De vredesmissies van de Verenigde Naties gebruiken niet vaak genoeg geweld om burgers te beschermen wanneer zij worden aangevallen. Dat staat in een intern VN-rapport.
In het rapport staat dat Blauwhelmen vaak niet de neiging hebben om met geweld tussen te komen wanneer burgers zijn aangevallen, terwijl het gebruik van militair geweld wel toegestaan is door de Veiligheidsraad.
Het document haalt hiervoor verschillende redenen aan. Zo krijgen de soldaten vaak bevelen van de leiders van de missie én van de landen waarin de missies plaatsvinden en zijn er binnen de Veiligheidsraad verschillende meningen over wanneer een gewapende interventie gepast is. Bovendien vinden de missies vaak dat ze niet met voldoende mankrachten zijn om op een krachtige manier tussen te komen. De Blauwhelmen vrezen tot slot sancties van de krijgsraad of zelfs van het Internationaal Strafhof indien hun gewapende tussenkomst ongepast of overdreven zou worden geacht.
Niet bij de pakken blijven zitten
In het rapport is onder meer sprake van de missies in de Centraal-Afrikaanse Republiek, Zuid-Soedan, Haïti of Darfoer. “Van de 507 incidenten waarbij burgers betrokken waren en die werden opgenomen in VN-rapporten uit 2012 en 2013, was er slechts in 101 gevallen (20 pct) sprake van een directe tussenkomst van de missie”, klinkt het. In het merendeel van de gevallen waren de soldaten op het moment van de aanval niet aanwezig, maar als ze dan ter plaatse kwamen, gebruikten ze zelden geweld.
Toch bleven de Blauwhelmen niet bij de pakken zitten, zo staat nog in het rapport. Ze ondersteunden de plaatselijke veiligheidstroepen of hielpen de burgers om onderdak te vinden. Tot slot bleven de missies zich inzetten om op een vreedzame manier de bedreigingen tegen burgers te identificeren en aanslagen te vermijden. (Belga/TV)
