De vergeten vrouwen van Hugo Claus

Hugo Claus in 1976, met Sylvia Kristel. © ANP

Heel wat gelegenheidspublicaties zagen het licht naar aanleiding van het vijfjarige overlijden van de meester. Guido Lauwaert las veel wat er niet in stond.

Onlangs verscheen een nieuw boek over Hugo Claus. Wie een verhaal verwacht, komt bedrogen uit. Het is een samenraapsel van krenten en prenten en niet meer dan een promoboek van een documentatiecentrum dat zichzelf graag in het zonnetje zet en zijn ziel heeft verkocht aan een weduwe. Tennisvelden van artikelen

De laatste jaren van Claus’ leven was de verkoop van zijn boeken sterk gedaald. De omzet kon enkel op peil worden gehouden door journalisten, die over elke roman, dichtbundel, toneelstuk – die ze vaak zelf maar minnetjes vonden – tennisvelden van artikelen schreven. Sinds zijn dood verkoopt Claus voor geen meter. Wat eraan te doen? De inhoud van de laden en dozen van Claus op een bureau kiepen en beginnen puzzelen. Het levert om het half jaar een boek op, waar de bombardon wordt voor bovengehaald. En is het wachten op een zoveelste puzzelboek, wordt een boek[je] uitgegeven met de favoriete gedichten van de weduwe. Of een ‘Kleine Encyclopedie van Het Verdriet’ met knipsels, samengesteld door het ‘Studie- en Documentatiecentrum Hugo Claus aan de Universiteit van Antwerpen’.

De uitgaven van dit soort boeken mag dan mooi lijken, in tegenstelling tot wat wordt gedacht door de uitgever, werkt het de afkeer voor de auteur in de hand. Overdaad schaadt. En het staat de uitgave van een echte biografie in de weg. Door al die dagschotels ontsnapt de drift aan de pen van de biograaf. Uit goede bron is geweten dat de door Hugo Claus zelf aangezochte biograaf, Piet Piryns, aarzelt. Misschien, misschien ooit… begint hij zijn notities te ordenen… als de wind is gaan liggen. En naar verluidt vindt hij zelf dat het nodig is afstand te nemen tot zijn onderwerp. Als het rouwproces verwerkt is, dan pas kan er nuchter en neutraal aan een biografie worden gewerkt.

Het voorlaatste puzzelboek over Hugo Claus heeft een kromme titel. ‘De plicht van de dichter [zwart/voorgrond]. Hugo Claus [rood/achtergrond] en de politiek [zwart/voorgrond].’ 349 pagina’s in wat in de inleiding wordt genoemd ‘vier bijdragen en negen beeldhoofdstukken’. Een bedenkelijk neologisme, beeldhoofdstukken, duidelijk opgeborreld uit het marketingdenken. 124 van de 349 pagina’s bestaan volledig uit illustraties met minimale toelichting. Neem daarbij de illustraties bij de vier opstellen, ja, dan komt men hooguit tot een studie van een honderdtal bladzijden. Door de opgeblazenheid van het boek haalt het gemiddeld hooguit het niveau van een roddelblad. Wat jammer is, want er staan best een paar boeiende essays in. Over het taalgebruik onder meer [hugo claus en het verdriet van de puristen], de vriendschap van Harry Mulish en Hugo Claus, en het engagement van Claus in de jaren zestig.

Geen politiek engagement

Laat nu net dat laatste stuk, van de hand van Sarah Beeks, aantonen dat Claus helemaal niet politiek geëngageerd was. Hij was een man die sprong op de actualiteit en die uitbuitte. Iedereen en alles stond in dienst van zijn twee beurzen: de portemonnee en de ballenzak. Die laatste komt sterk tot uiting door de fraaie portretten van de belangrijkste vrouwen in het leven van Claus. Vier zijn het er, en dat is één te weinig. Naast Elly Overzier, Kitty Courbois, Sylvia Kristel en Veerle De Wit is er ook nog Marja Habraken. Dat zij een speciale plaats innam in het leven van Claus wordt benadrukt door het gedicht dat hij voor haar maakte, en is opgenomen in ‘Gedichten 1948 – 1993’. Het is het voorlaatste gedicht, waarvan de titel enkel een letter telt en een punt: M.

Het is niet zijn schuld dat zij zelfmoord pleegde, maar er bestaat ook zo iets als medeverantwoordelijkheid. Dat schreef hij ook [in het derde vers]: God geve dat je dronken was, straal / ladderzat waar geen ladder was, / men haalde er een, men knoopte je los / en ook toen was ik er niet, / ook toen liet ik jou in de benauwde koude.

Waar is Marja Habraken?

Het vergeten van Marja Habraken is ongetwijfeld een bewuste keuze geweest. De verhouding met haar overlapte die van Veerle De Wit. Het onthullen van het verhaal zou mogelijk voor beschadiging van mijn goede naam hebben kunnen zorgen, moet de weduwe hebben gedacht. Georges Wildemeersch, schrijvende schilder, moet dan ook onder druk bakzeil hebben gehaald. Beter één weduwe in de hand dan tien waarheden in de lucht. De portretten van de vier vrouwen staan in het eerste hoofdstuk, ‘Kroniek van de politiek – 1929/2008’. Het is veel te lang en gaat meer over amoureuze en amicale anekdotes dan over politiek engagement, gezogen uit uitgaven, zoals het stripverhaal ‘Belgman,’ dat Claus maakte samen met hugOKÉ [Hugo de Kempeneer] en in 1967 verscheen. Een stripboekje dat Claus na aan het hart lag, door de tegenwerking van de toenmalige baas van de Standaard Uitgeverij, Antoon Sap, zoon van Gustaaf Sap, de Bart De Wever – maar dan in overtreffende trap – van de jaren dertig.

Belgman

Een bewijs van de boycot is al te zien op de kaft. Er staat een nummer op: 1. Bedoeling was een serie stripboekjes uit te geven, maar eenmaal Antoon Sap het boekje zag, ging de distributie niet door. Slechts een beperkt aantal haalde de boekhandel. Antoon Sap beweerde toen dat het niet verkocht en liet de heren Claus en hugOKÉ weten dat de uitgeverij van andere delen afzag. De details van dit gedoe rond ‘Belgman’ komen in het boek niet aan bod, en dat is ronduit schandelijk, omdat met de strips Claus niet een politiek standpunt wilde innemen, maar wel de Vlaamse politieke geschiedenis van de jaren 30 tot de jaren 60 wilde schetsen, binnen het koninkrijk en in verhouding tot Wallonië.

Losse kraag

Ongetwijfeld ook door toedoen van de weduwe komt de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren in 1986 uit handen van koningin Beatrix niet ter sprake. De reden hiervoor is niet moeilijk te raden voor wie er nauw bij betrokken was, zoals uw dienaar die voor chauffeur speelde en van Volvo Cars Gent een limousine te leen had gekregen. Het protocol schreef een kostuum en een das voor. In het toilet van het paleis maakte hij een keuze uit vier exemplaren, maar gooide ze, na zichzelf in de spiegel te hebben bekeken, ver van zich af.

Het was de eerste maal dat een prijsuitreiking gebeurde met losse kraag. Leuk, maar de échte reden van het verzwijgen van die koninklijke festiviteit is dat de auteur moest verschijnen ‘met zijn wettige vrouw’. Dat was toen Elly Overzier. Zij zat samen met Claus naast de koningin. Veerle De Wit zat halverwege de zaal, tussen het ‘gewone’ volk. Zij was in alle staten en kort daarop heeft zij Claus zover gekregen eindelijk te scheiden. Een affront als dat in Den Haag wilde zij geen tweede maal meemaken.

Ook niet vermeld is de lezingentournee uit 1986, ‘Suite Flamande’, genoemd naar de gelijknamige cyclus uit 1970. Die had er nochtans niet in misstaan. Vooral de lezing in Kortrijk niet, waar hij, op verzoek van een toeschouwer, een hoofdstuk voorlas uit ‘Het verdriet van België’. Na afloop was een receptie voorzien met de notabelen van Kortrijk, want was de verloren zoon niet terug thuis? Na lang bladeren in het boek koos Claus voor een fragment uit het tweede deel, ‘Van België.’ Het handelt over de ontmaagding van Louis Seynaeve door zijn tante Nora [blz. 576 t/m 591 – 1ste druk]. Het eindigt als volgt: ‘Kalm liep de vrouw toen door de kamer, deed het licht aan, zocht naar haar spelden, stak haar haar weer op en werd weer ongeveer de zuster van zijn vader die zachtjes zei: “Dit blijft onder ons, hé, ventje? Afgesproken?” Ventje. Nonkel Leon in lilliputtervorm. Zij reikte hem zijn schooltas aan. Hij kreeg ook nog zes sigaretten mee voor Mama.’

Wraak zonder politieke waarde

Nauwelijks applaus. Iedereen had begrepen dat Claus wraak had genomen. Even later stroomde de zaal leeg en op de receptie was geen notabele te zien. Wijlen Freddy de Vree, uw dienaar en enkele andere vrienden hebben Kortrijk verlaten met een overdosis hap en slok.

Aardig, maar heeft het politieke waarde? Geen enkele. Claus was wel maatschappelijk betrokken, maar voelde zich aan niemand en niets verplicht en had geen greintje engagement in of belangstelling voor eender welke politieke partij of wat voor politiek programma dan ook. Een ‘beeldhoofdstuk’ heet ‘Cuba Libre’. Beter dan prentjes schikken, had de plakploeg iemand een nadere beschouwing laten schrijven over de gelijknamige gedichtencyclus uit 1970. Het gaat niet over het eiland als pretpark van de stinkend rijke Amerikanen, de revolutie, Castro en co, maar over ‘nachtzwarte meisjes van negentien’. Over Mariaverering en het puin en de chaos na de machtsovername. De titel is dus volkomen misleidend en is enkel gekozen uit commerciële overweging.

Guido Lauwaert

Georges Wildemeersch e.a. (red.), ‘De plicht van de dichter: Hugo Claus en de politiek’, De Bezige Bij Antwerpen, 304 blz.

Partner Content