Het onwaarschijnlijke leven van Mathieu Corman: de vagebond die tegen fake news streed
Op 16 februari 1975 schiet de Oostendse boekhandelaar Mathieu Corman zichzelf een kogel door het hoofd. De man die heel zijn leven tegen censuur vocht, wordt straks herdacht op Theater Aan Zee. ‘Lang geleden was hij al bezig met dingen waar we vandaag nog altijd over discussiëren.’
In mijn boekenkast staan een paar boeken met dezelfde cover. Ze komen allemaal van dezelfde boekhandel, Corman uit Oostende. Elk verkocht boek omhullen ze daar met een mooie stofwikkel. Er staat een surrealistische tekening van een tipsy panter op. Andere roofdieren klauwen in zijn hals, maar dat lijkt hem niet te deren.
Straks wordt op Theater aan Zee de man herdacht die ooit met dit bijzondere wikkelritueel begon. Op zijn graf in Oostende staat: MATHIEU CORMAN (1901-1975). HOMME LIBRE. Dat was hij zeker, maar ook een eeuwige reiziger. Een vrijheidsstrijder. Toeschouwer van zo veel gebeurtenissen van de twintigste eeuw.
Met de prachtige docu Traces fluit Greet Brauwers hem terug uit de vergetelheid. Zelf noemt ze hem ‘een geest’. De tijd heeft zijn naam en zijn gezicht niet onthouden, maar toch spookt hij nog altijd. ‘Lang geleden was hij al bezig met dingen waar we nog altijd over discussiëren: fake news, vluchtelingen, polarisatie tussen links en rechts.’
Brauwers was Corman toevallig op het spoor gekomen. De eerste keer dat ze zijn naam hoorde was in 1997, toen haar vriend en zij research deden voor een reportage over de mijnwerkers in Asturië. Een Belg is jullie voor geweest, zeiden ze daar. In de jaren dertig had een zekere Mathieu Corman een boek geschreven over die Asturiërs. Ze zocht het op. De eerste regels van dat boek troffen al doel: ‘Hij is alleen gebleven, schitterend, en sliep. Zijn droom is louter vergeten.’ De schrijver op de achterflap zag eruit als een dandy, met al zijn flamboyante trekken.
Corman raapte in Guernica een bom van de nazi’s op en reed ermee naar Oostende. Om aan iedereen te tonen wie de aanval gepleegd had.
In 2001 liep Greet Brauwers weer in Cormans voetsporen. Ze maakte een reportage over Bulgarije, dat lid wilde worden van de EU. ‘In Sofia ontmoette ik een man die als kind in een van zijn boeken had gestaan. Het was vijfenveertig jaar geleden dat hij met Corman gesproken had, maar die man wist nog perfect hoe hij eruitzag en wat hij gezegd had. “Dankzij hem ben ik artiest geworden”, zei hij.’ En niet alleen daar, in Sofia, had Mathieu Corman levens veranderd.
In Oostende woont Eddy Poncelet, 91 jaar. Corman en hij hadden elkaar leren kennen in de jaren veertig. Poncelet was toen lid van de communistische jongerenorganisatie De Volksjeugd. ‘Ik was een bedeesde jongen. Maar die verlegenheid verdween toen ik Mathieu leerde kennen. Hij had iets avontuurlijks, dat trok mij als jonge gast enorm aan.’ Later werden ze kameraden. Ze gingen een keer samen op reis en Poncelet werkte even in zijn boekhandel. Ook daarna had Mathieu Corman hem vaak over zijn leven verteld.
‘Mathieu is geboren in Lontzen, vlakbij Eupen’, zegt Poncelet. ‘Dat dorp lag in die tijd nog in Duitsland. Zijn ouders waren boeren. Toen Mathieu drie jaar was, stierf zijn vader aan tbc. Zijn schoolcarrière werd snel afgebroken door de Eerste Wereldoorlog. Daarna verhuisde hij naar Oostende. Samen met zijn vrouw Maria Klinkenberg opende hij hier een boekhandeltje. Oostende was toen nog een andere stad. De vissers waren West-Vlamingen. Maar de burgerij sprak Frans. Net als de schrijvers en de kunstenaars die uit Brussel kwamen. Bruxelles-sur-Mer noemden ze deze stad weleens. Henri Storck liep hier rond, Henry Van de Velde, James Ensor natuurlijk… Al die mensen ontmoetten elkaar in de boekhandel van Corman.’
Het wordt hun vossenhol, aan de Adolphe Buylstraat 51. Dagen en nachten discussiëren ze er vol. ‘Het was dan ook een hele bijzondere boekhandel’, zegt Poncelet. ‘Mathieu had niet alleen Nederlandse, maar ook Franse, Italiaanse en Spaanse boeken. Zijn reclameslogan was: Het boek dat U zoekt is er. Zoniet CORMAN zoekt en VINDT. Dat meende hij ook. Hij kocht niet in via tussenpersonen, maar ging zelf op zoek.’
Met een motor met zijspan trekt Corman Europa rond, van Parijs tot in Moskou. Hij komt terug met de boeken van Dostojevski, Gogol en Tolstoj. Op zijn etalage kalkt hij Zdjes govorjat po-roesski, hier spreekt men Russisch!
De surrealistische kunstenaar Felix Labisse, een vriend van Corman, schildert een tipsy panter voor de winkel. Ook Corman proeft gulzig van de roaring twenties. Hij speelt mee in de kortfilm Ce soir à huit heures van Pierre Charbonnier.
Later op de avond gaat hij uit in de California, een nachtclub in de duinen van Oostende. Tot op een dag een meisje van 31, Margaretha Cheyns, vermoord wordt teruggevonden in het gras van de duinen. Haar longen zitten vol zand.
Corman en zijn vrienden moeten later getuigen, omdat ze die avond vlakbij waren. Even zijn ze verdachten, maar bewijzen komen er nooit.
De gay twenties en de dagen van de California zijn dan allang voorbij. In Duitsland is Hitler aan de macht. En in Spanje breekt een burgeroorlog uit. Rechtse soldaten onder leiding van Franco vechten tegen de wettelijk verkozen regering. Corman leest erover, springt op zijn motor en rijdt naar Spanje. In zijn notitieboek schrijft hij: ‘Ik houd van Spanje, de Schoone. Ze bekoorde mij, toen ik haar zag. Sedertdien vindt zij mij op haar weg, zo dikwijls als het maar kan. Haar bewoners leven in mij. (…) En daar ligt nu een avontuur.’
In Spanje leert hij Ernest Hemingway kennen, die op dat moment buitenlandcorrespondent is. Ook Corman wordt reporter voor Ce Soir, de communistische krant van de Franse journalist-dichter Louis Aragon. ‘Op een avond was hij samen met een andere journalist met de motor op weg naar Bilbao’, zegt Poncelet. ‘In de buurt van Guernica kleurde de hemel helemaal rood. Ze reden in de richting van het vuur en arriveerden een paar uur later in een verwoeste stad.’
De Duitse Luftwaffe had honderden bommen laten vallen op de Baskische stad, omdat ze niet aan de kant van Franco stond. Overal ziet Corman brandslierten, puin en verhakkelde ledematen. Hij neemt foto’s en stuurt een telegram naar de redactie. Ce Soir publiceert het nieuws als eerste. Ook Picasso leest het verslag van Corman en begint te werken aan een van de beroemdste schilderijen uit de twintigste eeuw. Een Duitser vraagt hem later waarom hij Guernica schilderde. ‘Non, c’est pas moi, c’est vous’, antwoordt Picasso.
Niet iedereen gelooft dat de nazi’s achter de aanslag op Guernica zitten. ‘De rooden hebben Guernica in brand gestoken’, kopt De Standaard op 4 mei 1937 . ‘Enkele journalisten hebben een bezoek gebracht aan Guernica. Ze hebben ter plaatse vastgesteld dat de stad verwoest werd door de rooden, die hiervoor petroleum en brandstichtende bommen hebben gebruikt. (…) Burgers bevestigen dat.’
Corman is verbolgen over zo veel fake news. Tussen het puin vindt hij een bom die niet is ontploft. Er staat een hakenkruis op. Hij steekt ze in de zijspan van zijn motor en rijdt terug naar Oostende, om de bom aan de politiecommissaris en de rest van de stad te tonen.
Ook later blijft hij schrijven over die ene avond dat hij in Guernica gearriveerd was, die avond dat het leven gestopt was. ‘Hier en daar, een vage vorm in de rode nacht. Een lijk, mens of dier. De rook brengt ons af en toe de geur van verbrand vlees. Nachtmerrie. De kadavers hebben weerzinwekkende wonden. Hier, een open hoofd als een kokosnoot, de hersenen bloot. Daar, een arm, een afgerukt been. Het bot steekt door het vlees. Daar opnieuw, een verhakkeld lichaam, alsof die sadistische moordenaar met zijn mes in die buik en die flank zijn razernij heeft gekerfd. Ik zal nooit dat jonge meisje vergeten, jong maar nog steeds mooi, half ontkleed door een explosie, wier bekken niets meer was dan een bloederige brij.’
Die man had zo veel gezien, zo veel meegemaakt. Hij had tien levens geleid. Daarom kon hij niet leven met de beschuldigingen.
Ze is niet de enige Spaanse die in zijn hoofd blijft zitten. ‘In Oostende zette hij een actie op om kinderen uit de burgeroorlog op te vangen’, zegt Poncelet. ‘Ik herinner me nog goed dat in onze school een paar kinderen uit Spanje zaten. Mathieu nam ook zelf een Spaans meisje in huis.’ Intussen spoelen er in de Adolphe Buylstraat ook andere bannelingen aan: Duitse communisten, Joodse kunstenaars, Joseph Roth. In Oostende vieren ze ‘het afscheidsfeest van de Europese cultuur’, zoals Thomas Mann later schreef. Ook een boekhandelaar met branie kon een wereldoorlog niet tegenhouden.
Op 19 mei 1940 brandt het stadhuis van Oostende af. ‘Corman hielp mee blussen, want zelfs de brandweer was gevlucht. Daarna ging hij in het verzet’, zegt Poncelet.
Het waren chaotische dagen aan de kust. Op het strand van Duinkerke worden de Engelsen geëvacueerd. ‘Een paar dagen later liep Corman op hetzelfde strand, op zoek naar achtergelaten wapens om het verzet te organiseren. Hij reed weg met een lege Engelse camion die daar stond. Aan de grens werd hij tegengehouden door de Duitsers. Mathieu deed zich voor als een nazi, praatte zich eruit met zijn Duits accent uit Lontzen. Ze geloofden hem, maar op den duur kregen ze hem in het vizier. Om zijn boekhandel te redden, is hij dan officieel gescheiden van tafel en bed. Niet omdat hij niet meer van Maria hield.’
‘Intussen zette hij een ontsnappingsroute op, om mensen via Spanje en Portugal naar Engeland te smokkelen’, zegt Brauwers. ‘Tot hij door de Spaanse politie opgepakt wordt. Hij belandde in de gevangenis van Figueres en later in het concentratiekamp Miranda de Ebro. Met een vals Canadees paspoort kon hij ontsnappen naar Engeland. Daar volgde hij een parachutistenopleiding. Hij hoopte dat hij in het verzet ingezet zou worden, maar de Belgische regering weigerde dat. Waarschijnlijk omdat hij als communist geboekstaafd stond.’
Na de oorlog gaat de Cormanboekhandel gewoon weer open. Niet alleen in Oostende, hij heeft intussen ook filialen in Antwerpen, Brussel en Knokke Le Zoute. Toch is alles anders. Cormans geliefde Maria is gestorven. En de dagelijkse leiding van de boekhandel heeft hij doorgegeven aan zijn vriend Henri Kermarrec.
Corman wil de wereld in. Hij probeert even een vliegbrevet te halen, maar dat mislukt. Hij installeert dan een bed in een oud DKW-busje. ‘Elke vrijdag stopte hij daarmee voor de winkel, met boeken en taart voor het personeel’, zegt Greet Brauwers. ‘Op een dag vroeg hij aan een verkoopster: “Ga je mee naar Rusland?” “Daar hebben we toch visa voor nodig”, antwoordde ze. “Maar nee”, zei Corman. “Ik ken de weg.”‘
‘Dat heeft hij ook ooit eens gevraagd aan prins Karel‘, vertelt Poncelet. ‘Dat was een goede vriend van hem. Charles wilde wel mee naar Rusland, maar het hof stelde zijn veto.’
Corman vertrekt dan maar alleen met zijn DKW-bus. Op een lange reis, die nooit echt eindigt. Negen keer gaat hij naar Rusland, maar ook naar China, de Balkan, Cuba, het Midden-Oosten. Jaren is hij onderweg. Af en toe stuurt hij een kaart naar Eddy, met een opstijgende Boeing 707 op. ‘Eddy, ik ben bezig met mijn reportage over de USSR. De Amerikanen hebben weer mijn toeristenvisum geweigerd. Groeten, Mathieu.’ Uiteindelijk raakte hij ook clandestien binnen in het land van Uncle Sam, zoals overal. Er is veel om over naar huis te schrijven en dat doet hij ook.
Zijn reisboek Terres de Troubles (deux flaneurs dans les Balkans d’aujourd’hui) draagt hij op aan de ‘passager clandestin.’ En op de achterflap van Le Rendez-vous de Koursk (mes contacts directs avec les Soviétiques chez eux) staat een citaat van Hemingway: ‘ Vous avez à Teruel un fameux correspondant. Savez-vous que Mathieu Corman est le premier journaliste qui ait pénétré dans Teruel?’.
Net als Hemingway heeft Corman een links hart. ‘Hij vertelde me heel vaak hetzelfde verhaal’, zegt Poncelet. ‘In Tanger zag hij een man vallen op straat. Hij wilde hem recht helpen, maar de man was dood. Helemaal ondervoed. Hij zag het communisme als het antwoord op die extreme armoede. Daarom trok hij zo vaak naar de USSR.’
‘Hij is in 1935 lid geworden van de communistische partij’, zegt Brauwers. ‘Maar hij bleef koppig zijn zin doen. In Spanje vocht hij bijvoorbeeld mee met de brigade van de anarchistische leider Buenaventura Durruti. Daar konden de communisten toch niet mee lachen.’
Hij is onze strijd wel altijd blijven steunen, vertelt Poncelet. ‘Op een bepaald moment zat ons partijblad De Rode Vaan in slechte papieren. Mathieu gaf me een envelop waar 300.000 frank in zat. In die tijd vermeldde de redactie van De Rode Vaan alle schenkingen in het blad. Dat ging altijd over heel kleine bedragen. Peeters had 5 frank gegeven, Janssens 20 frank. Het zou raar geweest zijn als daar ineens een gift van 300.000 frank had tussen gestaan. Omdat de redactie Mathieu toch wilde bedanken, schreven ze dat er ook een anonieme schenking was. Journalisten van andere media lazen dat en riepen: “Allez, het geld uit Moskou is weer gearriveerd.”‘ (lacht)
Toch vond Mathieu dat je alles moest kunnen lezen, zegt Poncelet. ‘Heel zijn leven was één grote strijd tegen de censuur. Mensen moesten zelf maar oordelen. Na de oorlog werden de boeken van Leon Degrelle bijvoorbeeld verboden. Op een dag zei hij: “Kom Eddy, we gaan zijn werk zoeken.” We zijn dan heel Frankrijk doorgereden, op zoek naar het boek van Degrelle. Maar we hebben het niet gevonden.’
De boekhandels van Corman worden het mekka van de verboden boeken. De Franse actrice Simone Signoret wijdt in haar memoires Nostalgie is ook niet meer wat het was een paar pagina’s aan haar ontmoeting met Corman.
Hij zag het communisme als het antwoord op die extreme armoede. Daarom trok hij zo vaak naar de USSR
Toen ze in de late jaren vijftig met haar eega Yves Montand door Oostende slenterde, zag ze in de etalage van Corman La Question van Henri Alleg liggen. Een boek dat in haar land op de zwarte lijst stond, omdat het ging over de Franse martelpraktijken in Algerije. Signoret stapte binnen bij Corman. ‘De boekhandel was ruim en luxueus ingericht, zoals alle gebouwen en winkels in dat Biarritz aan de Noordzee. De boekhandelaar zag eruit als een echte boekenliefhebber, niet als een handelaar in boeken. Ik vroeg drie exemplaren van La Question. “U doet er goed aan om er drie te kopen, ” zei hij, “aangezien u uit een land komt waar je geen boeken meer kunt lezen.” Hij zei het zonder met zijn ogen te knipperen. Toen hij mij mijn geld teruggaf, voegde hij eraan toe: “En wat doet u, behalve boeken kopen, aan wat in uw naam wordt aangericht?” (…) Even later stond ik terug op het trottoir van een onbekende stad waar ik voor het eerst van mijn leven was toegesproken zoals ik zelf zo dikwijls mensen moet toegesproken hebben. Dat was nieuw. Het was geen aangename ervaring, maar wel heilzaam.’
Niet alleen beroemde actrices, ook de BOB valt regelmatig binnen bij Corman. Ze zoeken verboden boeken en nemen elke keer tientallen ‘pornoboeken’ mee, waaronder Gangreen van Jef Geeraerts en het verzameld werk van schilder Paul Delvaux. ‘Het was echt belachelijk’, zegt Poncelet. Ze namen ook een boek in beslag, dat Pret in Bed heette. Dat was een handleiding om ziekenhuispatiënten een hart onder de riem te steken.’
‘Iemand vertelde me daarover een mooi verhaal’, zegt Brauwers. ‘Op een van die aangeslagen boeken stond La maja desnuda van Goya op de cover. Terwijl in Spanje hetzelfde naakte volksmeisje gebruikt werd als postzegel. Corman stapte naar de rechtbank en vroeg: “Is Franco dan ook een pornograaf?” (lacht). Overal trapte hij op zere tenen.’ En hij beseft het.
‘Het gerecht zoekt me’, zegt Corman in 1969 tegen de camera’s van de BRT. ‘Mijn boekhandel wordt met een slecht oog bekeken door andere boekhandels, die goede contacten hebben met het parket. Een Brugse handelaar hitst het gerecht op tegen me.’ Over hem en andere zedenpredikers schrijft hij het boek Outrage aux moeurs. Hij draagt het op aan Gabrielle Russier, een lerares die zelfmoord pleegde na een zedenzaak.
Hij werd beschuldigd van pedofilie en kon daar niet mee leven. “Ik heb nooit seks gehad met een meisje”, schreef hij.
Op 3 december 1974 wordt Corman zelf gearresteerd voor ‘zedenfeiten’. Hij zit een paar weken in voorhechtenis. In zijn cel schrijft hij een brief naar Bert Verhoye, in die dagen reporter van De Nieuwe Gazet. ‘Ik kende Corman uit de tijd dat ik nog op het RITCS studeerde’, vertelt Verhoye. ‘Zijn boekenwinkel in de Ravensteinstraat in Brussel was een begrip. Hij had alles. Ik heb er nog boeken gestolen, want geld had ik in mijn studentenjaren niet. Jaren later kreeg ik die brief. Corman excuseerde zich voor zijn stuntelige handschrift. “De cipiers hebben mijn bril kapot geslagen.” Hij werd beschuldigd van pedofilie en kon daar niet mee leven. “Ik heb nooit seks gehad met een meisje”, schreef hij.’
Op 10 januari 1975 komt Corman vrij uit de gevangenis. Verhoye en hij spreken af boven zijn boekhandel in Knokke Le Zoute. ‘Ik kwam aan om drie uur ‘ s middags. Hij zat op een taboeretje in de vorm van een zadel. Hij had lange laarzen aan en een ruiterbroek. Alsof hij op zijn paard zat. (lacht) Hij was een lieve man, vol humor. Ik biechtte op dat ik heel wat boeken bij hem gestolen had. “Welke?” “Beckett, Ionesco…”, antwoordde ik. “Goede keuze”, zei hij.’
Hij grijnsde en begon zijn leven te vertellen. ‘In de jaren twintig had hij een motor gekocht omdat hij in Rusland de bevrijding van het proletariaat wilde zien. Hij had het ook over zijn ontmoeting met Lenin, zijn tijd met Hemingway in de Spaanse loopgraven. Die man had zo veel gezien, zo veel meegemaakt. Hij had wel tien levens geleid. Daarom kon hij niet leven met die beschuldigingen. In zijn winkel had hij een hoekje met kinderboeken. Daar waren voortdurend kinderen aan het lezen. Op een dag had een van die meisjes het erotisch tijdschrift Lolita meegepikt. Haar vader ontdekte dat in haar boekentas en vroeg waar die Lolita vandaan kwam. “Gekregen van mijnheer Corman”, loog zij. Waarop die vader een klacht indiende.’
Om drie uur ’s nachts stapt Verhoye weer buiten bij Corman. Hij beseft niet dat de boekhandelaar net zijn testament gedicteerd had.
Na het interview rijdt Corman met zijn oude busje naar de Oostkantons, waar hij een toren gekocht had. Onderweg stopt hij bij de communistische partij en geeft er een pakje af. Daarna gaat de reis verder. Tot in Lontzen. Het buurtschap waar hij opgroeide, was tijdens zijn leven een stuk België geworden. Corman slaapt een paar dagen alleen in zijn toren. Op 16 februari 1975, zijn verjaardag, wandelt hij het bos in. Hij stapt de grens met Duitsland over, voor de laatste keer. In zijn zakken zit een geweer.
Een paar dagen later wordt het lijk van Corman gevonden. Zoals hij ooit aangekondigd had in zijn boek over de Asturiërs, had hij zijn eigen mythe gebaard. ‘Hij is alleen gebleven, schitterend, en sliep. Zijn droom is louter vergeten.’
‘Iemand zei me dat zijn dood zijn grootste vrijheidsdaad was’, zegt Brauwers. ‘En dat klopt wel. Hij heeft zelf zijn sterfdatum gekozen
‘Iemand zei me dat zijn dood zijn grootste vrijheidsdaad was’, zegt Brauwers. ‘En dat klopt wel. Hij heeft zelf zijn sterfdatum gekozen, toen het op was.’
De communisten doen het pakje pas na zijn dood open. ‘Er zat een stuk van zijn erfenis in’, zegt Poncelet. ‘Ook alle medewerkers van de boekhandel hebben iets gekregen. Het was trouwens de enige keer dat er geen boeken in de etalage van Corman lagen. Er hing toen een groot zwart doek voor het raam, waarop een titel van zijn boek stond: SALUD CAMARADA!’
Ik kijk nog eens naar de stofwikkel van Corman, naar die tipsy panter die in de verte kijkt. En herlees zijn laatste interview. Helemaal op het einde staat: ‘Ik zeg niet dat ik gelijk heb. Ik zeg en doe de dingen waarvan ik overtuigd ben. In de hoop dat anderen zullen oordelen.’
PS.
Het leven en zijn toevalligheden. Bert Verhoye vertelde me dat ik niet de eerste was die hem naar Corman vroeg. Niet zo lang geleden kreeg hij een mail van een Franse dierenarts uit de buurt van Bordeaux. Een zoon van een Belgische Spanjestrijder. Hij verzamelde alles van Corman. Had al zijn boeken gelezen, al zijn reizen opnieuw gemaakt. Nu ijverde hij voor een gedenkplaat in Guernica. Of een biografie. Of iets anders tegen het vergeten. Ook Greet Brauwers vindt dat hij een tentoonstelling verdient. Er is genoeg materiaal om een museum mee te vullen. Over de man die met zijn DKW-busje door de twintigste eeuw reed en als geen ander de weg kende.
‘Mathieu Corman, Traces’ van Greet Brauwers wordt in de Kleine Foyer vertoond op TAZ van 2 augustus tot 4 augustus. www.theateraanzee.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier