Kristien Van Vaerenbergh (N-VA)

Vervang de assisenprocedure en de volksjury

Kristien Van Vaerenbergh (N-VA) Federaal Volksvertegenwoordiger voor de N-VA.

De manier waarop het assisenproces vandaag gevoerd wordt, staat mijlenver af van de bedoeling van de oorspronkelijke Grondwetgever.

Bij elk assisenproces laait telkens weer de discussie op over de (on-)zin van de rechtspraak door een volksjury. En ook nu weer zorgt de zaak Kim De Gelder voor controverse zoals dat in het verleden al vaak het geval was, met hevige voor- en tegenstanders. Het is, volgens mij, inderdaad het ideale moment om één en ander eens grondiger te bekijken en ons af te vragen in hoeverre de volksjury – nog steeds – een aangepast instrument is voor een moderne goedwerkende justitie. Om daarop te kunnen antwoorden, is het van belang de volksjury in historisch perspectief te kaderen om een visie aangepast aan onze tijd te kunnen ontwikkelen.

Eigenlijk bestond de volksjury in verschillende vormen al ten tijde van het oude Griekenland en bij de Romeinen. Maar na de val van het Romeinse Rijk verdween ook de volksjury om dan weer tevoorschijn te komen in de Middeleeuwen, om onder de barbaarse rechtsbedeling van het Ancien Régime opnieuw te verdwijnen.

De bakermat van de volksjury is trouwens Engeland. Zowel Frankrijk als de Verenigde Staten lieten zich door dit model inspireren en in Frankrijk werd de rechtsprekende taak na het Ancien Régime weer aan de burger toevertrouwd omdat dit als de enige manier van eerlijke rechtsbedeling werd beschouwd. Het vertrouwen in professionele rechters was tijdens het Ancien Régime immers onder nul gedaald omdat politieke beïnvloeding van strafprocessen schering en inslag was. Dit systeem, zoals we het vandaag nog steeds kennen, werd in België geïntroduceerd tijdens de Franse Revolutie. Bij het korte Nederlandse bewind over België werd de volksjury weer afgeschaft – in Nederland bestaat de volksjury tot op heden niet – om bij de Belgische onafhankelijkheid in 1830 meteen weer ingevoerd te worden. Het verhaal van de volksjury is er, met andere woorden, één van invoeren en weer afschaffen.

In België werd de lekenjury in de eerste plaats ingevoerd om pers- en politieke misdrijven te beoordelen via het zogenaamde assisenproces. Niet in eerste instantie voor de zwaarste misdrijven dus, zoals voor bijvoorbeeld het plegen van een moord. Deze categorie van misdaden werd bij de parlementaire besprekingen overigens pas op het allerlaatste moment aan de wet die de volksjury in het leven roept, toegevoegd. Aanvankelijk waren het dan ook voornamelijk pers- en politieke misdrijven die door een volksjury werden beslecht, en nu is het vrijwel uitsluitend nog voor het misdrijf van moord dat een assisenproces wordt begonnen.

Ter illustratie: na WO II zijn er geen politieke misdrijven meer voor assisen geweest en persmisdrijven worden nog amper vervolgd. Het is dus niet verwonderlijk dat er zoveel controverse bestaat over het in stand houden van de volksjury. En dus stelt zich de vraag of dit systeem nog steeds houdbaar is en moet gehandhaafd worden.

Laat ik beginnen met een volksbevraging van 2010 (rapport justitiebarometer 2010) waaruit blijkt dat 81 procent van alle ondervraagden er geen probleem mee zou hebben indien een beroepsrechter hen zou beoordelen. Uit die enquête blijkt ook dat hoger opgeleiden alsook mensen die voor Justitie werken, een beroepsrechter verkiezen boven een volksjury. Het debat heeft zelfs een communautair tintje want uit datzelfde onderzoek blijkt dat Walen liever berecht worden door een volksjury. Hieruit is wellicht te besluiten dat indien Justitie een bevoegdheid zou worden van de Vlaamse Gemeenschap, de volksjury waarschijnlijk nog slechts een kort bestaan zou beschoren zijn. En dat zou terecht zijn, want er zijn heel wat argumenten die niet in het voordeel van het bestaansrecht van de volksjury pleiten.

De manier waarop het assisenproces vandaag gevoerd wordt, staat mijlenver af van de bedoeling van de oorspronkelijke Grondwetgever. Men heeft immers de bevoegdheden ervan vrijwel helemaal uitgehold. Persmisdrijven bijvoorbeeld gaan de facto niet meer via een assisenproces. Door meerdere wijzigingen in de wet kunnen ook steeds meer misdrijven die voor assisen zouden komen, gecorrectionaliseerd worden waardoor vandaag nog slechts 0,01 procent van de strafzaken via een assisenproces beslecht wordt. Daardoor kon het assisenproces tot nu wel blijven bestaan want waar zou men de mensen blijven vinden om in de jury te zetelen, en hoe zou men deze geldverslindende rechtsgang kunnen blijven betalen?

De kostprijs van een assisenproces bedraagt immers gemiddeld 50.000 tot 200.000 euro – met uitschieters tot zelfs 5 miljoen euro zoals dat het geval was bij het proces Habran. (Een proces dat daarenboven nog eens opnieuw moest worden gedaan omdat België veroordeeld werd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens niet motivering van het arrest.) Men kan zich de vraag stellen in hoeverre dit te verantwoorden is, wanneer men bedenkt dat de dader vaak al bekend heeft en de jury toch nog moet oordelen nadat er in de media jarenlang een bepaald beeld is gecreëerd van de vermoedelijke dader.

Vanuit rechtswetenschappelijk oogpunt zijn er eveneens stevige argumenten die pleiten voor de afschaffing van de volksjury. De assisenprocedure sluit beroepsrechters bijna helemaal uit wanneer het gaat over de schuldvraag, de procedure wordt zuiver mondeling gevoerd en er is geen mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de uitspraak. Te bedenken daarbij is dat in een Justitie die steeds meer specialisatie en professionalisering vereist, men ernstige risico’s loopt door afwezigheid van juridische kennis bij lekenrechters. Dat ze moeten oordelen over onweerstaanbare drang bijvoorbeeld, zonder voorkennis of zonder inzage te krijgen in het dossier, en alleen rekening kunnen of mogen houden met wat gezegd wordt op het proces, maakt het hen niet makkelijker om aan recht te doen. Zeker als je weet dat in een assisenproces het opwekken van bepaalde emoties centraal staat en ze daardoor erg vatbaar zijn voor de retoriek van gespecialiseerde, en zeg maar vaak geslepen, assisenpleiters. Om nog maar van de (non-)representativiteit van de maatschappij te zwijgen die voor veel kritiek vatbaar is. En in het huidig klimaat van ‘mediatiseren van het proces’ – waar zelfs al eens een stafhouder moet tussenkomen – is er al vaak een bepaald beeld van de dader gecreëerd. Onder andere daarom staat deze vorm van procesvoeren op gespannen voet met internationale regels en kan het dus alleen al op basis daarvan geen toonbeeld meer zijn van een kwaliteitsvolle rechtsgang.

Voorstanders van deze procedure halen vaak het louterend en troostend effect op het slachtoffer aan. Ik vraag mij dan af wat beter zou zijn: een snel, grondig en efficiënt vooronderzoek waardoor het proces, gevoerd door beroepsrechters met jaren ervaring, snel kan beginnen met een uitspraak binnen een redelijke termijn of zoals het nu is, een vooronderzoek dat jaren aansleept en een assisenproces dat nog eens weken tot maanden duurt voordat er een uitspraak is. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat het voor de slachtoffers en nabestaanden van belang is dat daders snel berecht worden, zodat ze echt kunnen beginnen met het verwerken van de gruwelijkheden die ze moesten doorstaan. Moeten de financiële middelen en inspanningen niet beter aan onderzoek en het wegwerken van de gerechtelijke achterstand besteed worden, eerder dan aan dure en tijdrovende assisenprocessen? Als we trouwens naar andere landen kijken dan zien we dat het daar wel kan. In Noorwegen bijvoorbeeld, werd Anders Behring Breivik veroordeeld een jaar nadat hij de feiten pleegde.

De assisenprocedure is trouwens niet alleen tijdrovend, daarbovenop komt nog de erg belastende impact op de werking van het hele strafrechtelijk apparaat, zowel bij zetel als parket. Voor het voeren van een assisenproces wordt de voorzitter van een Hof van Beroep aangeduid, en de bijzitters en de griffier van een Rechtbank van Eerste Aanleg. Dat betekent dus dat hun normale werkzaamheden gedurende al die tijd opgeschort zijn en dus zijn de gevolgen groot voor de normale rechtsgang. Niet te vergeten, er is nog steeds die andere kwelgeest van Justitie, namelijk de enorme gerechtelijke achterstand waardoor rechtzoekenden vaak jaren op een uitspraak moeten wachten. Zolang Justitie blijft falen om haar procedures binnen een redelijke termijn af te werken, zal ze blijven aan geloofwaardigheid verliezen. Trouwens, pas nog werd België veroordeeld door een Brusselse rechter tot het betalen van een schadevergoeding van maar liefst 22.000 euro wegens ’tekort aan rechters’. Bij wijze van besparingsmaatregel besliste toenmalig minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&V) in 2010 rechters met vertraging te benoemen. Dit is volgens een Brusselse rechter de oorzaak waarom een verkeersongeval van het jaar 1992; zaak van maar liefst 22 jaar oud, niet “binnen een redelijke termijn” kon beslecht worden.

Voor mij is de conclusie helder: de assisenprocedure en de volksjury zijn niet meer van deze tijd en worden best vervangen door iets anders. De hervormingen aan deze procedure van 2009 zijn een mislukking en dat geldt wel voor meer hervormingen binnen Justitie. Die hervorming moest assisen verkorten, alles eenvoudiger maken en minder duur, maar, in plaats daarvan werd alles complexer en trager. En zo gaat het trouwens met alle hervormingen op vlak van Justitie. Met een grondig en snel vooronderzoek en een transparante, efficiënte procedure zijn zowel slachtoffers als nabestaanden, als verdachten en de maatschappij gediend. Dit alles kan gerealiseerd worden binnen de grondige hervorming die Justitie vandaag nodig heeft. Of de geesten hiervoor intussen al gerijpt zijn? Ik vrees van niet.

Laat ons voor nu alvast hopen dat het proces op een serene manier kan gevoerd worden en dat slachtoffers en nabestaanden antwoorden krijgen en met hun verwerking kunnen starten.





Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content