Arm Vlaanderen, of hoe een ‘moderne globaliseringscrisis’ al in de 19e eeuw uitmondde in 3 grote catastrofes

De bietenoogst van Emile Claus. In het midden van de 19e eeuw heerste er grote armoede in Vlaanderen. © Claus, Emile (1849-1924)
Walter Pauli

In Arm Vlaanderen benadert Maarten Van Ginderachter de sociale geschiedenis van het 19e-eeuwse Vlaanderen voor het eerst vanuit een globalistisch perspectief.

In het midden van de negentiende eeuw was de armoede in het ooit zo rijke voormalige graafschap Vlaanderen spreekwoordelijk geworden. Het was niet toevallig de titel van de roman Arm Vlaanderen (1884) van de zwagers Reimond Stijns en Isidoor Teirlinck. Later volgden nog de journalistieke reportage Door arm Vlaanderen (1902) van August De Winne en de brochure Arm Vlaanderen (1914) van de krasse jezuïet Desideer Stracke. Voor deze Vlaamsgezinde pater was armoede de schuld van ‘de zielsarmoede van ons ras’.

Sprak armoede Maarten Van Ginderachter in bijzondere mate aan, omdat hij als kind niet bepaald in grote materiële welstand opgroeide? In zijn voorwoord vertelt hij dat er tot zijn elfde geen toilet was in het ouderlijke huis in het Oost-Vlaamse Sinaai, alleen een ‘gemak’: een gat in een plank boven een beerput. Er was geen badkamer, geen warm water, alleen een stoof in de keuken. Alleen daar was er stromend water.

Is het toeval dat deze man, met een doctoraat in de geschiedenis en de titel van hoogleraar op zak, gefascineerd bleef door ‘arm Vlaanderen’? Net zoals zijn Gentse promotor Bruno De Wever, zelf telg uit een radicale Vlaamsgezinde familie, de meest gezaghebbende historicus werd van de Vlaamse Beweging tijdens de Tweede Wereldoorlog?

Drie catastrofes

Van Ginderachter heeft niet zomaar een verhaal, maar een hele geschiedenis te vertellen. Hij doet dat meesterlijk. Er bestaat een hele bibliotheek aan studies over de negentiende-eeuwse wantoestanden, maar Van Ginderachter is de eerste om dat stuk Vlaamse sociale geschiedenis te benaderen vanuit een expliciet globalistisch perspectief. En nee, dat is geen Vlaamse variant op een nieuwerwetse ‘woke’ geschiedschrijving. Van Ginderachter is een klassiek gevormd historicus: scrupuleus in de weergave van feiten, maar ook naarstig op zoek naar nog onbekende verbanden.

Een Amerikaanse pseudoschimmel veroorzaakte in Europa aardappelrot en hongersnood.

Drie grote catastrofes die Vlaanderen gelijktijdig troffen in de jaren 1845-1850 en ‘acute misère’ veroorzaakten, waren volgens hem het gevolg van ‘een uiterst moderne globaliseringscrisis’.

Eén. Een aardappelplaag die uit de VS overwaaide, veroorzaakte hongersnood in heel West-Europa. En na Ierland vooral in Vlaanderen, waar de aardappel een van de populairste voedselgewassen was geworden. Het was een globalistische crisis avant la lettre. In de ruimen van de groeiende vloot oceaanschepen die steeds meer Noord-Amerikaanse goederen als katoen en tabak naar West-Europa vervoerde, maakte ook de hier onbekende pseudoschimmel phytophthora infestans de overtocht. Die veroorzaakte aardappelrot, wat leidde tot kolossale misoogsten, met massale hongersnood tot gevolg.

In Ierland veroorzaakte de Great Famine zelfs de dood van een miljoen mensen. De hongersnood leidde ook tot het begin van de massa-immigratie naar de Verenigde Staten. In Vlaanderen stierven naar schatting 40.000 à 50.000 mensen. De geboortes namen met bijna een derde af.

Twee. Tegelijk brachten goederenschepen uit Bengalen (toen nog een onderdeel van Brits-Indië) cholera en buiktyfus mee. Die onbekende bacteriën veroorzaakten epidemieën die vooral hard toesloegen in de stedelijke beluiken, waar de onderklasse in overbevolkte, onhygiënische omstandigheden samenhokte.

De oorzaak van al dat leed en bijbehorende honger, concludeert Van Ginderachter, waren dus ‘snellere en frequentere handelsverbindingen die van de wereld een dorp maakten.’

Drie. Als klap op de vuurpijl zorgde technologische vernieuwing ervoor dat de basis van het beproefde model van de ‘Vlaemsche landbouw’ onderuit werd geslagen. Vlaamse boerderijen waren kleine ondernemingen (doorgaans minder dan een hectare groot) die leefden van intensieve teelt van voedingsgewassen, in combinatie met een beetje veeteelt en veel thuisarbeid: er werd vlas gesponnen, linnen geweven, …

In de ruimen van de groeiende vloot oceaanschepen die Noord-Amerikaanse goederen naar West-Europa vervoerde, maakte ook de pseudoschimmel phytophthora infestans de overtocht.

In het begin van de negentiende eeuw was dat model al onder druk komen te staan: de bevolkingstoename zorgde ervoor dat de boerderijen nog kleiner werden, waardoor de pacht- en grondprijzen hoger dreigden te worden dan de inkomsten. Vanaf 1840 onderging de klassieke huisnijverheid een echte crackdown. Die kon niet op tegen de industriële import van fabriekskatoen (uit de Verenigde Staten) en fabriekslinnen (dat werd gefabriceerd met uit Rusland geïmporteerd zaad of vlas).

Vogelmest en opium

Van Ginderachter schrijft het niet met zoveel woorden neer, maar de globalisering van de negentiende eeuw bracht voor Vlaanderen problemen met zich mee die zeer vergelijkbaar zijn met die van de huidige mondialisering.

‘Voor het eerst werden zelfs paupers voor de vervulling van hun primaire levensbehoeften – wonen, werken, mobiliteit, vrije tijd, voeding, kleding, gezondheid, verwarming en verlichting – afhankelijk van globale goederen- en mensenstromen’, schrijft Van Ginderachter.

Picnic van Émile Claus: ongelijkheid in het 19e-eeuwse Vlaanderen. © Belga

Bij de overzeese producten die hier voor het eerst werden gebruikt, was onder meer potas populair, een zoutmengsel dat plantaardig kalium bevat. Dat product werd in Noord-Amerika geproduceerd door Europese kolonisten die de Grote Honger waren ontvlucht. In Noord-Amerika kapten ze op grote schaal bossen om plaats te maken voor hun hoeven en akkers. De as raffineerden ze tot potas. Die ging in vaten naar Europa, waar ze gebruikt werd als meststof op de velden.

Potas bleek bovendien al snel onmisbaar voor de productie van gebruiksproducten als glas, katoen, linnen zeep en keramiek. Zo veranderde potas zelfs de manier waarop gewone Vlamingen leefden en zich kleedden, terwijl een ander Noord-Amerikaans product als tabak hun vrijetijdsbesteding kleurde.

Naast potas was er ook guano, gedroogde vogelmest die geïmporteerd werd uit Peru. Het vreselijk stinkende poeder werd geleverd in zakken waarop de stikstof-, fosfor en kaliumwaarde was aangegeven. Het was het prille begin van de kunstmestrevolutie in de landbouw.

Ook narcocriminaliteit, arbeidsmigratie en mensenhandel waren een een rechtstreeks gevolg van de handel in guano. De guano werd in Peru verzameld door Chinese gastarbeiders. In de negentiende eeuw was de Chinese samenleving in een diepe crisis geraakt, wat leidde tot een massale exodus van jongemannen. Zij waren een gemakkelijke prooi van mensensmokkelaars. Via die Chinese diaspora vond ook opium zijn weg naar de westerse markt.

Potas veranderde de manier waarop gewone Vlamingen leefden en zich kleedden, terwijl een ander Noord-Amerikaans product als tabak hun vrijetijdsbesteding kleurde.

Senegalese gom

Van Ginderachter wijst Groot-Brittannië aan als ‘de dealer van dienst’. ‘In een cynisch geopolitiek spel dat we als een vorm van narco-imperialisme kunnen omschrijven, produceerden de Britten massaal opium in India. Die smokkelden ze illegaal het keizerrijk binnen met de uiteindelijke bedoeling hun grote handelsdeficit met China te keren, de gesloten Chinese markt voor hun ondernemers open te breken en het land van binnenuit te verzwakken’, schrijft hij. Het gevolg was ‘massale drugsverslaving en sociale chaos’.

Het was een nieuwe etappe in de westerse uitbuiting van wat nu het ‘Globale Zuiden’ heet. Met de verdeling van Afrika op de Conferentie van Berlijn (1888-1889) kreeg het klassieke kolonialisme een nooit geziene omvang.

Maar al decennia voordien bepaalde de westerse uitbuiting van Afrika ook al het concrete leven in Arm Vlaanderen. Dat kwam door het gebruik en de productie van de eerste generatie licht ontvlambare lucifers, de fosforstekskes. Die kopjes bestonden uit één derde uit zogenaamde Senegalese gom die geoogst werd door zwarte slaven. En daarnaast was er natuurlijk dat nieuwe wonderproduct ‘fosfor’. Dat werd vooral ingevoerd vanuit Groot-Brittannië.

Het centrum van de Belgische luciferproductie lag in de driehoek Geraardsbergen, Galmaarden en Lessen/Lessines. Het was een snel groeiende industrietak. In 1869 verbruikte de Belg dagelijks gemiddeld 9 lucifers. Dat maakt ongeveer 42,3 miljoen lucifers per dag voor het hele land. De vraag was amper bij te houden, de arbeidsomstandigheden waren gruwelijk. Arbeiders werkten tot 14 uur per dag in giftige fosfordampen. Eigenlijk waren het vooral arbeidsters: bijna 70 procent waren vrouwen, en tot het verbod in 1886 zelfs kleine kinderen van vijf jaar oud: hun fijne handen waren uitermate geschikt voor het priegelwerk met dunne houtjes.

Fosforkaken

De fosfordampen leidden tot de vreselijke beroepsziekte fosforisme. Als fosfor in contact komt met menselijk bot, ontstaat er een chemische reactie waardoor het bot wordt afgebroken. Gezien de schamele hygiëne was dat haast onvermijdelijk: een rotte tand leidde bliksemsnel tot kaakrot.

Van Ginderachter: ‘Het tandvlees ontstak en er ontwikkelden zich etterende abcessen en open zweren waaruit pus en botschilfers naar buiten kwamen. Tanden vielen uit of kwamen los genoeg te zitten om ze met een hand te trekken. De rottende kaak stonk en fluoresceerde in het donker. Vanwege de geur werden de patiënten sociaal uitgesloten als waren ze lepralijders. Omdat hun mond een grote open wonde werd, hadden ze moeite met praten en kregen ze nog nauwelijks voedsel naar binnen. Voor zover ze zichzelf niet doodden, stierf 20 tot 40 procent van de patiënten uiteindelijk aan een fosforkaak.’

Zelfs aan de onfortuinlijke arbeiders en hun verminkte kinnebakken werd geld verdiend. Ze werden namelijk als curiosa getoond aan bezoekers.

De gelukkigen werden geopereerd: een arts verwijderde de getroffen kaak. Zelfs aan die onfortuinlijke arbeiders en hun verminkte kinnebakken werd geld verdiend. Ze werden namelijk als curiosa getoond aan bezoekers. Een toeristische brochure uit 1878 raadde een bezoek aan het hospitaal van Geraardsbergen aan, om de ‘zeer mooie Oudenaardse wandtapijten’, én omdat ‘men er ook een schrijnende verzameling invalide arbeiders kan zien die ongeneeslijke wonden hebben door de omgang met fosfor.’

Openstaande rekening

Misschien wel het belangrijkste punt van Van Ginderachter is zijn conclusie: naast de hemeltergende armoede waren er ook hoge concentraties van rijkdom en macht. ‘Het fabriekspatriciaat in Gent had een zeer hoge levensstandaard en haalde onevenredig veel profijt uit de globalisering.’ En zelfs de Vlaamse havenots ‘plukten de vruchten van de overzeese slaven- en dwangarbeid. Katoen uit Alabama, rijst uit India, koffie uit Java en guano uit Peru transformeerden hun kleding-, eet- en arbeidspatronen. In die zin profiteerden ze van het westerse imperialisme.’

Tegelijk waren zij de meest kwetsbare klasse. Op korte termijn werden ze getroffen door honger, ziekte en werkloosheid. Van Ginderachter: ‘Op sommige vlakken kon hun levensstandaard de vergelijking met die van plantageslaven doorstaan.’

Maar: ze waren geen slaven. Binnen een liberale bourgeoisdemocratie genoot zelfs de onderklasse elementaire basisrechten, hoe uitgehold ook. Vandaar dat Van Ginderachter kan concluderen: ‘Dat verklaart waarom hun nakomelingen een halve eeuw later meer politieke en sociale rechten konden verwerven en honderd jaar later tot de onbetwiste winnaars van de globalisering gerekend konden worden.’

Al lijkt aan die tijd mogelijk een einde te komen. Met name China heeft nog een paar historische rekeningen openstaan. Maar verder is de wereldgeschiedenis van ‘arm Vlaanderen’ een fascinerende analyse, een bijna tweehonderd jaar oude spiegel voor de haast even disruptieve – maar gelukkig minder ellendige – tijden die we nu beleven.

Maarten Van Ginderachter, Arm Vlaanderen. Een wereldgeschiedenis. Honger, ziekte en globalisering in het midden van de 19de eeuw, Horizon, 362 blz.,29,9 euro

 

 

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise