Een echte verrassing kun je het nauwelijks noemen: Herman Van Rompuy werd door de redactie van Knack verkozen tot Mens (m/v) van het Jaar. De ‘president van Europa’ blikt terug op wat hem in zijn carrière zoal is overkomen. Het verhaal van een zondagskind in de politiek.

Toen de zon nog volop scheen voor de paarse meerderheid, vertelde Guy Verhofstadt tijdens de verkiezingscampagne van 2003 van zijn ergste nachtmerrie. Hij zag dan ’s nachts een kalend, mager mannetje met een lintmeter door zijn kantoor aan de Wetstraat 16 spoken, om er de maten op te nemen. CD&V moest nog even wachten voor de partij weer aan de beurt was. Herman Van Rompuy werd pas vijf jaar later eerste minister. ‘Ik ben daar helemaal niet mee bezig’, zei hij een jaar later over de spot van Verhofstadt. ‘Ik knip dat allemaal uit om later aan mijn kleinkinderen te tonen. Dan kan ik zeggen: Die pépé! Hij ziet er misschien krakkemikkig uit, maar ooit was hij bijna premier!

Die kleinkinderen hebben intussen zelf de vertrekken van de Belgische eerste minister verkend. Herman Van Rompuy werd eind november voorzitter van de Europese Raad – president van Europa – maar hij treedt pas op 1 januari echt in functie. Hij moest zich daarom begin december in dit gesprek hoeden voor uitspraken over de hete hangijzers van zowel de Europese als de Belgische politiek. Veel tijd om daarbij stil te staan, was er trouwens niet. Om voorbereid aan de start te komen, bezoekt hij deze maand nog alle 27 lidstaten. In de twee dagen voor het gesprek was hij onder meer in Ljubljana, Milaan en Lissabon.

Twee jaar geleden zei u in een interview dat u geen zware ministerportefeuille meer zou aanvaarden, omdat u acht uur slaap nodig hebt. Hoeveel uur hebt u vannacht geslapen?

Herman Van Rompuy: Ik had gisteren een heel normale avond. Dit is ook comfortabel reizen. Je rijdt met de auto tot de trap van het vliegtuig en op de plaats van bestemming wacht er een andere auto als je uitstapt. Het is een beetje zoals de bus nemen. Ik ben ook in mijn vorige functie, die ook onverwacht kwam, zoveel mogelijk meester gebleven van mijn tijd. En dat niet alleen om fysieke redenen – je ne suis pas le prisonnier de la chose publique. En zeker niet dag en nacht.

Bent u al bekomen van de verbazing over wat u dit jaar is overkomen?

Van Rompuy: Nee. Maar ik heb het natuurlijk zien groeien. Ik had er een dubbel gevoel bij. Ik voelde aan de ene kant hetzelfde als Jean-Luc Dehaene, toen hij in 1994 in Corfu bijna voorzitter van de Europese Commissie was: wat er ook gebeurt, ik val niet zonder werk. Aan de andere kant was er ook een gevoel van verantwoordelijkheid: heb ik wel het recht om de overstap naar Europa te maken? Temeer omdat ik het Dehaene in 1994 kwalijk had genomen als hij na goed twee jaar premierschap naar Europa was vertrokken, op een moment dat de partij in de peilingen dramatisch laag stond. Er was in België rond mijn persoon een verwachtingspatroon opgebouwd. Ik ben daarom blij met de oplossing die er nu is waardoor de communautaire problemen buiten de regering zijn gebracht.

Hebt u ook getwijfeld?

Van Rompuy: Als 27 landen dat vragen, kun je niet weigeren. Dat zou niet geloofwaardig zijn. Men denkt weliswaar dat iedereen razend is van ambitie, maar ik hield altijd die gemengde gevoelens. Voor mij was elke uitkomst goed, ik heb er fysiek niet wakker van gelegen. Mijn vrouw en ik waren tijdens de herfstvakantie met onze jongste kleinzoon een paar dagen in ons villaatje aan de kust. Zo een kind vraagt, zoals u weet, veel aandacht. Daar waren we mee bezig. Er was niemand die belde of sms’te. Maar toen ik de krant opendeed, sloeg de damp eruit. Je zou denken dat je op zo’n moment onder druk staat, maar dat was niet het geval. We hebben die dagen een doodnormaal, burgerlijk bestaan geleid. Het enige moeilijke moment was als ik naar de krantenwinkel ging.

Het toeval speelde in uw carrière een grote rol. Het onverwachte ontslag van Mieke Offeciers bracht u in de regering. Als John Major in Corfu de kandidatuur van Dehaene niet had getorpedeerd, was u toen al premier geworden. U stapte ooit bijna uit de politiek om voorzitter van de christelijke werkgeversorganisatie VKW te worden. Dat is toch alsof u geleefd wordt?

Van Rompuy: Ik kende twee heel merkwaardige periodes. Het omgekeerde van een annus horribilis is een annus mirabilis. Ik kende zo een eerste annus mirabilis in 1988. In januari werd ik toen senator. Ik zat bij de studiedienst van de CVP, het Cepess, en ik wou een leven zoals Robert Houben. Die was jarenlang directeur van het Cepess en gecoöpteerd senator. Ik dacht: zo blijf ik een rol spelen en heb ik tegelijk een politiek mandaat, want je bent toch pas echt politicus als je in het parlement zit. In mei vroeg Frank Swaelen mij om staatssecretaris te worden en in september werd ik voorzitter van de partij. Er hadden zich toen zeven kandidaten gemeld voor de functie en dat zorgde voor een patstelling. Leo Delcroix vroeg of ik voor een oplossing wou zorgen. Bijna hetzelfde deed zich voor tussen eind 2008 en eind 2009. Ik was voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, en ik deed dat graag. Maar na de brief van Cassatievoorzitter Ghislain Londers en het ontslag van Yves Leterme was ik op 30 december vorig jaar premier. En nu op 19 november voorzitter van de Europese Raad.

Was politiek voor u een roeping?

Van Rompuy: Er is in het begin van een loopbaan altijd meer ambitie dan wat anders. Je wilt jezelf bewijzen. Je wilt op de voorgrond treden. Daar is ook niets zondigs aan. Met de jaren neemt dan het deel plichtsbesef toe. Het gaat in ieder geval niet volgens het cliché van eerst idealisme en daarna cynisme. Bij mij neemt met de tijd ook de overtuiging toe.

Wat heeft mei 68 betekend in uw leven? Dat was toch ook uw generatie?

Van Rompuy: Ik had nooit het gevoel dat ik met mei 68 moest afrekenen. Die beweging heeft voor mij niet zoveel betekend als voor sommige anderen, maar ze was ook voor mij een cultuurschok. Wat ervan overblijft, als alles is gezegd, is een soort van vrijheidsgevoel. Ni Dieu ni maître. Die Dieu is bij mij dan achteraf teruggekomen.

Beleefde u toen een geloofscrisis?

Van Rompuy: Heel zacht. Het geloof was gewoon afwezig. Het ideologische verhaal van mei 68 was het voorrecht van een kleine groep en het heeft ook tot weinig geleid. Op 30 mei stapte een grote gaullistische betoging door Parijs, met André Malraux op kop. Er waren tien miljoen stakers geweest en generaal De Gaulle leek te wankelen. Maar ineens stonden de gaullisten daar weer, met een overweldigende meerderheid. Ze behaalden na mei 68 hun grootste overwinning ooit.

Vorig jaar liep iedereen storm voor de ‘ change’ die Barack Obama beloofde. Eind jaren negentig beschreef u het woord ‘verandering’ als ‘banaal’. Kan een politicus de maatschappij veranderen?

Van Rompuy: Ik heb van Hugo De Ridder geleerd dat verkiezingscampagnes altijd tussen twee polen verlopen. Diegenen die opkomen voor verandering en diegenen die voor stabiliteit kiezen. En soms zijn dat dezelfde mensen. Guy Verhofstadt won in 1999 de verkiezingen met het thema ‘verandering’. Een paar jaar later, toen hij verder wou regeren, kwam hij op voor stabiliteit. De christendemocraten stelden in 2007 verandering voorop en wonnen. In 2009 pleitten ze voor stabiliteit en ze wonnen opnieuw. Verandering is een woord zonder diepe inhoudelijke wortels. Het dekt niet altijd een lading en zeker niet altijd dezelfde.

Beschouwt u zichzelf als een conservatief?

Van Rompuy: De Koran zegt: ‘Behoud het goede in wat voorbij is en omhels het nieuwe in wat komen gaat.’ Ik houd van een zekere traditie, ook in mijn leven. Dat klinkt nu misschien gek, maar ik heb graag dat het ordelijk verloopt. Stap voor stap. Onze samenlevingen verdragen veranderingen moeilijk. Mensen willen houden wat ze hebben. Daarom viel ik in het voorjaar van 2009 bij de publieke opinie ook zo goed als eerste minister. Na anderhalf jaar van politieke onzekerheid en financiële crisis kwam ik met mijn profiel op het gepaste moment. Ik moest helemaal niets doen. Er werd geen verandering gevraagd, maar stabiliteit. Begin januari las ik al in de krant: ‘We zijn in veilige handen.’ Ik had nog niets bewezen, ik was er gewoon. Ik paste toevallig in dat stukje tijdsgeest in België. In het jaar 2009 had het koninkrijk België dit nodig.

‘Rustige vastheid’?

Van Rompuy: Henriëtte Roland Holst.

Een socialiste, die de Internationale in het Nederlands vertaalde.

Van Rompuy: Ze werd ons in het college ingelepeld omdat ze zich tot het katholicisme had bekeerd. Ze was een bekeerlinge, en dus goed.

Bent u een product van de jezuïeten?

Van Rompuy: In de kritische opvoeding van de jezuïeten was alles bespreekbaar. Een leraar in de poësis gaf me vijf boeken over Karl Marx voor een spreekbeurt van drie kwartier. Toen ik aan de universiteit kwam, kende ik Marx beter dan de meeste marxisten. Een vriend was gefascineerd door de Portugese dictator Antonio Salazar. Dat kon allemaal. Er kwamen vrouwen uit een vluchthuis vertellen wat ze meemaakten. Prostituees die uit het beroep wilden stappen.

Maar welke waarden kreeg u mee?

Van Rompuy: Ik vind openheid en zin voor kritiek een waarde op zichzelf. Om Europa aanschouwelijk te maken, organiseerde het college een samenwerking met scholen in Genua, Berlijn, Nijmegen en Évreux. Je kwam van die bijeenkomsten als Europeaan terug. Het Europese ideaal was een deel van de opvoeding. Ik heb nog de toespraak van Thucydides uit het hoofd moeten leren: ‘Invloed op staatszaken is niet het voorrecht van weinigen maar het recht van velen.’ Er werd ons een ideaalbeeld voorgehouden van wat democratie zou kunnen zijn.

Hebt u de voorbije maanden niet aan Cincinnatus gedacht, die van zijn veld werd geplukt om ‘zijn taak te doen’ – Rome besturen in een tijd van crisis?

Van Rompuy: En die naar zijn veld terugkeerde toen zijn taak was volbracht. Het ideaal van de man die het algemeen belang dient. Cees Nooteboom zei onlangs dat een goede humaniora een mens tekent voor het leven. Wel, ik had een goede humaniora.

Welke rol speelde Leo Tindemans in uw carrière?

Van Rompuy: Hij was om te beginnen de opvolger van mijn vader bij de studiedienst van de CVP. Ze waren niet zeer close, maar er was wederzijds respect. Toen Tindemans in 1974 premier werd, was ik een rijzende ster in het kleine wereldje van de CVP-jongeren. Ik stelde me kandidaat voor zijn kabinet en het hielp wellicht dat hij mijn vader kende.

Hij won de verkiezingen met de slagzin: ‘Met deze man wordt het anders’. Daar hebt u toch weer die verandering.

Van Rompuy: En bij de volgende verkiezingen vroeg hij om vertrouwen, en dus stabiliteit. Tindemans was in de jaren zeventig voor veel Vlamingen de incarnatie van een onthechte politicus. Een soort John Kennedy en een bezielde spreker. Ik weet dat er ook veel kritiek op hem was. Het belangrijkste bij Tindemans was niet wat hij deed, maar wat hij vertegenwoordigde. Een bijdrage tot de tijdsgeest is soms belangrijker dan twee of drie maatregelen. Je kunt de begroting opkuisen in de jaren negentig en tien jaar later herbeginnen.

Hij kwam ook op het goede moment.

Van Rompuy: Hij kwam na het afschuwelijke premierschap van Edmond Leburton. Met de Ibramco-affaire en de RTT-zaak. De indruk was dat niets nog werkte. Tindemans liet zien dat politiek ook een nobel beroep kon zijn. Hij heeft toen, zeker in mijn partij, veel jongeren met de politiek verzoend.

Windt u zich nog op over het jeunisme in de politiek? Of sloeg de slinger terug?

Van Rompuy: Ik zie bij lijstsamenstellingen, bijvoorbeeld, nog altijd een overdreven cultus van de jeugd. De fracties dragen daar de sporen van. Daar zitten nog flinke mensen, maar de balans tussen jong en oud klopt niet meer. Sloeg de slinger terug? Eind 2008 zat ik na het ontslag van Yves Leterme samen met Wilfried Martens, Jean-Luc Dehaene en Marianne Thyssen. Zij was veruit de jongste – de gemiddelde leeftijd lag zeker boven de zestig. En wij gingen uitmaken wie er eerste minister zou worden. Dat scenario heeft zich nu min of meer herhaald, met Martens bij de koning en Dehaene die een belangrijke rol gaat spelen.

Het lijkt wel een bijeenkomst van het zogenaamde Wonderbureau van de CVP-jongeren van eind jaren zestig.

Van Rompuy: Ik was daar toen nog even lid van, omdat voorzitter Martens me vroeg. Wie zaten daar toen rond de tafel? Martens, Dehaene, ik. Miet Smet ook. Veertig jaar later zat dat groepje weer bijeen. Onwaarschijnlijk.

Guy Verhofstadt mag graag de filosoof Karl Popper citeren: ‘ Optimism is a moral duty’. Zegt u hem dat na of bent u toch meer een doemdenker?

Van Rompuy: Goeie vraag. Ik ben begonnen als een zware cultuurpessimist, als jongeman was ik zeer onder de indruk van Oswald Spenglers Der Untergang des Abendlandes. Maar met het klimmen van de jaren ben ik milder en positiever geworden. Veel mensen worden verbitterder en verzuurder naarmate ze ouder worden. Ik heb het omgekeerde traject afgelegd.

Waar was uw cultuurpessimisme destijds op gebaseerd?

Van Rompuy: In mijn eerste boekje, dat eind jaren zeventig is gepubliceerd, klaagde ik vooral het individualisme in de samenleving aan. Een samenleving van losgeslagen individuen, die iedere binding hebben verloren, is per definitie een angstige samenleving, betoogde ik toen. Angst leidt tot vijanddenken. Na de verkiezingen van 1991 en Zwarte Zondag was die analyse ineens gemeengoed geworden. Ik heb een aantal briljante vrienden die de samenleving vervolgens de rug hebben toegekeerd – pessimisme kan verlammend werken. Maar ik vind dat we de plicht hebben er het beste van te maken. Always look at the bright side of life! Maar ik heb misschien makkelijk praten, ik heb tot nu toe amper zware drama’s in mijn persoonlijk leven meegemaakt. Dat speelt ook mee natuurlijk. Niet alles is intellectueel inzicht.

U bent een zondagskind.

Van Rompuy: Dat kun je wel zeggen. En wat heb ik nu eigenlijk voor tegenslagen meegemaakt in de politiek? Mijn partij heeft acht jaar in de oppositie gezeten, dat wel. Maar dan ben je toch nog geen sociaal geval? Mijn politieke carrière had net zo goed in 1999 kunnen eindigen, maar ik zat nog altijd in de Kamer. En vanaf juni 2004, toen CD&V de Vlaamse verkiezingen won, was het voor iedereen duidelijk dat we ook op federaal niveau in de regering zouden terugkeren. Ik vermoedde dus wel – zeker weet je het nooit – dat er voor mij nog een politieke toekomst was weggelegd.

Maar oppositie lag u niet zo?

Van Rompuy: Toch wel. Ik voerde niet zozeer oppositie in het parlement, maar op mijn manier was ik ook een opposant – soms zelfs veel gevaarlijker dan een aantal van mijn partijgenoten. Ik had een veelgelezen blog, die vaak door journalisten werd geciteerd. Want wat is het probleem als je geen minister meer bent? Je wordt aanvankelijk nog wel gerespecteerd en de mensen nemen hun hoed nog wel voor je af, maar na een jaar is dat voorbij. Geen journalist die je nog om een interview vraagt. Internet gaf mij de mogelijkheid de zaak om te draaien: ik moest niet hengelen naar een vraag, ik bood iets aan. En vervolgens kwamen de vragen vanzelf.

Als premier stond u aan het hoofd van een regering die bakken kritiek over zich heen kreeg. Raakte u dat?

Van Rompuy: Niet echt. Bijna alle berichten over wat de regering deed waren negatief, maar het merkwaardige was dat ik daar grotendeels aan ontsnapte. Kennelijk zagen de mensen in mij toch een baken van stabiliteit, een rots in de branding. Daarom ketste de kritiek ook op me af. Ik heb een paar keer tegen mijn tegenstanders in het parlement gezegd: val me niet te veel aan, want het keert zich tegen u!

In een van uw boekjes fulmineerde u tegen ‘de dwingelandij van het geld en de macht’. Was de graaicultuur en de hebzucht van de bankiers oorzaak van de crisis?

Van Rompuy: Ik denk dat het ingewikkelder is dan dat. In het kapitalisme zit uiteraard, van nature zou ik haast zeggen, iets wilds: de animal spirits van John Maynard Keynes. Dat zit in het systeem ingebakken. In deze crisis speelde de moraal van individuele mensen op een gegeven moment geen rol meer, het hele systeem was op hol geslagen. U merkt het: hier spreekt een gewezen kenner van Karl Marx.

U twijfelt aan het zelfreinigende vermogen van de vrije markt?

Van Rompuy: Natuurlijk. De grootste fout is in de Verenigde Staten gebeurd, waar men rotsvast geloofde dat het systeem zichzelf wel zou reguleren. Men heeft die redenering zo ver doorgetrokken dat men Lehman Brothers failliet heeft laten gaan. En daarmee was het hek van de dam. Er had zich een systeemfout voorgedaan, die men door overheidsoptreden had kunnen corrigeren, maar om puur ideologische redenen heeft men dat niet gewild. We hebben toen echt op enkele millimeters van de totale ineenstorting van het systeem gestaan, zoals Alain Minc terecht heeft gezegd. Je moet er toch niet aan denken wat er was gebeurd als men nog meer banken over de kop had laten gaan.

Dan hadden we echt een herhaling gekregen van de jaren dertig?

Van Rompuy: Die kans is groot. Gelukkig hebben we de nodige lessen getrokken uit wat er toen gebeurd is. In de jaren dertig heeft men banken failliet laten gaan, een deflatoir begrotingsbeleid gevoerd en de nationale munten gedevalueerd. Geen van die drie fouten hebben we nu herhaald. De crisis van de jaren dertig heeft geduurd van 1929 tot 1934-’35, en is eigenlijk pas opgelost met de bewapeningsindustrie voor de Tweede Wereldoorlog. Deze crisis heeft relatief kort geduurd en volgend jaar hebben we in België alweer een groei van één procent. Dat is natuurlijk ook te danken aan de euro. Ik durf er niet aan te denken waar we gestaan zouden hebben zonder de euro. Ik zou hier vandaag in ieder geval niet gezeten hebben als voorzitter van de Europese raad.

De pleitbezorgers van uw kandidatuur herhaalden voortdurend ‘Wie een moeilijk land als België kan besturen, kan ook Europa besturen.’ Vindt u dat zelf ook?

Van Rompuy: The proof of the pudding is in the eating. Dat zal dus nog moeten blijken. De Europese Unie heeft een ingewikkelde institutionele architectuur en Europa wordt natuurlijk niet bestuurd door één man. De grote impulsen moeten misschien wel uitgaan van de Europese raad van staatshoofden en regeringsleiders, maar dat betekent niet dat de Europese Commissie en het Europees Parlement niets in de melk te brokken hebben.

U moet zich dus vooral niet gedragen als een zonnekoning.

Van Rompuy: Dat was ik eerlijk gezegd ook niet van plan. Het is voortdurend balanceren op het slappe koord. Ik denk wel dat het daarbij een voordeel is dat ik uit een politieke cultuur kom, waar je voortdurend coalities en compromissen moet sluiten. Politici uit grote landen waar geregeerd wordt met absolute meerderheden, zouden daar minder goed op voorbereid zijn dan wij. Ik dacht er vanochtend nog aan toen ik de agenda zag van het eerste kernkabinet dat mijn opvolger moet voorzitten. Probeer maar eens met vijf partijen een akkoord te vinden over de invoering van een rookverbod. Daarom zijn de handen van Belgische politici altijd gedrenkt in vaseline. Mijn handen plakken altijd.

‘Als het aan mij lag, was die voorzitter van de Europese raad er nooit gekomen’, zei Jean-Luc Dehaene in Knack.

Van Rompuy: En toch denk ik dat hij die functie wel had aanvaard, als ze hem was aangeboden.

Maar had die voorzitter er beter niet kunnen komen?

Van Rompuy: Jean-Luc heeft natuurlijk de Europese Conventie meegemaakt, die als het aan Valéry Giscard d’Estaing gelegen had, een soort nieuw Philadelphia had moeten worden – het begrip conventie dateert, zoals u weet, van na de Amerikaanse revolutie. Eerst was er sprake van een Europese president die rechtstreeks gekozen zou worden, daarna van een permanente voorzitter van de Europese raad. Gaandeweg is het profiel van die voorzitter afgezwakt. Het doet me een beetje denken aan The Old Man and the Sea van Ernest Hemingway. De oude man vangt in volle zee een enorme vis, maar het lukt hem niet die binnen te halen. Hij wil de vis naar land slepen, maar die wordt aangevallen door haaien – als hij eindelijk de kust bereikt, schiet van zijn vis alleen het karkas nog over. Toch denk ik niet dat Jean-Luc gelijk heeft. Tot nu toe werkte de Europese raad met wisselende voorzitterschappen van telkens een half jaar. Het nadeel daarbij was dat ieder voorzitterschap wilde scoren op korte termijn. Het ging soms meer om het spektakel dan om de inhoud. De toegevoegde waarde van een permanente voorzitter is dat hij op zijn minst voor een zekere continuïteit kan zorgen. Maar of dat nu de titel ‘president van Europa’ verdient, is weer een ander verhaal.

De Britten en de Nederlanders noemden u ‘een grijze muis’. Kan de voorzitter van de Europese raad alleen maar een grijze muis zijn?

Van Rompuy: Ach. Dat is de karikatuur. Ik denk wel dat het alleen maar iemand kan zijn die naar consensus streeft. Low profile dus. Iemand die leiding kan geven, maar wel voortdurend in de gaten houdt of de troepen nog volgen. Met een voorzitter met een zeer uitgesproken profiel heb je na twee vergaderingen koekenbak, en moet er toch weer een bemiddelaar aan te pas komen. Er wordt vaak denigrerend gedaan over politici, die dan ‘loodgieter’, ‘boekhouder’ of ‘notaris’ worden genoemd. Maar het is juist dat soort mensen dat knopen ontwart en de boel draaiende houdt.

U bent nu benoemd voor tweeënhalf jaar. Welke accenten wilt u leggen? Wat moet er dringend op de agenda van de Europese raad komen?

Van Rompuy: Wat bepaalt de politieke agenda? Zoals de voormalige Britse premier Harold McMillan placht te zeggen: ‘Events, my dear boy, events.‘ Je wordt altijd geconfronteerd met onvoorziene gebeurtenissen. Denk maar aan 9/11 tijdens het Belgische voorzitterschap in 2001, of recent nog de bankencrisis tijdens het Franse voorzitterschap. Er is natuurlijk de lopende agenda: de klimaatconferentie in Kopenhagen is geen eindpunt. Maar als u mij vraagt wat voor de Europese Unie de grootste uitdaging is voor de komende jaren, dan zou ik toch zeggen: het verhogen van de structurele economische groei. Willen we ons sociaal model betaalbaar houden, dan hebben we een groei nodig van minstens 2 procent. Een groei van 1 procent, zoals de meeste economen nu voorspellen, zal onvoldoende zijn om het vangnet van de sociale zekerheid intact te houden. Dat is natuurlijk niet het werk van Europa alleen, maar ook van de afzonderlijke lidstaten. We zullen onze economieën anders moeten gaan oriënteren, zoals bijvoorbeeld de Finnen dat hebben gedaan na de val van het communisme. We moeten naar een hogere versnelling schakelen. Dat klinkt misschien niet bijster origineel, maar het is daarom niet minder dringend.

DOOR PIET PIRYNS EN HUBERT VAN HUMBEECK / Foto’s globereports/Ivan Put

‘Veel mensen worden verbitterder en verzuurder naarmate ze ouder worden. Ik heb het omgekeerde traject afgelegd.’

‘Als u mij vraagt wat voor de Europese Unie de grootste uitdaging is voor de komende jaren, dan zou ik toch zeggen: het verhogen van de structurele economische groei.’

‘Er wordt vaak denigrerend gedaan over politici, die dan ‘loodgieter’, ‘boekhouder’ of ‘notaris’ worden genoemd. Maar het is juist dat soort mensen dat knopen ontwart en de boel draaiende houdt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content