‘Het was een vorm van literair braken’, zegt Wojciech Kuczok over het schrijven van zijn roman ‘Beerput’. Knack sprak met de angry young man van de Poolse literatuur.

INFO: Wojciech Kuczok, ‘Beerput’, vertaald door Gerard Rasch. Uitgeverij Van Gennep, 166 blz.

Net voor hij de Nederlandse vertaling van zijn roman Beerput half oktober bij ons kwam voorstellen, werd de jonge Poolse schrijver Wojciech Kuczok (°1972) in Polen gelauwerd met de prestigieuze literaire Nikè-prijs (2004). Die bekroning viel samen met de Poolse première van Striemen, een filmbewerking van de roman naar een scenario van de auteur. Kuczok ziet zichzelf als de vertegenwoordiger van een heel nieuwe generatie Poolse schrijvers, die mentaal zelfs niet meer past in het overgangstijdperk tussen de implosie van het communisme en Polens definitieve toetreding tot de Europese club. Beerput is een kroniek van onderdrukking en geweld in een Pools huisgezin. De jonge verteller gaat eraan te gronde.

Het gewelddadige huis dat u in ‘Beerput’ oproept, wordt uiteindelijk opgeslokt door de beerput die zich onder het huis bevindt. Soms had ik de indruk dat die beer niet zozeer uit de put, maar wel uit uw hoofd kwam gegulpt…

WOJCIECH KUCZOK: Dat is ook zo. Beerput is erg spontaan ontstaan. Ik kroop in de huid van een ‘held’ die zijn vreselijke kindertijd opnieuw beleeft door erover te vertellen. Ik schreef ordeloos, in een grote chaotische beweging. Het was een vorm van literair braken, een uitbarsting.

Ik was woedend toen ik me er bewust van werd hoe vals en hypocriet het burgerlijke, katholieke Poolse gezinsleven wel was. De buitenkant van dat gezinsleven is een simulatie van harmonie. Buitenshuis heerst een geveinsde bewondering voor literatuur en kamermuziek, maar achter die façade gaat een stinkende beerput schuil. Met een beeld zou je kunnen zeggen dat de mooie kristallen vazen met stinkend afwaswater gevuld zijn. Die woede heb ik van me af geschreven. Toen ik de beerput in mijn hoofd had geleegd, begon ik mijn verhaal te herschrijven en er structuur aan te geven. Maar de vorm was voor mij een bijkomstige kwestie. Het was mij vooral om de inhoud te doen.

Het gezin in ‘Beerput’ wordt getiranniseerd door de oude K., een wrede patriarch. Uit wat u daarnet zei maak ik op dat hij geen uitzondering, maar wel degelijk een typisch Pools gezinshoofd is?

KUCZOK: De roman speelt zich af in Opper-Silezië, de streek waarin ikzelf ben opgegroeid. Ik ben geboren in Chorzów en woon en werk daar nu nog altijd. Opper-Silezië is de streek waaruit ik het materiaal put waarover ik in mijn romans en verhalen vertel.

In Beerput vertelt mijn jonge held over de oude K., de wrede vader. Op emotioneel vlak is die oude K. een volslagen idioot, een analfabeet. Op geen enkel moment slaagt hij erin een echt gezinshoofd te zijn. Als schrijver breng ik hem onder bij het type van de holle mens, de mens die alleen maar een huls is met niets erin. Als vader is de oude K. niets waard, maar toch werpt hij zich voortdurend op als een autoriteit, als een echte God de Vader die de hele tijd commandeert en die graag in de pluralis majestatis spreekt. Als echtgenoot heeft de oude K. niet minder gefaald. In zijn wereldbeeld is het belangrijk dat een vrouw raszuiver en een paard mooi is, niet omgekeerd. De oude K. is echter niet alleen een beul, maar ook een slachtoffer van zijn opvoeding. Diep in zichzelf beseft hij dat hij in alles is mislukt. Net als de andere gezinsleden zit hij gevangen in de greep van de patriarchale structuren.

Uiteindelijk lijkt zelfs de jonge held enige troost in de onderdrukking te vinden?

KUCZOK: Ondanks zijn vluchtpogingen slaagt mijn held er niet in om te ontsnappen aan de schaduw van het autoritaire en wrede huis waarin hij met de zweep is opgegroeid. Hij keert altijd terug naar huis. Uiteindelijk verlangt hij niet zozeer naar vrijheid buiten het huis, maar naar een beheerste vorm van geweld binnen het huis. Hij rationaliseert zijn toestand en hij denkt dat pas aan het graf van zijn ouders zal blijken dat hij uitgerekend omwille van hun onvolkomenheden van hen gehouden zal hebben. In het internaat heeft mijn jonge held trouwens kennis gemaakt met een weesjongetje dat zo eenzaam is dat hij een vader zou willen hebben tegen wie hij kan zeggen ‘Niet slaan, papa’, liever dan helemaal alleen te zijn.

Van de jonge verteller uit Beerput weten we niet of hij op het einde zelfmoord heeft gepleegd. In elk geval wordt in het slot gesuggereerd dat het slecht met hem afgelopen is. We weten dat hij zijn spraak verloor voor hij bezweek, we weten dat hij er op een zonderlinge manier niet meer is. In mijn nieuwe bundel verhalen wordt de grens tussen het nu en het hiernamaals nog meer uitgewist. Er treden personages op die al in het hiernamaals verblijven en die vertellen over een liefde die hen heeft gedood. Maar omdat ze hun liefde over de grens van de dood heen met zich hebben meegedragen, kunnen ze als doden niet echt dood zijn.

Ik kan me voorstellen dat ‘Beerput’ in Polen niet overal even enthousiast werd onthaald?

KUCZOK: Ik schaam me niet om te zeggen dat mijn roman een boodschap heeft. Het is uitgesloten dat iemand die is opgevoed als mijn held, voor zichzelf een toekomst kan zien waarin hij bij machte is om verantwoordelijkheid te dragen of waarin hij een goede vader zou kunnen worden. Mensen die zo gewelddadig zijn opgevoed als de zoon van de oude K., zijn niet tot een gezinsleven in staat. Als ze toch trouwen en kinderen krijgen, kun je er van op aan dat hun gezinsleven een enorm fiasco wordt. Zulke mensen kunnen niet eens op een behoorlijke manier met hun vrouw omgaan. In het beste geval is hun vrouw een vervangmoeder bij wie ze moederlijke troost gaan zoeken. Kijk maar naar de oude K.: hij is zich van geen kwaad bewust als hij zijn ongelukkige vrouw vanuit de hoogte zijn ‘mooi dom braadkippetje’ noemt.

Maar er waren inderdaad misverstanden over het boek. Nogal wat critici hebben het misverstand aangewakkerd door Beerput te reduceren tot een roman die alleen maar gaat over geweld in het gezin. Ze beschouwden de personages als leden van een pathologisch gezin dat aan de zelfkant van de samenleving staat. Maar dat is niet zo. Voor mij vormen de mensen over wie ik vertel een heel normaal Pools gezin.

Ik kan alleen maar hopen dat de Poolse lezers door Beerput geraakt worden, dat ze geschokt zijn, dat ze, als ze zichzelf als slachtoffer herkennen, troost vinden in het lijden van mijn personages. Het is onbegonnen werk om de beulen weer op te voeden, maar de slachtoffers van de gewelddadige onderdrukking kunnen misschien een therapeutische troost scheppen uit de schok van de herkenning.

‘Beerput’ is de absolute anticlimax van de heroïek die tot de Poolse literaire traditie behoort?

KUCZOK: Het spreekt nogal vanzelf dat ik in Beerput breek met een heilloze literaire traditie waarin de Polen worden voorgesteld als het uitverkoren volk. Ik wil niets uit te staan hebben met dat postromantische messianisme.

Het kunstenaarschap is voor mij niet noodzakelijk een vorm van emancipatie uit de patriarchale structuren. Mijn vader is zelf een schilder en een beeldend kunstenaar. Hij wou dat ik een beter schilder werd dan hijzelf was, maar ik kan nog geen paard tekenen. Vaders willen bijna altijd dat hun zonen in hun voetspoor treden en dat ze beter worden dan de vaders zelf. Mijn vader stuurde me naar de muziekschool. Ik sloeg mijn vingers kapot op de toetsen, maar op mijn twintigste was ik nog niet in staat om de eenvoudigste Chopin uit te voeren. Ik deugde nergens voor. Hoewel ik gedichten schreef, zakte ik in het middelbaar voor Pools en moest ik blijven zitten. Hoe slechter mijn cijfers waren, hoe populairder ik werd bij mijn kameraden. Ik werd van school weggestuurd toen de schooldirectie me verantwoordelijk achtte voor een schoolfeestje dat uit de hand gelopen was. Mijn leraar Pools zei me dat ik overal zou falen, dat ik opgroeide voor galg en rad. Maar daar was ik het niet mee eens. Ik maakte mijn middelbaar af en ging naar de universiteit van Krakow om er een filmopleiding te volgen. Ik schreef korte verhalen. Ik had er geen idee van of ze iets waard waren, maar toen ze verschenen was ik natuurlijk blij te horen dat er critici waren die ze goed vonden.

Spiegelt u zich aan voorbeelden in de Poolse literatuur?

KUCZOK: Belangrijk voor mij was de ontdekking van Witold Gombrowicz, die voor mij de belangrijkste Poolse schrijver is. Gombrowicz behoort weliswaar tot een oude generatie Poolse schrijvers, maar als emigrant die in 1939, al voor het uitbreken van de oorlog, uit Polen naar Buenos Aires vertrok, is hij toch buiten het systeem gebleven. Pas na de val van het communisme eind de jaren tachtig kon ik kennismaken met de niet-gecensureerde versies van Gombrowicz’ verzameld werk. Ik was meteen gefascineerd en nu nog beschouw ik het verwijt dat ik een epigoon ben van Gombrowicz als een compliment.

Gombrowicz boeit me als de schrijver die de onvolwassenheid tot het thema van zijn werk gekozen heeft. Zijn romans gaan over de vele richtingen die de onrijpe en onvolgroeide mens, die op een kruispunt staat, uit kan gaan. Gombrowicz moet niets hebben van de Poolse mythes die het zicht op onze werkelijke toestand verduisteren. Dat spreekt me sterk aan. Witold Gombrowicz is nu razend populair in Polen. Zijn Ferdydurke heeft cultstatus en de groteske scène waarin de leerling Walkiewicz aan professor Bleekscheet moet blijven uitleggen waarom de grote dichter Juliusz Slowacki verzen van een onsterfelijke schoonheid heeft geschreven die iedereen in verrukking brengt, behoren tot de beroemdste, meest gelezen en meest geciteerde passages uit zijn oeuvre. Er is geen jonge Pool die ze niet kent.

Piet de Moor

‘Het spreekt vanzelf dat ik breek met de heilloze literaire traditie waarin de Polen worden voorgesteld als het uitverkoren volk.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content