Op 1 september 1939, om kwart voor vijf ’s ochtends, rolden Duitse tanks Polen binnen. Daarmee begon, zeventig jaar geleden, de Tweede Wereldoorlog. ‘Adolf Hitler gokte dat Engeland en Frankrijk niet zouden willen sterven voor Danzig’, zegt historicus Alain Colignon. ‘Maar hij gokte verkeerd.’

Zoals dat van Duitsers kan worden verwacht, was Operatie Himmler tot in de puntjes voorbereid. Admiraal Wilhelm Canaris, het hoofd van de contraspionage, kreeg al begin augustus 1939 de opdracht om de SS 150 uniformen en geweren van het Poolse leger te bezorgen. In de loop van de dagen daarna voerde de SS de spanning op met een reeks uitgelokte grensincidenten. Met het 21e in-cident begon de Tweede Wereldoorlog. Op 31 augustus om 8 uur ’s avonds overviel een Duits commando in Poolse uniformen een radiozender in het Duitse grensdorpje Gleiwitz. Ze riepen wat Poolse zinnen in de radio, vernielden de zender en lieten twaalf doden achter in Poolse uniformen, om de indruk te wekken dat er zwaar gevochten was. De twaalf waren gevangenen uit het concentratiekamp van Buchenwald – codenaam Konserven – die ter plaatse door de SS waren gedood. Op het moment dat Adolf Hitler het ‘grensincident’ aangreep om een oorlog te rechtvaardigen en de dode ‘Poolse soldaten’ aan de internationale pers liet zien, stormden de tanks al door Polen. De Blitzkrieg begon die ochtend om kwart voor vijf.

Het was dan al enkele maanden duidelijk dat een nieuwe oorlog in Europa onvermijdelijk was. Op de conferentie van München in september 1938 kreeg Hitler nog zijn zin van de westerse geallieerden, de Britse premier Neville Chamberlain en zijn Franse collega Edouard Daladier. Hij pleitte er op basis van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren voor dat de Duitssprekende bevolking van Tsjecho-Slowakije in het Sudetenland bij het grote Duitse vaderland zou kunnen aansluiten. Heim ins Reich. Maar zes maanden later was de rest van Tsjecho-Slowakije zodanig murw dat Bohemen en Moravië hem zonder slag of stoot in de schoot vielen, terwijl in Slowakije een fascistische vazalstaat op poten werd gezet.

‘Een meerderheid van de Sudeten-Duitsers wou ook deel uitmaken van een Groot-Duitsland’, zegt Alain Colignon van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA) – het voormalige Navorsings- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. ‘De Britten en de Fransen hadden geen zin in een oorlog, die ervoor moest zorgen dat ze Tsjechen bleven. Ze vonden dat Hitler uiteindelijk niet helemaal ongelijk had. En dus werden drie miljoen Sudeten-Duitsers bij het Rijk gevoegd. Maar tegelijk bezette Hongarije in het zuiden het Hongaarssprekende deel van Tsjecho-Slowakije en nam Polen de gelegenheid te baat om in het noorden een stukje Tsjecho-Slowakije met enkele tienduizenden mensen in te pikken. Tsjecho-Slowakije bleef geamputeerd achter. Toen Hitler zes maanden later met Bohemen en Moravië ook een overwegend niet-Duitstalige bevolking annexeerde, werd het Chamberlain duidelijk hoe groot de Duitse honger was. Zijn politiek van verzoening – appeasement – lag aan scherven. Na Tsjecho-Slowakije verlegde Hitler de aandacht naar Polen en beseften de Britten dat het nooit zou stoppen.’

Toen in 1938 Tsjecho-Slowakije werd uitgekleed, deed Polen nog met de Duitsers mee?

ALAIN COLIGNON: Toch beloofden de Britten dat ze niet zouden toelaten dat er aan Polen werd geraakt. Ze waren er trouwens van overtuigd dat Hitler blufte. Dat hij niet echt een oorlog zou riskeren. De Fransen van hun kant stelden zich terughoudender op. Ze hadden de vorige we-reldoorlog nog niet verteerd en bovendien had Polen, een traditionele bondgenoot van Frankrijk, hen zwaar ontgoocheld. Ze liepen dus niet warm bij de gedachte aan een nieuwe oorlog met Duitsland, en dan zeker niet om de stad Danzig – Gdansk – voor Polen te behouden. Want dat was de nieuwe Duitse eis: dat Danzig Duits zou worden en dat Oost-Pruisen weer met het moederland werd verbonden.

De Franse socialist en latere collaborateur Marcel Déat stelde in een krant de vraag: ‘Mourir pour Dantzig?’ Waarom sterven voor Danzig?

COLIGNON: De bevolking van de stad bestond ook voor 90 procent uit Duitstaligen. Als ze maar door de Britten werden gesteund, gokten de nationalistische Polen, zou Hitler hen niet durven aan te vallen. Ze verkeken zich op de psychologie van het nazisme, een regime dat de gewoonte had om met de vuist op tafel te slaan. Terugkrabbelen paste niet in het Führerprinzip: de chef heeft altijd gelijk. Bovendien gokte Hitler van zijn kant ook verkeerd. Hij rekende erop dat de Fransen en de Engelsen Duitsland niet zouden durven aan te vallen. En dan zeker niet om te beletten dat Danzig Duits zou worden. Mourir pour Danzig? – inderdaad.

Gokte Hitler ook verkeerd, toen hij op 23 augustus een niet-aanvalspact sloot met de Sovjet-Unie?

COLIGNON: Dat was een donderslag bij heldere hemel. Afgezien van zijn racistische filosofie was nazi-Duitsland in de eerste plaats een anticommunistisch bastion. Met het pact maakte Hitler een bocht van 180 graden. Dat schokte de westerse geallieerden des te meer omdat zij op dat moment al maanden probeerden om met de Sovjets tot een militair akkoord te komen. Maar die onderhandelingen sleepten aan, en dat was de schuld van de Polen. Het wantrouwen van dat land tegenover de Sovjet-Unie was zo groot, dat het onder geen beding Sovjettroepen op zijn grondgebied wou. Maar hoe kon je Polen helpen, als het geen doorgang zou geven aan het Rode Leger? Het was de kwadratuur van de cirkel. Tegelijk was Jozef Stalin nog altijd boos omdat de westerse geal-lieerden hem een jaar eerder niet bij de conferentie van München hadden betrokken. Hij was bang dat Frankrijk en Engeland zouden proberen om de Duitse imperialistische drang naar het oosten te keren, tegen de Sovjet-Unie.

Hij had misschien ook gelijk om bang te zijn.

COLIGNON: Bepaalde kringen in Parijs en in Londen dachten zeker in die richting. Maar het pact tussen Duitsland en de Sovjet-Unie sloeg de westerse geallieerden toch met verstomming. Want, kijk naar de kaart. Van dat moment af was niet meer Duitsland omsingeld door vijandelijke staten, maar Polen. Dat land zat ineens in de knel. De Britse regering adviseerde Polen in de week na 23 augustus om toch maar met Duitsland over een herziening van het statuut van Danzig te onderhandelen.

Waarom heeft het dat niet gedaan?

COLIGNON: De Polen stuurden maar eind augustus een ambassadeur naar Berlijn om naar de Duitse voorstellen te luisteren. Duitsland stelde zich overigens plotseling zeer gematigd op. Het zou zich tevreden stellen met de terugkeer van Danzig naar Duitsland en met een extraterritoriale autoweg en een extraterritoriale spoorlijn, die Oost-Pruisen met het Duitse moederland zouden verbinden. Er zou ook een plebisciet worden georganiseerd in de Poolse provincie die Oost-Pruisen van Duitsland scheidde, en afhankelijk van de uitkomst zou men zien. De Polen riskeerden daarmee weinig: die provincie was in de jaren daarvoor zeer gepoloniseerd. Maar die voorstellen kwamen laat en de Poolse ambassadeur had niet de bevoegdheid om er voluit over te onderhandelen. Hij kon dus niet antwoorden binnen de zeer korte deadline die hij van de Duitsers kreeg. U weet hoe Duitsland ondertussen een voorwendsel zocht om Polen binnen te vallen.

Hoe groot is de kans dat Hitler zich echt tot Polen zou hebben beperkt?

COLIGNON: Er is een kleine, Angelsaksische school van historici die gelooft dat Hitler niet echt een wereldoorlog wou. Hij waagde zich aan een oorlog met Polen, omdat hij niet geloofde dat de westerse geallieerden hem de oorlog zouden verklaren. Wat ze uiteindelijk, na nog drie dagen van twijfel, op 3 september toch deden. Die school van eerder rechtse historici gaat ervan uit dat het lot van Polen geen wereldoorlog en zeker geen vijftig miljoen doden waard was. Maar zij weten natuurlijk ook niet, of Hitler na Polen echt was gestopt.

Wat opvalt, is het grote wederzijdse wantrouwen tussen al die landen.

COLIGNON: Het was de oude Europese politiek op zijn smalst. Duitsland werd niet alleen gesteund door fascisten of cryptofascisten. Het vond ook aanhang onder ultraconservatieven, die niet noodzakelijk van Duitsland hielden maar die zich nog veel grotere zorgen maakten over de Sovjet-Unie. Ze vreesden dat met Duitsland de buffer zou verdwijnen die Moskou kon verhinderen om tot in het hart van Centraal-Europa een rode dictatuur te vestigen. Wat na 1945 trouwens ook zo is gebeurd. Ze vroegen zich dus af of een nieuwe oorlog met Duitsland wel zo’n goed idee was. Ze waren bereid om met Duitsland over toegevingen te praten. Om het Verdrag van Versailles aan te passen, dat na de Eerste Wereldoorlog met Duitsland werd afgesloten. Die mensen be-schouwden Duitsland op die manier bijna als een objectieve bondgenoot. Als het minste kwaad. Ze kregen ook de steun van een deel van extreemlinks, dat zich vanuit een ultrapacifistische houding tegen een herhaling van 1914-1918 kantte. Ze konden niet kiezen tussen oorlog aan het fascisme of oorlog aan de oorlog. Die pacifistische lankmoedigheid speelt een rol in de psychologische ontwapening van een deel van de publieke opinie in West-Europa. In Frankrijk, maar ook in België – en meer in Vlaanderen dan in Wallonië.

Begreep iedereen voldoende wat het na-tionaalsocialisme eigenlijk betekende?

COLIGNON: Nee. Veel mensen schrokken wel van de anti-Joodse pogrom in november 1938, na de conferentie van München – de zogenaamde Kristallnacht. Ze hielden niet van nazi-Duitsland, maar er een oorlog mee beginnen was toch een te grote stap in het onbekende. De Franse en Engelse inlichtingendiensten wisten dat het Duitse volk zelf ook niet om een nieuwe oorlog zat te springen en dat er in het Duitse leger oppositie was tegen de nazi’s. Minder bekend was dat die oppositie na de conferentie van München grondig was uitgeschakeld. Als de westerse geallieerden in München feller van zich af hadden gebeten, bestond de kans op een putsch tegen de nazi’s. Maar in 1939 was die kans verkeken. Bovendien had de Duitse publieke opinie er weinig op tegen dat Polen een lesje werd geleerd. Ze hielden toen in Duitsland niet veel van Polen. Veel Duitsers geloofden dat Polen provincies van Duitsland had gestolen.

Iedereen kent het pact tussen Duitsland en de Sovjet-Unie, dat door Joachim von Ribbentrop en Vjatsjeslev Molotov werd ondertekend. Maar Frankrijk en Engeland hadden toch ook niet-aanvalsverdragen met Duitsland?

COLIGNON: Die kunnen niet met het pact met Stalin worden vergeleken. Duitsland engageerde zich al in de jaren twintig om geen oorlog te voeren om Elzas-Lotharingen of Eupen-Malmédy. Het erkende zijn nieuwe grenzen in het westen, maar het vond die tussen Duitsland en Polen zeer onrechtvaardig. De Britten aanvaardden dat Duitsland in de jaren dertig weer werk maakte van een vloot, dat de luchtmacht weer werd opgebouwd en dat de dienstplicht werd ingevoerd. Londen verhinderde dat Frankrijk bij de herbewapening van het Rijnland in de lente van 1936 zou mobiliseren. Dat was de politiek van ap-peasement, die tot in München werd gevoerd. Maar daarna sloeg Hitler een blunder van formaat. In plaats van na München meteen de Poolse kwestie aan te pakken, wou hij eerst de resten van Tsjecho-Slowakije oppeuzelen. Pas op dat moment begreep Neville Chamberlain dat hij door Hitler bij de neus was genomen.

De geschiedenis oordeelt sinds München met misprijzen over Chamberlain en Daladier. Verdienen ze dat eigenlijk wel?

COLIGNON: Je kunt die twee niet op dezelfde lijst schoeien. Chamberlain was een conservatief. Zijn politiek van verzoening met Duitsland was ingegeven door angst voor het communisme. Daladier was een links-liberaal. Dat hij eerst zijn Tsjechische en vervolgens zijn Poolse bondgenoten niet kon helpen, bezorgde hem een slecht geweten. Hij had weinig op met het nazisme, maar als oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog vreesde hij boven alles een nieuwe oorlog die Frankrijk zodanig zou uitputten dat het zijn invloed in Europa zou verliezen. Chamberlain veranderde het geweer pas in de lente van 1939 van schouder. Daladier wou Frankrijk meteen na München maximaal herbewapenen. Chamberlain ging ervan uit dat München voor zeker twintig jaar vrede in Europa had gezorgd. Peace in our time. Daladier was niet zo optimistisch. Hij wou Frankrijk voorbereiden om tegen 1943 in de minst slechte omstandigheden oorlog te kunnen voeren. Hij kreeg, zoals bekend, niet zoveel tijd.

Had een pact in 1939 tussen Frankrijk, Engeland, de Sovjet-Unie en Polen de oorlog kunnen vermijden?

COLIGNON: Ongetwijfeld. Voor zo een bondgenootschap zou Duitsland zijn teruggeschrikt. Van Italië was bekend dat het zich economisch niet klaar voelde om aan de zijde van Duitsland oorlog te voeren. Maar op het moment dat Stalin accepteerde om het spel van Hitler mee te spelen, was de teerling geworpen. Hitler had het gevoel dat hij groen licht had om het geïsoleerde Polen aan te vallen. Hij ging er dan nog altijd van uit dat er daarna een soort tweede München zou volgen, waarop de westerse geallieerden de Duitse uitbreiding in Polen zouden aanvaarden als Duitsland ermee instemde om een soort romp-Polen in stand te houden. Hij deed Frankrijk en Engeland begin oktober 1939 ook voorstellen in die zin. Londen en Parijs hadden Duitsland dan wel de oorlog verklaard, maar er was nog geen militaire actie ondernomen.

Maar er kwam geen tweede München.

COLIGNON: En geen tweede kans voor Duitsland. De Fransen en de Engelsen hadden geen zin meer om te praten. Ze vertrouwden het niet meer.

Waarom sloot Stalin eigenlijk dat pact met Hitler?

COLIGNON: Daar was goed over nagedacht. Aan de ene kant trapten Frankrijk en Engeland hem in 1938 op het zere been, toen hij niet bij de conferentie van München werd betrokken. Aan de andere kant duurden de gesprekken over een pact met de westerse geallieerden en Polen hem te lang. Hij zag er een manoeuvre in om Duitsland zijn richting uit te sturen. Hij wist dat Polen naar Oekraïne en Wit-Rusland lonkte. Hij dacht dus: wat zou Duitsland te bieden hebben? En Duitsland had aanzienlijk meer te bieden dan het Westen. Een deel van Polen, zeggenschap in het Balticum, in Finland en een deel van Roemenië. Stalin hoopte dat Duitsland en de westerse geallieerden elkaar in een moorddadige oorlog zodanig zouden afmatten dat hij daarna de resten met gemak zou kunnen oprapen. Hij kon ook niet weten dat het Franse leger in 1940 zo snel zou instorten, zodat Duitsland veel vroeger dan verwacht weer naar het Oosten kon kijken.

Speelde België eigenlijk een rol in dat verhaal?

COLIGNON: België speelde niet mee. Het paste een struisvogelpolitiek toe. Onder druk van bepaalde delen van de publieke opinie zegde het zijn militaire akkoorden met Frankrijk op en ging een neutraliteitspolitiek voeren. Het was bang om tussen hamer en aambeeld te raken. Dat loste uiteindelijk niets op. De akkoorden met Frankrijk hadden ten minste het voordeel dat er informatie werd uitgewisseld. België wou zich ombouwen tot een fort, maar daar had het de middelen niet voor. Het bleef een zwakke flank in een strategisch belangrijk gebied. De Fransen en de Engelsen kregen nog maar mondjesmaat informatie over de Belgische verdediging. Er was geen overleg over de plaats van het Belgische leger in het geallieerde geheel.

Er waren toch voldoende signalen van een Duitse aanval die ophanden was?

COLIGNON: Toen de invasie begon, was de chaos totaal. Geallieerde troepen kwamen België binnen op zoek naar de speerpunt van de Duitse aanval. Die bevond zich meer naar het zuiden, in de Ardennen, die door onze Ardense Jagers zonder slag of stoot waren ontruimd zodat de Duitse tanks in drie dagen aan de Maas stonden. Van daar ging het recht naar het hart van Frankrijk, door een sector die door de Fransen slecht werd verdedigd – dat was ook een strategische blunder die er mocht zijn. Maar dat is alweer een ander verhaal.

ZIE OOK KNACK EXTRA VAN VOLGENDE WEEK OVER DE JAREN DERTIG.

DOOR HUBERT VAN HUMBEECK

Als de westerse geallieerden in München feller van zich af hadden gebeten, bestond de kans op een putsch tegen de nazi’s. Maar in 1939 was die kans verkeken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content