BEESTENBOEL

© Cheese photography

Bioloog Dirk Draulans zoomt elke week in op een opvallend specimen in de Vlaamse natuur – de mens uitgezonderd. Deze week: de wolhandkrab.

Wat hebben de gemeenten Geel, Lier, Maldegem en Nieuwpoort gemeen? Ze kregen allemaal een invasie te verwerken van de wolhandkrab. Het is de enige zoetwaterkrab in Europa. Officieel heet het dier de Chinese wolhandkrab. Het werd in het begin van de 20e eeuw uit Azië in Europa ingevoerd, waarschijnlijk met het ballastwater van schepen. De eerste waarneming in België gebeurde niet toevallig in het Antwerpse havengebied, in 1933. Vanuit Europa maakte de soort, waarschijnlijk ook als verstekeling in schepen, de oversteek naar Noord-Amerika.

De wolhandkrab, vernoemd naar de borstelige haren die een soort ‘wollen handschoen’ op haar poten vormen, heeft een levenscyclus die in zee begint: de eitjes hebben zout nodig om te rijpen. Als ze volwassen worden, trekken de dieren rivieren op. Ze komen dan onder meer in de Schelde terecht, maar ook in zijrivieren als de Nete en de Dender. In de paar jaren dat ze volwassen zijn, kunnen ze grote afstanden in zoet water afleggen. Ze zijn al in de Tsjechische hoofdstad Praag geregistreerd, 750 kilometer van de monding van de Elbe in Duitsland vanwaar ze waren vertrokken. Als er onderweg obstakels zijn, verlaten ze het water en kunnen ze kilometers over land afleggen, soms met honderden exemplaren tegelijk. Hoe ze zich daarbij oriënteren is onduidelijk, maar feit is dat ze zich door niets laten afschrikken.

De invasies in de Vlaamse gemeenten hebben met de trekbewegingen te maken. Omdat de eitjes uitsluitend in zout water rijpen, moeten de krabben terug naar zee voor hun voortplanting. Als ze brak water bereiken, wordt er gepaard. Vervolgens verdwijnen de vrouwtjes dieper de zee in. De eitjes worden meteen na de paring gelegd en plakken tijdelijk aan de moeder. Een vrouwtje kan tot een miljoen eitjes meezeulen, een enorm aantal. Dat is nodig, want ze kan zich slechts één keer voortplanten. Dat vergt zo veel energie dat de krab niet lang daarna sterft. Het stervensproces wordt als ‘levend rotten’ omschreven.

De wolhandkrab is niet zo groot, maar ze kan er met haar lange scharen dreigend uitzien. Ze valt in principe geen mensen aan. Als invasieve migrant heeft ze hier geen natuurlijke vijanden, zodat ze zich ongeremd kan uitbreiden. Er is in Europa evenmin een inheemse soort met een vergelijkbare levensstijl die haar in de weg staat. Om de explosieve toename te stoppen, lijkt er maar één mogelijkheid: we moeten de krab beginnen te eten. Helaas staan Europeanen niet te springen voor een vrij kleine krab uit zoetwater op hun menu.

In China en andere Aziatische landen is ze wel gegeerd – de vrouwelijke geslachtsorganen worden er als een delicatesse beschouwd. Er staan zelfs automaten in stations, waaruit je een nog levende krab kunt halen (de diertjes worden bij 5 °C in een soort winterslaap gehouden). Gehoopt wordt dat export van krabben naar Azië de uitbreiding in Europa kan remmen én de druk op de oorspronkelijke populaties kan verlichten, want in Azië wordt de krab overbevist. In functie van een minder zware ecologische voetafdruk zou het natuurlijk beter zijn dat de krab ook hier gegeten wordt, en niet alleen in Chinese restaurants. Maar ecologische logica zit nog minder in het denkpatroon van de doorsneemens ingebakken dan gewone logica.

Om de explosieve toename te stoppen, lijkt er maar één mogelijkheid: we moeten de krab beginnen te eten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content