Ewald Pironet

Industriële dwerg

De teloorgang van de industrie in ons land is veel erger dan in de rest van Europa, zo blijkt uit een studie van econoom Geert Noels. Hebben we nog een toekomst?

Het is een ontnuchterende vaststelling: op het Verenigd Koninkrijk na is in geen enkele lidstaat van de OESO de industrie zozeer achteruitgegaan als in België. Dat blijkt uit een studie die econoom Geert Noels (Econopolis) maakte, in samenwerking met de werkgeversorganisaties Unizo en VKW, met als titel ‘Is er nog een toekomst voor onze industrie?’

Ook de werkgelegenheid in de industrie is de afgelopen 40 jaar in ons land sterker gekrompen dan in de andere OESO-landen: meer dan de helft van de banen is al verloren gegaan, en de neergang houdt aan. Volgens de meest recente cijfers werkt nog slechts 13 procent van de Belgen in de industrie. En Noels ziet weinig kans op beterschap, aangezien ons land volgens een recent rapport over de concurrentiekracht van de industrie op de weinig benijdenswaardige 24e plaats staat op 26 landen.

De vraag is natuurlijk waarom de werkgelegenheid in de industrie sinds 1970 zo sterk is afgenomen. Er is de productiviteitsgroei: vooral dankzij automatisering kun je met minder mensen meer produceren. Heel wat industriële bedrijven zijn zich gaan concentreren op hun kernactiviteit en hebben bijvoorbeeld hun transport of software en de mensen die daar werkten, afgestoten naar dienstenbedrijven. En dan zijn er heel wat ondernemingen weggetrokken, naar Oost-Europa of naar de nieuwe groeilanden in Azië. Die factoren gelden voor alle OESO-landen.

Waarom werd precies België dan zwaarder getroffen door de de-industrialisering? Noels ziet drie redenen. Eén: onze loonkosten. ‘België kent een vrijwel chronische ontsporing van zijn concurrentiekracht’ en nu en dan werden wel maatregelen genomen om die positie te verbeteren, maar altijd na een crisis en te laat. Twee: onze rigiditeit. ‘Inzake vergunningenbeleid, consistentie van de fiscale regelgeving, vlotheid van rulingafspraken, de eenvoud om de overheid aan te spreken, de snelheid van reactie van deze overheid, de rechtszekerheid en dergelijke meer, scoort België in alle rankings slecht’, aldus Noels. Drie: onze arbeidsmarkt is star en past zich veel te traag aan. Hierbij wijst Noels op de verantwoordelijkheid van de vakbonden, die een proactief beleid al te vaak hebben afgeremd.

De studie formuleert een tiental actiepunten dat de neergang van de industrie in ons land moet ombuigen, maar het allerbelangrijkste is wellicht dat er ‘inspanning en enthousiasme is van de werknemers, sociale partners en de gehele bevolking’. Daarbij pleit Noels voor ‘een staatshervorming van het sociale landschap’, waarbij werkgelegenheid en ondernemerschap prioriteit krijgen. ‘Want onze sociale verworvenheden kunnen enkel blijven bestaan in een land met een voldoende sterk economisch weefsel.’

De politici bijten de laatste weken hun tanden stuk op een broodnodige staatshervorming, met de onvermijdelijke herziening van de financieringswet. Maar ook als dat zou lukken, zijn we er nog lang niet. Onze economische aftakeling werd daarmee nog geen halt toegeroepen. Politici en sociale partners staan samen dan ook voor een nog veel zwaardere taak: ze moeten ervoor zorgen dat we uit de hoek raken waar de klappen vallen en dat we opnieuw kunnen aanknopen bij de economisch succesvolle landen van Europa. Anders luidt de vraag niet langer of er nog een toekomst is voor onze industrie, maar wel kortweg: is er nog een toekomst?

Ewald Pironet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content