Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Staf de Clercq zonder discussie de belangrijkste collaborateur van Vlaanderen. Tachtig jaar later verschijnt er eindelijk een omvattende biografie over de man. Die krijgt nauwelijks aandacht in de Vlaamse media, en dat is onterecht, meent Walter Pauli. ‘Kennis over Staf de Clercq verschaft inzicht in de Vlaamse geschiedenis – en dus in het Vlaanderen van vandaag.’
Het blijft een hele uitdaging, de lectuur van een biografie van 1424 pagina’s tekst en nog eens 112 pagina’s illustraties. Twee delen, samen goed voor 1536 bladzijden over een man die slechts 58 jaar oud werd. Zijn zwakke gezondheid werd Staf de Clercq op 22 oktober 1942 fataal. Daardoor maakte hij het einde van de Tweede Wereldoorlog niet meer mee en kon hij ook niet berecht worden. Nochtans zou De Clercq, als ‘den Leider’ van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV), met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geëxecuteerd zijn.
In het licht van de geschiedenis is Staf de Clercq een beschuldigde, zo niet een schuldige. Al in de jaren dertig had hij zijn geloof in de democratische rechtsstaat verloren. Hij zwoer bij een autoritair regime en stuurde zijn partij vanaf zijn voorzitterschap in 1933 steeds nadrukkelijker richting fascisme. Parlementaire democratieën als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk verachtte hij: Vlaanderen kon volgens hem alleen maar winnen bij een overwinning van nazi-Duitsland.
Het Grote Goedpraten
Na de Duitse inval in mei 1940 en de Belgische capitulatie koos De Clercq meteen voor collaboratie, met alles erop en eraan: de bezetting van het staatsapparaat door VNV’ers, de uitschakeling van de Belgische democratie, het laten uitvoeren van anti-Joodse maatregelen, de bestrijding van het verzet en – onder Duits bevel – deelname aan de oorlog tegen de Sovjet-Unie en de andere geallieerden. Waar der totale Krieg wordt gevoerd, is weinig ruimte voor beschaving.
Toch leefde – en leeft – bij delen van de Vlaamse Beweging het idee dat de naoorlogse repressie vooral een wraakoefening was van het Belgische establishment tegen een Vlaanderen dat naar zijn legitieme vrijheid streefde. Collaborateurs zouden vooral idealisten geweest zijn. Dat zij ‘fouten’ begingen in moeilijke tijden: wie zou dat niet doen? Hun inzet voor het Vlaamse ideaal zou alles vergoelijken.
Dat maakt het belang van een biografie als deze alleen maar groter. Kennis van Staf de Clercq verschaft inzicht in de Vlaamse geschiedenis – en dus in het Vlaanderen van vandaag.
Dat oude Vlaamse narratief is niet verdwenen, al is het niet langer dominant. Het begon af te brokkelen toen BRT-journalist Maurice De Wilde in zijn televisieprogramma’s vanaf de jaren tachtig de Tweede Wereldoorlog fileerde. Het stopte helemaal toen de jonge historicus Bruno De Wever begin jaren negentig met degelijk onderzoek en onweerlegbare feiten een einde maakte aan het Grote Goedpraten. Niet toevallig was een van zijn eerste boeken een biografie van Staf de Clercq.
Sindsdien bestaat er consensus dat ook in Vlaanderen de collaboratie met de nazi’s in wezen fascistisch, antidemocratisch en antisemitisch was – dus racistisch. Het grootste deel van de Vlaamse Beweging heeft officieel afstand genomen van de oude mythes.
Of doet alsof.
Toen het Vlaams Parlement in 2021 bij zijn vijftigste verjaardag een tentoonstelling organiseerde met ‘twintig historische koppen’, ontbraken eminente staatshervormers als Gaston Eyskens, Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene – nochtans de premiers die met groot persoonlijk engagement de Vlaamse autonomie vormgaven. Wel opgenomen: August Borms en, jawel, Staf de Clercq, de bekendste en belangrijkste collaborateur van Vlaanderen. De verontwaardiging was groot, de uitleg pover.
Radicale rechterzijde
Veruit de meest productieve historicus uit het klassieke Vlaamse kamp is Pieter Jan Verstraete, vandaag 69 en amateurhistoricus. Hij schreef ontelbaar veel artikels, 26 brochures en 68 boeken. Daaronder bevinden zich tot in de puntjes geresearchte biografieën van belangrijke collaborateurs, zo goed als onmisbaar voor wie de Tweede Wereldoorlog in Vlaanderen en België bestudeert.
Verstraete schreef onder meer een biografie van Odiel Spruytte (1990), een West-Vlaamse priester en een discrete maar invloedrijke raadgever van De Clercq, van Reimond Tollenaere (1996), het radicale VNV-parlementslid dat sneuvelde aan het Oostfront en van Hendrik Elias (2006), de Gentse hoogleraar die na De Clercqs dood Leider werd van het VNV. Samen vormen die boeken de aanloop naar Verstraetes magnum opus: de definitieve levensbeschrijving van Staf de Clercq, de über-collaborateur van Vlaanderen. In Franstalig België vervulde Léon Degrelle een vergelijkbare rol.
De radicale Vlaamse beweging: dat is Verstraetes biotoop, daar zit ook zijn vaste lezerspubliek. Bestaat er daarom enige huiver om zijn werk ernstig te nemen?
Verstraete schreef ook meerdere boeken over Karel Dillen, de stichter van de extreemrechtse partij Vlaams Blok, vandaag het Vlaams Belang. Die verschijnt daarin als een beginselvaste, erudiete en hoogstaande man. Verstraete publiceert in bladen als ’t Pallieterke en TeKoS, en verkoopt zijn boeken op manifestaties van de radicale Vlaamse rechterzijde, zoals de IJzerwake. De radicale Vlaamse beweging: dat is zijn biotoop, daar zit ook zijn vaste lezerspubliek.
Bestaat er daarom enige huiver om Verstraete en zijn werk ernstig te nemen? Is dat de reden waarom zijn boeken vaak verschijnen bij kleine, gespecialiseerde uitgeverijen, of in eigen beheer – zoals ook deze biografie van Staf de Clercq?
De klassieke Vlaamse geschiedschrijving zat vol foute clichés, maar hetzelfde gold voor de ooit progressieve kijk op de Vlaamse Beweging. Ook daar is nochtans veel veranderd. Priester Cyriel Verschaeve werd ooit vereerd als een heilige, zijn oorlogsdagboeken als het evangelie. Eind jaren tachtig beslisten ‘de Vrienden van het Verschaeve-archief’ om die dagboeken integraal te publiceren, dus inclusief de eerder gecensureerde passages. Die werden zelfs duidelijk gemarkeerd. Het effect was vernietigend: zijn dwepen met Blut und Boden, zijn bewondering voor Hitler, zijn rabiaat antisemitisme – het stond er zwart-op-wit. Verschaeve was een nazi: dat was geen mening meer, maar een feit.
Vanuit die traditie vertrekt ook Verstraete. Hij is een integere historicus met groot respect voor zijn bronnen. Veel van zijn boeken steunen op documenten die hij als eerste kon inkijken. Negatieve informatie verzwijgt hij niet. Integendeel, juist omdat hij geen academische historicus is en hij weet dat hij op elke verdraaiing afgerekend zal worden, citeert hij zijn bronnen uitvoerig. Hij zet ze allemaal naast elkaar, maar selecteert zelf nauwelijks. Dat resulteert in duizenden uitputtende pagina’s. Maar uiteindelijk zijn ze wel de moeite waard om te lezen.
‘Of Staf de Clercq de Vlamingen echt een dienst bewezen heeft, moet de lezer zelf maar uitmaken.’
Historicus Bruno De Wever maakte op de voorstelling van deze biografie van Staf de Clercq duidelijk waarom het een belangrijk boek is. Hij wees er in zijn toespraak, bijvoorbeeld, op dat Staf de Clercq tot het bittere einde de verkeerde keuzes bleef maken: ‘In zijn allerlaatste redevoering, op 20 september 1942 in het Antwerpse Sportpaleis, sprak hij een fanatieke pro-Duitse, pronationaalsocialistische en prohitleriaanse geloofsbelijdenis uit. Een maand later, op 22 oktober 1942, overleed Staf de Clercq aan de hartkwaal waaraan hij al lang leed. Volgens de overlevering waren zijn laatste woorden: “Ik heb voor mijn volk gedaan al wat ik kon.” Of Staf de Clercq de Vlamingen echt een dienst bewezen heeft, moet u zelf maar uitmaken. Pieter Jan Verstraetes boek bevat alle informatie om een oordeel te vellen.’
Dat is juist geformuleerd. Verstraete zelf hoedt zich voor scherpe oordelen. Hij is het type historicus dat de lezer zelf laat beslissen.
Verbaal antisemitisme
Toch laat Verstraete in zijn ‘slotbeschouwingen’ wel degelijk zien dat Staf de Clercq een lijvige biografie verdient, maar zeker geen hagiografie. Staf de Clercq, zo schrijft hij, was namelijk geen echte leider. Hij ‘was in feite niet opgewassen tegen zijn taak. Met zijn leiderschap van het VNV werd hij over het paard getild.’ Bovendien was hij ijdel en genoot hij zichtbaar van eerbetoon en macht.
Dat doet denken aan Hannah Arendts Banalität des Böses – de ‘banaliteit van het kwaad’: groot kwaad dat niet voortkomt uit demonie, maar uit gedachteloosheid. Ook bij een eenvoudige ex-onderwijzer als Staf de Clercq maakte kleinmenselijk opportunisme een afschuwelijk verschil. Verstraete legt uit hoe De Clercq Duits geld aanvaardde alleen maar om de controle te verkrijgen over het partijblad Volk en Staat. Dat maakte hem kwetsbaar voor chantage. Bovendien had hij zijn geheime politiek verborgen gehouden voor zijn eigen partijtop.
Om zijn eigen positie in zijn partij te versterken, aanvaardde De Clercq dus geld van nazi-Duitsland. Na dat ene contact kwamen er vanzelf meer.
Alleen maar om zijn eigen positie in zijn partij te versterken, aanvaardde De Clercq dus geld van nazi-Duitsland. Na dat ene contact kwamen er vanzelf meer. In ijltempo werd hij steeds openlijker de fervente pro-Duitser die hij al langer was. En in de jaren dertig en veertig betekende dat onvermijdelijk: pro-nazi.
Verstraete blijft voorzichtig – misschien te voorzichtig – wanneer hij schrijft dat hij ‘Staf de Clercq geen nationaalsocialist in de ware betekenis van het woord’ wil noemen. Van het VNV wilde hij geen kopie maken van de NSDAP. ‘Wel ontleende hij aan het nationaalsocialisme die elementen die hij binnen het VNV kon gebruiken (vlag, leiderschap, vitalisme, militie, strijdliederen, jeugdbeweging).’
Maar toch: ‘Het antisemitisme maakte hier ook deel van uit.’ En dan opnieuw die nuance: ‘Al beperkte De Clercq zich louter tot verbaal antisemitisme. Hij was geen adept van de rassenleer, maar eerder een ambitieuze politicus’.
Moesten Joden als zondebok dienen om bij Berlijn in een goed blaadje te staan? Dan was dat maar zo. Dan offerde de ambitieuze Leider hen op, want ze maakten toch geen echt deel uit van het Vlaamse volk. De Clercq zelf was niet op de hoogte van de ultieme omvang van de Holocaust. De Wannseeconferentie die alles in een stroomversnelling bracht vond pas plaats op 20 januari 1942, enkele maanden voor De Clercqs dood. Maar dat doet er niet toe. De Joden konden hem gewoon niet veel schelen.
De Clercq bedroog ten slotte ook zijn eigen volk en zijn partijgenoten, zeker vanaf het moment dat hij duizenden Vlaamse jongens naar het Oostfront stuurde. Ook die Vlaamse zonen zouden daar creperen, en niet omdat De Clercq fanatiek het bolsjewisme wilde bestrijden. Hij wilde Berlijn ervan overtuigen dat het voor nazi-Duitsland de beste oplossing was dat Vlaanderen geleid werd door het zogenaamd betrouwbare, degelijke VNV. Dus door hemzelf en zijn dichte medestanders, en niet door nog radicalere groepen als DeVlag of de Vlaamsche SS.
Die gok draaide uit op een sof. De menselijke verliezen aan het Oostfront waren enorm. Bovendien belandde het VNV onder De Clercq in een politiek en moreel moeras. Uiteindelijk lieten de Duitsers ‘Stafke’ vallen.
Voor Pieter Jan Verstraete is dát het echte drama: ‘In elk geval zal de VNV-leider in zijn laatste dagen en uren het nodige inzicht gehad hebben dat de Duitsers hem en zijn partij een rad voor de ogen hadden gedraaid. Dat maakte zijn laatste momenten des te pijnlijker.’ In een artikel stelde wijlen journalist en schrijver Gaston Durnez zich de vraag: ‘Besefte hij dan nooit dat zijn Houzee nooit zou kunnen opklinken tegen het Heil-geroep waaronder hij werd meegesleurd naar een heilloos avontuur, aan de zijde van misdadigers?’
Identiteitspolitiek
Dat is een verleidelijk verhaal: Staf de Clercq als de misleide man, de tragische Vlaamse idealist die te laat begreep dat Berlijn hem gebruikte. Alleen werd De Clercq niet zomaar meegesleurd. Hij stapte in en duwde mee. Als ‘den Leider’ stond hij niet aan de zijlijn.
Deze biografie van Staf de Clercq is verplichte literatuur voor wie vandaag meent dat identiteitspolitiek per definitie onschuldig is.
Maakt dat alles ook een misdadiger van hem? Verstraete stelt die vraag niet expliciet. Maar de biografie roept die vraag op. Er is een moment waarop ‘verbaal antisemitisme’ geen verzachtende omstandigheid meer is, maar een voorstadium.
Wreed en banaal
Verstraete verdient alle waardering voor dit boek. Het is verplichte literatuur voor wie ook vandaag meent dat identiteitspolitiek per definitie onschuldig is. Het toont ook hoe een partij zichzelf kan wijsmaken dat ze voor het volk werkt terwijl ze de democratie afbreekt en minderheden offert. Of hoe snel zogezegd idealisme verandert in egoïsme. En achteraf luidt dan het oordeel: hij dacht dat hij niet anders kon, het was ingewikkeld.
Het was vooral wreed, en banaal. Ook daarom is deze biografie van Staf de Clercq hoogst relevant. En verdient ze aandacht.
Pieter Jan Verstraete, Staf de Clercq, twee delen, 1536 blz., 60 euro.