Hubert van Humbeeck

Het vermoeide model van Europa

Een top over het populisme zal niet alle problemen in Europa oplossen. Er zijn er helaas meer.

De Italiaanse eerste minister Mario Monti verraste Herman Van Rompuy bij een bezoek aan Rome met een voorstel. Monti maakt in Europa indruk als de leider van een zakenkabinet. Het zou niet verbazen als hij ondanks zijn leeftijd – Monti is 69 – straks toch nog een of andere topfunctie in Brussel krijgt aangeboden. Hij stelde de voorzitter van de Europese Raad voor om binnenkort in Rome een bijzondere top van de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie samen te roepen. Die zou zich moeten beraden over het populisme, dat in verschillende lidstaten voor een politieke ravage zorgt.

Dat viel Van Rompuy mee, die zelf al zo’n bijeenkomst wou voorstellen. Van Rompuy en Monti hebben ook een punt: de Europese Unie is een gemakkelijke schietschijf. Ze kan zonder veel tegenspraak verantwoordelijk worden gesteld voor alle kwalen van de tijd. Bijvoorbeeld, als het om migratie gaat. De Nederlandse populist Geert Wilders verwijt Europa zelfs dat het schuld heeft aan de kwakkelende ouderenzorg in zijn land: het geld van de Nederlandse belastingbetaler moet, volgens Wilders, op last van de Unie direct naar Griekenland worden doorgestort.

Toch is het discours van populisten niet het enige politieke probleem waarmee Europa te maken heeft. Wellicht weegt de toenemende versplintering van het politieke landschap en de extreme volatiliteit van de kiezer zelfs zwaarder op het hele politieke proces. Nog in Nederland zou de sociaaldemocratische Partij van de Arbeid haar voorspelde zetelaantal volgens peilingen in twee weken tijd bijna verdubbelen – van 18 naar 35. Hoeveel het er bij de verkiezingen op 12 september echt worden, moet lijsttrekker Diederik Samsom afwachten. Maar van het kneusje van de Nederlandse politiek werd hij binnen tien dagen een kandidaat-premier. Hoe dat komt, is voer voor politicologen. Samsom is geen populist en zijn partij kijkt genuanceerd naar Europa. Het is ook geen uitzondering. Nauwelijks honderd dagen na zijn entree in het Elysée zou François Hollande als presidentskandidaat al geen kans meer maken. In Duitsland doemt voor Angela Merkel het schrikbeeld op dat het land na de verkiezingen van volgend jaar nog alleen door een zogenaamde ‘grote coalitie’ van christen- en sociaaldemocraten kan worden bestuurd.

Veel heeft uiteraard met de media te maken en zeker ook met maatschappelijke en economische onzekerheid. We zijn een pessimistische samenleving geworden. Een internationale studie leerde enkele maanden geleden dat de crisis niet alleen de democratie ondergraaft, maar ook het vertrouwen in de vrije markteconomie ondermijnt. Als banken dreigen om te vallen, is dat voor de mensen geen abstract verhaal. Er is ook in West-Europa sprake van een reële verarming. Als sociale voorzieningen niet meer zeker zijn, spoelt de consensus over het model snel weg.

De Hongaarse eerste minister Viktor Orban zei onlangs dat Europa moet durven nadenken over nieuwe politieke en economische systemen. Dat hij dat zegt, dwingt tot voorzichtigheid: Orban is een van de populisten met wie Monti op zijn top aan tafel zal zitten. Maar dat de Italiaan zelf school maakt, stemt ook tot nadenken. In Nederland ging vorige week nog de idee rond, dat zo’n zakenkabinet het land misschien kan redden van weer een kansloze coalitie.

Hubert van Humbeeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content