Spirou Charleroi van voorzitter en selfmade man Eric Somme is al jaren een vaste waarde aan de top van het Belgische basket. Goed voor het imago van een stad die niet altijd positief in het nieuws komt.

De stad Charleroi, parel aan de Samber, krijgt in Vlaanderen niet de allerbeste pers. Maar wat tussen de politieke schandalen hier en daar vergeten wordt, is dat Charleroi eigenlijk op en top een sportstad is. Volgt u even mee: zaalvoetbalclub Action 21 kroonde zich in 2005 tot Europees kampioen. Tafeltennisclub La Vilette doet nog beter met tweeëndertig nationale titels, zeven Europese en winst in het officieuze wereldkampioenschap voor clubs in 2001. Dauphines Charleroi is een grote naam in het damesvolley en werd drie jaar geleden nog Belgisch kampioen. Er is Spirou Charleroi, dat in de laatste vijftien jaar acht keer de landstitel in het basket behaalde. En met Sporting en Olympique telt Charleroi vaste waarden in de eerste en tweede klasse van het voetbal. Welke Vlaamse stad doet beter dan de trots van het Zwarte Land? En zeggen dat de eerste sport van Charleroi wellicht nog altijd het in de wijken zeer populaire kaatsbal is.

Voor het succes van basketbalclub Spirou Charleroi is voorzitter Eric Somme in niet geringe mate verantwoordelijk. Somme is een innemend man met een merkwaardig levensverhaal. Ooit werd hij door de stad gevraagd om voetbalclub Sporting Charleroi over te nemen, vóór de komst van de familie Bayat was dat. Hij was een tijdje de manager van tennisspeelster Jus-tine Henin, tot die een internationale ster werd en Somme haar aanraadde om begeleiders te zoeken die beter hun weg wisten in de mondiale sponsoring. Lang voordien had hij naam gemaakt als voorzitter van basketbalclub Mariembourg, een gehucht van Couvin in de provincie Namen, vlakbij de Franse grens.

‘Ik ben opgegroeid in Mariembourg en stond bekend als een ondernemend baasje. De basketbalploeg zat in de problemen en men kwam naar mij om die op te lossen’, vertelt Eric Somme. ‘Ik heb toen het ini-tiatief genomen om met de lokale middenstand te gaan praten, wat de club gered heeft. Ze verkozen mij prompt tot voorzitter. Ik was 26 jaar en voetbalde in de eerste ploeg van Mariembourg, toen eerste provinciale. Voorzitter in het basket en speler in het voetbal: dat moet een unieke combinatie geweest zijn. In het voetbal speelde ik libero. De man met het overzicht die de rest doet lopen: toen al. ( lacht)’

‘Ik kom uit de horeca. Twintig was ik toen ik mijn eerste taverne opende. Die liep goed en ik begon met een kleine dancing, wat in de jaren zeventig in het kleine Mariembourg echt niet vanzelfsprekend was. In 1978 kreeg ik een fantastisch idee, dankzij Saturday Night Fever. Ik zag de film en wist meteen dat dit een fenomeen ging worden. Dus bouwde ik mijn discotheek om tot Le Travolta, een disco die er helemaal uitzag zoals in de film. Het was een geweldig succes, dus niet veel later begon ik enkele kilometers verderop met Le Travolta 2. Een derde disco liet niet lang op zich wachten. Zo had ik, voor ik het wist, een horeca-imperium opgebouwd.’

Ook in het basket scheerde Eric Somme hoge toppen. Het bescheiden Mariembourg klom onder zijn leiding van de provinciale reeksen naar eerste klasse.

ERIC SOMME: Het mirakel van het Belgische basket noemden ze ons. We speelden in een rumoerige zaal in het midden van de velden. Totaal ongeschikt voor dat niveau, maar er hing wel een fantastische atmosfeer. Er woont niet veel volk in Mariembourg, maar wie er was, ging naar het basket. Ook sportief ging het ons voor de wind. We speelden zelfs twee jaar Europees, en dat met een piepklein budget.

Toch ontbraken de middelen om iets blijvends op te bouwen, na een paar jaar besefte ik dat we er het maximum uit hadden gehaald. We hadden geen infrastructuur en ook geen kapitaal om daar wat aan te doen. Dan houdt het vroeg of laat op. Zelf heb ik heel veel geleerd uit dat avontuur met Mariembourg. Ik wist nu hoe het werkte, ik had van topbasket geproefd en dat smaakte naar meer. Via via ben ik in Charleroi beland. En hier zit ik nog altijd.

Waarom hebt u de club eigenlijk vernoemd naar Spirou of Robbedoes, zoals we die stripfiguur in het Nederlands kennen?

SOMME: Dat is stomweg gekomen. Ik zat op café. We waren net naar eerste klasse gepromoveerd, toen nog onder de naam Monceau, wat een deelgemeente van Charleroi is. De cafébaas stelde voor om de club Spirou te noemen, waarschijnlijk was hij fan van de strip. Eerst lachte ik daarmee, tot ik er ernstiger over nadacht. Een ploeg die de naam van een stad draagt, wordt daar ook door beperkt. Dat heb ik in Mariembourg geleerd. Toen de zaal daar te klein werd en we moesten verhuizen, was iedereen kwaad: de mensen van Mariembourg omdat we in Chimay speelden en die van Chimay omdat de club nog altijd Mariembourg heette. Eigenlijk is het te kinderachtig voor woorden, maar tussen kleine gemeentes die een steenworp van elkaar liggen, kan er een enorme vijandschap leven. Een naam wordt dan al gauw een symbool.

De club herdopen in Spirou is waarschijnlijk de verstandigste beslissing die ik ooit genomen heb. Het sympathieke imago van het stripfiguurtje straalt af op de club, en bovendien heeft die naam ons hinterland gevoelig uitgebreid. Een jongere uit Rochefort of Doornik kan veel makkelijker supporter worden van Spirou dan van Charleroi. De drempel is door die naam een stuk lager. Vergelijk het met Standard. Als die club gewoon Luik had geheten, dan had ze nooit zoveel supporters kunnen winnen. Iedereen weet dat die ploeg in Luik speelt, maar het is niet louter Luik, begrijpt u? Dat werkt zo voor supporters, maar net zo goed voor sponsors.

Spirou Charleroi is inderdaad een enorm succes. De club bestaat amper twintig jaar, maar speelde al wel acht keer kampioen. Dat kan niet alleen aan de naam liggen.

SOMME: Nee, natuurlijk niet. Een club moet goed geleid worden, moet structureel goed in elkaar zitten, maar zo zijn er in België meerdere. Wat ons een voorsprong heeft gegeven, is dat wij op het juiste moment in de juiste infrastructuur speelden. We zijn gestart in La Garenne, een mooi maar bescheiden zaaltje vlak aan de Spiroudome, waar zaalvoetbalclub La Vilette nu speelt. La Garenne was perfect voor de bescheiden eersteklasser die we op dat moment waren, maar geen basis voor een topclub.

Net toen de verhuis naar La Coupole rond was, een iets grotere zaal die oorspronkelijk had moeten dienen om de tennisacademie van Nick Bolletieri te ontvangen, speelden we een eerste keer kampioen. Die timing viel dus mee, maar dat was geluk. Ik besefte dat er meer nodig was om ons echt aan de top te houden. Dus hebben we La Coupole uitgebouwd tot de Spiroudome, de grootste en modernste basketbalzaal van het land.

Het is geen toeval dat de club van toen af aan een grotere rol is gaan spelen in de Belgische competitie. Het vergroot je budget en het geeft je een nieuw elan. Langs de andere kant: nu klinkt dat allemaal fraai, maar toen we de plannen voor de Spiroudome voorstelden, verklaarde iedereen ons voor gek. We hebben het toch gedurfd en daarom zijn we een Belgische topclub geworden.

Zodra wij de Spiroudome hadden, sprong de rest van het land ook op de trein. Leuven, Bergen, Luik, Oostende en Antwerpen zijn allemaal aan het bouwen geslagen. Ze moesten wel. De Spiroudome heeft zo eigenlijk heel de competitie naar een hoger niveau getild. Ploegen die deze evolutie niet kunnen volgen, gaan vroeg of laat moeten afhaken. Aalstar is een mooi voorbeeld. Die club wordt goed geleid en heeft vurige fans, maar zolang ze niet naar een professionele zaal verhuizen, zal het voor Aalstar altijd moeilijk blijven.

Giovanni Bozzi, de coach die Charleroi eind jaren negentig groot maakte met vier lands- titels op rij, is sinds deze zomer terug bij de club.

SOMME: En daar ben ik blij om want hij is een vriend. En een zeer bekwame coach natuurlijk, anders had ik hem niet gecontracteerd. Toch verwacht ik niet dat Giovanni ons dit jaar kampioen gaat maken. We verloren al nipt thuis van Luik, en we wonnen een paar keer met een klein verschil. Alleen in Oostende en tegen Gent liep alles perfect. Maar het wordt een lastig seizoen, dat merk je nu al. Sport evolueert altijd in cycli, en ik denk dat het nu onze beurt is om opnieuw te bouwen.Vergeet ook niet dat we de laatste jaren veel geluk hebben gehad. Hoe vaak wonnen we niet in de laatste seconde? Door de fantastische atmosfeer in de Spiroudome of doordat Matt Walsh, die ons deze zomer verliet, weer eens een gouden ingeving kreeg. Drazen Anzulovic, onze vorige trainer, was een geboren gelukzak, ook een belangrijke eigenschap als coach. ( lacht) ’t Is afwachten of de konijnenpoot van Giovanni Bozzi even goed werkt.

Pas op, denk nu niet dat ik me op voorhand gewonnen geef. Maar ik besef dat het erg moeilijk wordt om voor een derde keer op rij kampioen te spelen. Temeer omdat we zwaar hebben geloot in de Europacup, terwijl Oostende niet Europees speelt en dus alles op de Belgische competitie kan zetten. Bergen heeft trouwens ook een erg sterke kern. De weekends na zware Europese matchen gaan wij punten verliezen, maar het voordeel is: tegen dat de play-offs eraan komen, zal de ploeg veel bijkomende ervaring verzameld hebben. Ik hoop op een scenario waarin we een hele competitie aanklampen voor de play-offs, om dan nog een tandje bij te steken en misschien wel te stunten. Maar als dat niet lukt, zou het echt geen catastrofe zijn. We hebben net twee titels gepakt, het mag al eens een seizoen een beetje minder zijn.

Het basketjaar belooft in ieder geval spannend te worden. Het is niet zoals in het volleybal, waar iedereen aftelt tot Roese-lare en Maaseik onderling uitmaken wie beker en landstitel wint.

SOMME: Dat klopt. Wij hebben het grootste budget, maar dat garandeert in deze competitie niets. Iedereen kan van iedereen winnen. En zo moet het ook. Dat maakt een sport groot.

U werkt daar zelf aan mee. Spirou leent jonge of licht geblesseerde spelers uit aan VOO Verviers-Pepinster of Belgacom Luik. Zo versterkt u bewust uw eigen concurrenten.

SOMME: Tot vijftien jaar geleden had je maar twee basketteams in België: Oostende en Mechelen. Dat blokkeerde de markt. Oostende had in die tijd Rik Samaey, veruit de beste Belg, en één top-Amerikaan nodig en het kampioenschap was al beslist nog voor het begon. Dat is dodelijk voor een sport.

Het Bosmanarrest heeft dat opengetrokken. Men kon eindelijk op een fatsoenlijke manier transfereren, wat clubs die goed werkten meteen een bonus gaf. Bovendien gingen de grenzen open, wat het niveau vanzelf omhoogstuwde. Voor een klein land als het onze is Bosman een zegen geweest. Nu kan je met een efficiënt beleid tenminste het gat dichtrijden op een groter en economisch sterker land als Frankrijk. Dat wij talentvolle jongeren uitlenen aan Pepinster en Luik leidt er inderdaad toe dat die ploegen sterker voor de dag komen, maar maakt die jongeren zelf ook sterker. En daar hopen wij, als gevestigde topploeg, ooit de vruchten van te plukken.

Ieder jaar, zonder dat er veel lawaai over wordt gemaakt, komen de Belgen dichter bij de Europese top. Voor de Fransen en de Duitsers hoeven we nu al niet meer onder te doen. De Italiaanse, Spaanse en Russische ploegen zijn in principe nog te sterk. Maar de kloof is niet van die aard dat een stunt onmogelijk is.

Topclub Charleroi heeft vier Belgen in zijn kern. Is dat voldoende?

SOMME: Ik had dat liever anders gezien, maar onze Europese campagne is mee-dogenloos. Daar kun je niet met jongeren experimenteren. Ze moeten er direct staan, en dat kun je van onze jonge Belgen niet verwachten. Net daarom laten we ze ervaring opdoen bij subtoppers.

Als we willen dat de Belgen op jonge leeftijd al op dat niveau staan, moeten ze nog jonger aan de slag, maar dat ligt moeilijk in dit land. De Belgische jeugd heeft echt niet minder talent dan pakweg de Kroa-tische, maar het verschil is dat jonge Kroaten veel meer trainingsuren kloppen. Dat krijg je later niet meer ingehaald. Ik heb ook de indruk dat er weinig overzicht zit in onze jeugdwerking, iedereen doet maar wat. Nu ja, het is ook niet allemaal kommer en kwel. Optima Gent speelt jong en Belgisch. Pepinster ook. Dat is hoopgevend.

Achter bijna iedere grote club zit een politicus: Johan Vande Lanotte in Oostende, Jaak Gabriels in Bree, Elio Di Rupo in Bergen. Is de invloed van de politiek op het basket niet te groot?

SOMME: Politici in het basket hoeven niet per definitie een probleem te zijn. Neem bijvoorbeeld Vande Lanotte. Hij is politicus, maar houdt ook met hart en ziel van het basket. Zijn uitgebreide adresboek is alleen maar een voordeel voor zijn club. Wanneer men het basket gebruikt om er politieke winst uit te halen, dan pas wordt het gevaarlijk. Ik herinner me een uitmatch op Bree, waar Gabriels de microfoon nam om uitvoerig alle mensen te bedanken die samen met hem de club hadden gered… Dan ben je politiek aan het bedrijven in de sportzaal. Zou het toeval zijn dat die club nu in tweede zit?

Voor Spirou was het nog een geluk dat men zich niet met de lokale politiek inliet. De club heeft de schandalen binnen de stad Charleroi zonder schade overleefd.

SOMME: De enige schade die het basket leed, was dat ik één dag in de cel werd gestopt. Een negatieve consequentie van met sport bezig te zijn in deze stad ( Somme werd officieel van alle blaam gezuiverd met excuses van de politie, nvdr). Wat was er gebeurd? De stad Charleroi had voor 1 miljoen euro sportsubsidies uitgereikt. Ik was daarover verbaasd, ik vond dat veel geld. Wij hebben daar geen cent van aanvaard, omdat ik me zorgen maakte dat het ons onze onafhankelijkheid zou kosten. Dat is dus een verstandige keuze gebleken.

In Vlaanderen klaagt men vaak dat de Waalse clubs meer subsidies krijgen, wat de eerlijkheid van de competitie ondergraaft.

SOMME: Van de Waalse investeringsmaatschappij krijgen wij, vanuit onze functie als onderneming, 200.000 euro. En er is de 250.000 euro van het Waalse Gewest die we ontvangen als eerste francofone basketclub. Dat is dus een onzekere inkomstenbron: als morgen Bergen of Pepinster ons inhaalt, krijgen zij dat geld. Dat is alles. Misschien dat men elders bijkomende steun vanuit de lokale overheid krijgt, maar Spirou in ieder geval niet. Wij zijn een onafhankelijke, zelfbedruipende club, ook al geloven ze dat in Vlaanderen blijkbaar niet.

Ik heb de indruk dat vooral de Spiroudome de ogen uitsteekt, maar daarvoor ligt de verdienste enkel bij de club. Wij hebben daar zelf de sponsors voor gevonden. Oké, de stad is eigenaar en zonder overheidsgeld had de Spiroudome er nooit gestaan, maar wij hebben wel altijd een faire huurprijs betaald.

U bent zelf bijzonder belangrijk voor de club. Eric Somme ís Spirou Charleroi, wordt wel eens gezegd.

SOMME: Dat is nochtans totaal het tegenovergestelde van wat ik bereiken wil. Ik wil net een structuur neerzetten die níet meer afhankelijk is van personen, die er bij wijze van spreken over dertig jaar nog staat. En dat lukt beter en beter. Ze noemen mij misschien de sterke man van Spirou, maar ik geloof eerlijk waar dat ik zelfs op dit moment al niet meer de belangrijkste persoon binnen de club ben. Dat lijkt mij Benoît Cuisinier, onze commercieel directeur. Een uitzonderlijk talent. Hij haalt de sponsors een na een binnen, ik mag mezelf gelukkig prijzen dat ik op hem gestoten ben. Je omringen met bekwame mensen, dat moet een voorzitter vooral doen. Met Giovanni Bozzi en de managers Jacques Stas en David Desy denk ik dat de club voor jaren sterk staat. Maar we zullen zien. Als het allemaal ineenstort wanneer ik er niet meer ben, dan heb ik gefaald.

U voert mee de contractbesprekingen, maar spreekt geen Engels. Dat is een vreemd gegeven in een op en top Angelsaksische sport als basket.

SOMME: Ik schaam mij daar een beetje voor. Ik ben goed in cijfers en commercieel heb ik ook enig talent, maar een talenknobbel is mij niet gegeven. Dat is bij mijn studies ook altijd een groot probleem geweest: woordenschat kan ik om een of andere reden niet in mijn geheugen opslaan, al studeer ik er dagen op. Het rare is dat ik andere zaken dan weer heel gemakkelijk onthoud. Mijn vader heeft daarom ook nooit geloofd dat het aan mijn geheugen lag. Ik weet nog dat hij mij, waarschijnlijk na een of andere ouderavond, vroeg wie de Tour van ’58 won en ik meteen Charly Gaul riep. Pa dacht er vanaf toen het zijne van. ( lacht)

Maar het is dus echt een probleem met mijn geheugen, en ik sukkel daar nog steeds mee. Ik zou graag Engels kunnen praten zoals een Vlaming, want in mijn functie is het inderdaad vervelend om dat niet te kunnen. En in het buitenland bekijken ze je tegenwoordig ook als een dommerik als je geen mondje Engels spreekt.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Toen we de plannen voor de Spiroudome voorstelden, verklaarde iedereen ons voor gek.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content