De vermenging van belangen met de oude Arabische dictaturen maakt dat Europa nu alleen op een afstand kan toekijken. Een pijnlijke vaststelling.

In het roemruchte revolutiejaar 1848 kwamen mensen in Europa van Stockholm tot Napels op straat voor liberale hervormingen. Er was nog geen internet en geen Facebook, maar in een ketting van gebeurtenissen werden de Franse koning Louis-Philippe en de Oostenrijkse kanselier en sterke man Clemens von Metternich aan de kant geschoven. In Berlijn en Boedapest werd gevochten. De Nederlandse koning aanvaardde uit schrik snel een nieuwe grondwet. In Brussel schreven Karl Marx en Friedrich Engels hun Communistisch Manifest, en werden het land uit gezet.

De jonge betogers in de Arabische wereld kunnen slechts hopen dat hun revoluties verder dragen dan die van de Europeanen in 1848. De gevestigde orde herstelde zich in het midden van de 19e eeuw snel van de schok. De Europeanen kunnen vandaag weinig meer dan op een afstand naar het gewoel kijken in Noord-Afrika en in delen van het Arabische schiereiland. Het Westen kan proberen om generaals ervan te overtuigen om niet op burgers te schieten en hulp beloven waar dat nuttig lijkt. Het verloor in de oorlog in Irak alle geloofwaardigheid om op een andere manier in te grijpen. Maar ook afgezien daarvan kozen Amerika en Europa veel te lang de kant van de oude potentaten.

Franse toppolitici zoals François Fillon en Michèle Alliot-Marie lieten zich recent nog uitgebreid fêteren door nu verbrande dictaturen in Egypte en Tunesië. Londen papte goed een jaar geleden weer aan met kolonel Muammar Khaddafi in Libië in ruil voor enkele mooie contacten voor de Britse industrie. Khaddafi is een politieke schurk, maar de Libische olie smeert de relaties. Libië heeft sinds vorig jaar een stoel in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, dankzij de uitdrukkelijke steun van de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere. Vicepremier en minister van Financiën Didier Reynders is nog altijd ereconsul van Tunesië. Er wordt onderzocht of dictator Zine El Abidine Ben Ali een deel van zijn immense fortuin via Belgische kanalen kon witwassen.

Het resultaat van die lange persoonlijke, zakelijke, politieke en militaire verwevenheid van belangen is rampzalig. Er is lang gewezen op de intellectuele en maatschappelijke stilstand in de Arabische samenlevingen. Maar wie verandering wou, kon daarvoor niet in de VS of in Europa terecht. En in de Arabische wereld zelf was er geen alternatief voor de moskee en de politieke islam. Eigenlijk riep het Westen met zijn kortzichtige beleid op die manier zelf het spook op van het islamisme, dat het vervolgens te lijf ging met nog meer steun aan vooroorlogse militaire leiders en middeleeuwse koningen. Waartoe dat leidt, bleek onder meer in het Golfstaatje Bahrein, waar de koning zijn soldaten ’s nachts op vrouwen en kinderen liet schieten. Dat gebeurde onder de ogen van Amerikaanse militairen in het hoofdkwartier van de Vijfde Vloot die er de olieroute in de Perzische Golf bewaakt.

Maar als het zaad dat nu wordt geplant de tijd krijgt om te kiemen, hebben jonge Arabieren straks misschien een echt politiek alternatief. Als het zover komt, past ons bescheidenheid. Wij hebben het lot van die mensen niet verbeterd. Wij hebben het geld in de verkeerde zakken gestopt.

Door Hubert van Humbeeck

Khaddafi is een politieke schurk, maar olie smeerde de relaties.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content