van Jan Cools, was de francofone atleet Jacques Borlée, met de hulp van ene Julien Carbonez, die op 15 juli ’89 bij Uniop werd ontslagen, begonnen met het inzamelen van dokumenten die de malversaties van Javeau moesten aantonen. Om de stukken uit de Uniop-archieven te jatten, kregen zij de hulp van Colette Brichaux, de sekretaresse van Javeau. Borlée zou haar hebben verzekerd : ?… kommissaris Frans Reyniers is op de hoogte.”

Borlée, die beweerde uit burgerzin te handelen, nam daarop kontakt op met Jaak Rogge en Adrien Van den Eede van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Komitee (BOIK) om hen zijn bevindingen en dokumenten voor te leggen. Daarna had Borlée, op voorstel van Rogge, op 14 augustus ’89 een onderhoud met Roger Moens, kommissaris-generaal van de gerechtelijke politie en zelf een gewezen topatleet. Een week later trok Borlée, alweer na tussenkomst van Rogge, naar VUB-rektor Sylvain Loccufier, de voorzitter van Uniop. Tussendoor onderhield hij, op gezag van Moens, voortdurend kontakt met kommissaris Reyniers.

Deze laatste verklaarde op 17 november ’95 : ?Het is dus duidelijk dat deze zaak aan het rollen ging ingevolge de bezoeken van Borlée.” De gewezen kommissaris voegde eraan toe : ?Ik voelde dat het hier een delikate zaak betrof. Ik kon op dat ogenblik mijn hiërarchische oversten niet raadplegen, gelet op de verlofperiode. Ik heb daarom deze zaak even laten rusten en heb op dat ogenblik geen proces-verbaal opgesteld.”

Volgens Reyniers was het ook duidelijk dat de (latere) persberichten ?ons toelieten het onderzoek te starten zonder Borlée te verbranden en zijn anonimiteit te bewaren…”

Moens noch Reyniers kunnen zich herinneren ooit dokumenten van Borlée in ontvangst te hebben genomen. Nochtans verklaarde Rogge op 20 september ’95 deze stukken persoonlijk aan Moens te hebben overhandigd. ?Hij vergist zich,” getuigde Moens eind ’95.

Een andere getuige, kommissaris Georges Ceuppens, bevestigt echter dat zijn overste Frans Reyniers destijds van Moens inderdaad dokumenten kreeg, die afkomstig waren van Borlée.

GEKIBBEL.

Voor het hof van kassatie, dat hoopte de Uniop-zaak in twee weken tijd te kunnen afhandelen, komen deze verklaringen biezonder ongelegen. Want ze kunnen tot eindeloos juridisch gekibbel leiden over de vraag of de hele affaire al dan niet op basis van gestolen stukken werd opgestart.

Blijkbaar was kassatie zich van geen kwaad bewust toen het op 8 november ’95 Coëme en zijn zeven medebeklaagden dagvaardde. Nadien pas kreeg het hof weet van de klacht die Javeau in 1991 tegen Borlée indiende. Met als gevolg dat eind november nog snel politiemensen als Ceuppens, Reyniers en Moens moesten worden ondervraagd. Elk van die verklaringen bekrachtigde grotendeels wat Javeau al jaren beweerde.

Volgens advokaten van betrokkenen is het duidelijk : het hele Uniop-dossier werd in elkaar geflanst. Aantijgingen zoals deze tegen, bijvoorbeeld, Jean-Louis Mazy en Jean-Louis Stalport houden geen steek. Geen van beide was rechtstreeks gemoeid met de studie-opdrachten die hun ministers, Coëme en Moureaux, bij Uniop en/of bij het Institut de Sociologie plaatsten.

Het zal ook moeten blijken of de aanklachten tegen Coëme overeind blijven. Coëme ontkent niet destijds als jong, aankomend parlementslid en minister allerhande, welgekomen voordelen te hebben genoten vanwege Delruelle en Javeau. Zo werd zijn abonnement op La Wallonie door hen betaald, evenals een Berlitz-kursus Engels. Vraag is of zoiets, in de jaren tachtig, een onwettige vorm van partijfinanciering was ? Temeer omdat het gerecht moeilijk kan aantonen dat de studies van Uniop in opdracht vanCoëme te zwaar gefaktureerd werden. Uit vergelijkigen blijkt namelijk dat het enquêtebureau zich aan de vigerende marktprijzen hield en niet eens tot de duurste in deze branche behoorde.

Het valt ook moeilijk vol te houden dat het hier telkens om nepstudies handelde, gelet op de respons die onder meer de Uniop-enquêtes onder miliciens en beroepsmilitairen destijds in de landelijke pers kregen. Bovendien zit in het dossier een verklaring van luitenant-generaal José Charlier die, gecharmeerd door het werk van Uniop, destijds bij minister van Defensie Coëme aandrong om na de peiling onder de miliciens, een gelijkaardige oefening onder beroepsmilitairen te houden.

De kwestie of Emmanuel Hollander van HHD Ogilvy & Mather, die de opdracht van Defensie kreeg, het recht had de studie in onderaanneming aan Uniop door te spelen, wordt allicht een eindeloze twist onder specialisten van openbare aanbestedingen.

VALSE FAKTUREN.

In het Uniop-dossier is de logika soms zoek. Javeau en Delruelle wordt aangewreven dat ze, in opdracht van toenmalig Waals minister Philippe Busquin, peilingen uitvoerden waarvan de prijs kunstmatig werd opgedreven. In werkelijkheid moesten de studies, die het Institut de Sociologie uitwerkte, mee de kosten dekken voor de betaling van een kabinetsmedewerker. Dat werd toegegeven door Christian Basecq, destijds kabinetschef bij Busquin en nu topman bij de ASLK. Niettemin blijft Busquin buiten schot, want voor hem zijn de feiten verjaard. Javeau en Delruelle daarentegen moeten zich daarvoor verantwoorden.

Zo is er het geval van pr-specialiste Jeanine Cornet. Cornet werkte ooit bij Information et Entreprise, het pr-bureau van Jean-Jacques Massart, nu aan de slag bij de Generale Maatschapij. In opdracht van Massart schaafde Cornet onder meer het media-imago van wijlen André Cools bij.

Cornet, die inmiddels met haar eigen pr-bureau was begonnen, werd bij Coëme geïntroduceerd door Teddy Verstrepen, een inmiddels overleden kiesdraver en vertrouweling van Cools. Zij stuurde van ’81 tot ’88 dertien fakturen naar het IS en twee naar Uniop voor prestaties, in opdracht van Coëme geleverd voor om en bij 1,8 miljoen frank. Valse fakturen, konkludeerde het gerecht. Terecht. Maar Cornet die de fakturen opstelde, wordt niet vervolgd. Coëme, Delruelle en Javeau wel.

Als alle procedureslagen zijn uitgevochten en het Uniop-proces toch doorgaat, zal nog moeten blijken wie de grote verantwoordelijkheid droeg voor de gang van zaken bij zowel Uniop als bij het Institut de Sociologie. Eind ’89 was het bij de PS, waar men Javeau gelet op zijn optreden in de zaak-Cools zo snel mogelijk wilde dumpen, bon ton Delruelle af te schilderen als een slachtoffer van de drijverijen van de Uniop-direkteur. Dat komt ook duidelijk naar voren in één van de verklaringen van Jacques Borlée. Hij vertelde dat Sylvain Loccufier hem destijds vroeg om in zijn verklaringen aan het gerecht, de beschuldigingen aan het adres van Delruelle te schrappen.

Loccufier zelf beweerde nochtans : ?Alleen mevrouw Delruelle was bevoegd om overeenkomsten en kontrakten voor Uniop te ondertekenen. Javeau had daarvoor geen enkele bevoegdheid.” Zichzelf indekkend voegde de VUB-rektor er aan toe : ?Ik heb het financiële beheer nooit gevolgd, temeer omdat ik toch mijn handtekening niet mocht plaatsen voor Uniop. Ik had zelfs niet het recht de kontrakten in te kijken, omdat in elk kontrakt een geheime clausule was ingeschreven.”

Nicole Janssens en Marthe Poumon, twee bedienden van het Institut de Sociologie en bevoegd voor de boekhouding, getuigden : ?Wij maakten alle bewijsstukken voor het IS op gezag en onder toezicht van mevrouw Delruelle op.” Met andere woorden : als Jeanine Cornet, laat staan Javeau, onrechtmatig fakturen naar het IS liet sturen, dan was Delruelle op het hoogte. Voor de inner circle van de PS, die alleen van Javeau afwilde, krijgt de hele Uniop-affaire daarmee een vervelende wending die mogelijk het hoofd van de ex-vriendin van André Cools kan kosten.

Als het ooit zo ver komt. Sommige bronnen laten namelijk verstaan dat het hof van kassatie de onvermijdelijke aanvechting van haar bevoegdheid door de advokaten van de beklaagden zou aangrijpen om de hele zaak opnieuw naar het parlement te sturen. Want er bestaat nog altijd geen wet die de berechting van een minister door het hof van kassatie regelt. Volgens sommige magistraten moet eerst en liefst op een drafje zo’n wet worden gestemd.

?Teoretisch is het mogelijk dat het hof van kassatie die houding zou aannemen,” menen juristen te weten. ?Mogelijk, maar gevaarlijk, want dat zou betekenen dat er niet alleen geen Uniop-proces komt, maar ook dat een eventueel Agusta-proces voor kassatie op de helling geraakt.”

Rik van Cauwelaert

Guy Coëme (rechts) moet wel naar kassatie, terwijl Robert Urbain (links) buiten schot blijft.

De PS wilde Camille Javeau dumpen.

Jan Cools (midden) tussen zijn bevrijders Robert Urbain (rechts) en Robert Willermain (links).

Merry Hermanus : ooit de beschermheer van Javeau.

Samen met Annemarie Lizin wilde Javeau ook de familie Houtekins-Kets vrij krijgen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content