Op 2 april 2014 toonde de relatief onbekende Björn Rzoska waarom Wouter Van Besien uitgerekend hem had gevraagd om ondervoorzitter te worden van Groen. In het Vlaams Parlement zit hij pas sinds 2013, als opvolger van de groene fractieleider Filip Watteeuw die ervoor koos schepen te worden in Gent. Rzoska wilde de exacte kostprijs kennen, zowel van het Oosterweeldossier als van de alternatieve tracés. De Vlaamse regering had Oosterweel gekozen, onder meer wegens de lage kostprijs. Maar de exacte becijfering werd niet vrijgegeven, op uitdrukkelijk verzoek van het kabinet van mobiliteitsminister Hilde Crevits (CD&V) en van bouwheer BAM. Het rapport zou ‘bedrijfsgeheimen’ bevatten, zoals de exacte prijs van het beton. Uiteindelijk mocht Rzoska het rapport toch inkijken in het kantoor van de griffie, maar kopieën nemen was verboden.

Rzoska kwam tot de conclusie dat de Vlaamse regering de kostprijs van de alternatieven voor Oosterwaal niet eens op een faire manier had willen berekenen. Hij vond dat voldoende belangrijk om de confidentialiteit te doorbreken en maakte zijn bevindingen publiek. Daar staan sancties op, maar dat was zijn zorg niet: ‘Als ik hierdoor een deel van mijn wedde moet afstaan, of erger, dan is dat maar zo.’

Rzoska had goed gegokt: zo kort voor de verkiezingen durfden de Vlaamse regeringspartijen het niet aan om een politieke concurrent het voordeel te geven zich als ‘martelaar’ te kunnen profileren. Wel integendeel, Jan Peumans, als voorzitter van het Vlaams Parlement toch de eerste bewaker van de tucht, gaf Rzoska gelijk. Peumans was in de vorige zittingsperiode al een zeer kritische volger van wat toen nog het BAM-dossier heette. Hij heeft al langer de buik vol van alle restricties die regering en administratie het Vlaams Parlement opleggen. Zeker omdat de burger via het wettelijke inzagerecht vaak meer armslag heeft dan de parlementsleden.

Peumans wees er niet alleen op dat de Vlaamse regering en administratie de geheimhouding veel te ruim interpreteren, hij legde de vinger ook op een ander pijnpunt: dat veel dossiers ter beschikking liggen van zijn parlementsleden, bijvoorbeeld bij het Rekenhof, maar dat men natuurlijk wel de moeite moet doen om die gegevens in te kijken en te bestuderen. Rzoska deed die extra meters wel. En hij bewees zo dat het uiteindelijk in de eerste plaats aan de parlementsleden zelf is om respect af te dwingen, voor zichzelf en hun instelling, in de permanente krachtmeeting die een parlementaire democratie nu eenmaal is.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content