Sterkste schouders dragen zwaarste lasten, uitgezonderd de 1 procent rijkste Belgen

© Getty Images/iStockphoto
Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

De ongelijkheid in België ligt iets hoger dan tot nu toe werd gedacht, blijkt uit nieuwe cijfers van de Nationale Bank. Dat komt vooral door de 1 procent rijkste Belgen. Uitgedrukt in geld betalen zij de meeste belastingen en sociale bijdragen, maar in verhouding tot hun inkomen dragen ze onvoldoende bij.

De inkomensongelijkheid in België ligt hoger dan eerder aangenomen, zo blijkt uit cijfers van de Nationale Bank van België, die volgens een nieuwe methode werden berekend. Maar ook volgens die methode neemt de ongelijkheid in ons land niet toe, in tegenstelling tot wat nog vaak wordt beweerd. Uit de nieuwe cijfers blijkt ook dat de sterkste schouders in ons land de zwaarste lasten dragen, alleen voor de 1 procent rijksten is dat niet het geval. 

Een huishouden behoort in ons land tot de 1 procent rijksten als het jaarlijks meer dan 430.000 euro aan beschikbaar inkomen heeft (dus na belastingen en socialezekerheidsbijdragen). Uitgedrukt in geld betaalt deze groep wel de meeste belastingen en socialezekerheidsbijdragen, maar in verhouding tot hun totale inkomen dragen ze minder bij dan de middenklasse en de hogere klassen. Zij dragen dus niet de zwaarste lasten.

Mythe doorprikt: ongelijkheid in België neemt níét toe

Inkomensongelijkheid

Dat de inkomensongelijkheid in ons land iets hoger ligt dan algemeen wordt aangenomen, is geen verrassing: de ongelijkheidscijfers steunden tot nu toe op enquêtes en het is bekend dat de rijken en zeker de allerrijksten in een samenleving niet graag deelnemen aan zulke enquêtes – en ze ook niet altijd even waarheidsgetrouw beantwoorden. 

De NBB ontwikkelde nu een heel nieuwe berekeningsmethode van inkomensongelijkheid, waarin gegevens van de belastingen en de bevolking met elkaar worden gecombineerd. Dat moet een eerlijker beeld schetsen en daaruit blijkt dat de inkomstenongelijkheid iets hoger ligt dan tot nu toe gedacht.

Ongelijkheid stabiel

De populairste maatstaf om de ongelijkheid te meten is de GINI-coëfficiënt. Dat is een getal tussen 0 en 100. Als het getal nul is verdienen alle mensen evenveel en is er volledige gelijkheid. Is het getal 100 dan is er één iemand die alles verdient en de rest niets. Voor 2023 was de Gini-coëfficiënt van België 24, maar volgens de nieuwe berekening van de NBB ligt de echt Gini-coëfficiënt op 30. 

Nee, de ongelijkheid in België neemt niet toe

Zo’n Gini-coëfficiënt zegt op zich niets. Hij krijgt maar betekenis als je hem vergelijk met de Gini-coëfficiënt van andere landen (om te zien of het land meer gelijk of ongelijk is dan een ander land) of vergelijkt met de Gini-coëfficiënt uit het verleden (om te kijken of de ongelijkheid is toegenomen of niet).

Volgens de traditionele berekeningswijze bedraagt de Gini-coëfficiënt van Duitsland 29, die van Frankrijk 30, van Nederland 27 en van België dus 24. In België was dus minder ongelijkheid dan in onze buurlanden. Wat de  Gini-coëfficiënt van onze buurlanden is volgens de berekeningswijze die de NBB toepast, is nog onduidelijk. Het zou best kunnen dat ook deze cijfers dan naar boven moeten worden herzien. 

Het is de bedoeling dat ook de andere Europese landen de berekeningswijze van de Nationale Bank gaan toepassen. Dan zal blijken of België ook volgens de nieuwe berekeningswijze minder ongelijk is dan onze buurlanden, zoals tot nu toe uit de cijfers bleek. 

Wel blijkt duidelijk dat volgens de nieuwe berekeningswijze de inkomensongelijkheid in ons land de voorbije jaren stabiel is gebleven. De vaak gehoorde bewering dat de ongelijkheid in ons land zou toenemen, wordt dus opnieuw ontkracht.

Niet sparen

De nieuwe cijfers van de Nationale Bank bieden heel wat inzichten, omdat ze gekoppeld kunnen worden aan bevolkingsgroepen. Zo blijkt dat de belastingen en sociale bijdragen inderdaad zorgen voor een herverdeling en dus minder ongelijkheid. Maar vooral de ‘sociale overdrachten’, waarmee bedoeld wordt de collectieve uitgaven voor gezondheidszorg en onderwijs, spelen een  belangrijke rol in het verminderen van de ongelijkheid. Als zij worden meegerekend, verbetert het relatieve welzijn van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen aanzienlijk.

Uit de cijfers blijkt ook dat sparen geen optie is voor een groot deel van de bevolking. Bijna 50 procent van de huishoudens komt niet aan sparen toe. Het gaat vaak over singles en singles met kinderen. Dat het sparen sterk geconcentreerd is bij de hogere inkomensgroepen is geen verrassing.

Sterkste schouders

De nieuwe cijfers maken ook duidelijk hoeveel er per inkomensgroep wordt betaald aan belastingen en sociale zekerheid. Als we de inkomens verdelen in decielen, dus in tien gelijke stukken, dan blijkt dat de bijdragen aan belasting en sociale zekerheid toenemen naarmate de inkomsten toenemen, tot men bij de 10 procent rijkste Belgen komt. Die betalen in verhouding tot hun inkomen minder belastingen en sociale zekerheid. 

Dat de rijkste 10 procent minder bijdragen komt evenwel omdat de top 1 procent minder bijdraagt. De Nationale Bank zonderde de top 1 procent af van de rest van de 10 procent rijksten. En dan blijkt dat die rest meer belastingen en sociale zekerheid betaalt dan de mensen uit lagere inkomenscategorieën. 

1 procent

Het is de rijkste 1 procent die veel minder belastingen en socialezekerheidsbijdragen betaalt. In absolute termen, dus in geld uitgedrukt, dragen ze nog wel het meest bij, maar in relatieve termen (dus in verhouding tot hun inkomen) dragen ze veel minder bij. ‘De top 1 procent ontvangt een aanzienlijk deel van de inkomens uit vermogen’, aldus de Nationale Bank. ‘De gunstige fiscale behandeling van deze inkomens verlaagt de belastingdruk op de hoogste inkomensgroepen en draagt bij aan het vergroten van de ongelijkheid.’ Vooral hun bijdrage tot de sociale zekerheid is erg laag.

Dat is belangrijk in het kader van de huidige discussie over de meerwaardebelasting. Uit de cijfers van de Nationale Bank blijkt dat de middenklassen en ook de sterkste schouders vandaag de zwaarste lasten dragen, uitgezonderd de 1 procent rijkste Belgen. De vraag is of die top 1 procent met de meerwaardebelasting zoals die vandaag is uitgetekend dat in de toekomst wel zal doen. Fiscale experts betwijfelen dat sterk en denken dat de top 1 procent ook aan de nieuwe meerwaardebelasting grotendeels zal ontsnappen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content