Abderrahim Lahlali

Vreemdelingenwet Francken: ‘Dit is koren op de molen van de politieke islamisten’

Advocaat Abderrahim Lahlali heeft geen goed oog in de nieuwe wet die de uitwijzing van criminele vreemdelingen moet regelen.

Het in De Standaard gelekte OCAD-rapport met betrekking tot het salafisme leidde tot veel maatschappelijke commotie. In dit rapport kunnen we lezen dat de Islamitische Staat een uitvloeisel is van het moderne wahabitische salafisme, zoals het door Saoedi-Arabië verspreid wordt. Dit rapport stelt ook dat er een duidelijk verband bestaat tussen, enerzijds, het jihadistisch discours dat IS gebruikt om wereldwijd Syriëstrijders te rekruteren en, anderzijds, de wahabistisch-salafistische doctrine.

‘Oud’ nieuws in het gelekte rapport is dat buitenlandse mogendheden met een eigen politieke agenda miljarden investeren in het wereldwijd verspreiden van een ‘eigen’ vorm van politiek Islamisme. Ik heb er reeds tijdens het ‘Grote VTM-terreurdebat’ van 18/11/2015 op gewezen dat een deel van het ‘radicaliseringsprobleem’ ligt in het vanuit Saoedi-Arabië afkomstige salafisme dat in vele (Brusselse) moskeeën wordt gepredikt. Het was nl. Saoedi-Arabië dat veel van die moskeeën oprichtte en “wie betaalt, die bepaalt” nu eenmaal. Saudi-Arabië heeft sedert de jaren ’70 in Europa bijna negentig miljard euro geïnvesteerd. Dat daarentegen de bevoegde Vlaamse minister omwille van electorale redenen er niet in slaagt om twintig door de Staatsveiligheid als ‘veilig’ bestempelde moskeeën te erkennen is hallucinant.

Ook hier heb ik na de aanslagen in Brussel/Zaventem reeds gesteld dat de islam gebruikt wordt om de politiek-ideologische machtswellust van regimes, politieke partijen en allerhande drukkingsgroepen in het Midden-Oosten legitimiteit te verschaffen.

Vreemdelingenwet Francken: ‘Dit is koren op de molen van de politieke islamisten’

Nieuw in het OCAD-(ontwerp)rapport is wel dat wordt vooropgesteld dat ‘alle’ salafi-stromingen een gevaar vormen voor de openbare veiligheid, zonder een onderscheid te maken tussen de verschillende strekkingen. ‘Salafisten’ willen een terugkeer naar de levenswijze van de beginperiode van de Islam ten tijde van de profeet Mohammed en van de daarop volgende drie generaties, wat ze zien als enig alternatief om de grote bloeiperiode van het Islamitische rijk in ere te herstellen. Ook willen ze de samenleving van toen kopiëren naar de huidige samenleving zonder rekenschap te geven aan de gewijzigde socio-economische en maatschappelijke context. Die stroming ontstond in de 18-de eeuw onder leiding van de Saoediër Mohammed Ibn Abdul Wahhab (van wie de term ‘wahabisme’ is afgeleid).

Wetenschappelijke literatuur maakt wel onderscheid tussen verschillende strekkingen van ‘salafisme’. Volgens die literatuur vormen salafisten geen homogeen blok: alleen de jihadi’s-salafi’s vertonen de tendens om geweld te gebruiken en de democratie te bestrijden. Hiermee staan zij frontaal tegenover twee andere categorieën salafisten: de politieke salafisten, die de democratie niet afwijzen en zelfs willen gebruiken en de apolitieke salafisten, die niets met de politiek te maken willen hebben en zich terugtrekken in hun geloofsbeleving.

Achtergrond van de Belgische Syriëstrijders?

De vraag die zich nu stelt is of er op heden een ‘onweerlegbaar’ causaal verband bestaat tussen de laatste twee categorieën en jihadi-extremisme. Die jihadi-strekking gelooft niet in de politiek, en al zeker niet in de Westerse democratie. De enige manier die het ‘kalifaat’ kan doen herleven is volgens deze strekking geweld. Wanneer we kijken naar de ‘Belgische’ Syriëstrijders dienen we op heden op voornoemde vraag eerder ontkennend te antwoorden, zonder een toekomstig ‘bevestigend’ antwoord te willen uitsluiten. De grootste meerderheid van de circa vijfhonderd Syriëgangers hebben geen ‘salafi’-verleden en hebben nauwelijks kennis van de Islam. Zij hebben daarentegen wel veelal een ‘criminele’ voorgeschiedenis. Illustratief is het feit dat de ‘Parijse’ en ‘Brusselse’ terroristen, o.a. de gebroeders Kouachi, Mehdi Nemmouche, Salah Abdeslam, Mohamed Abrini en Abdelhamid Abaaouad, allen een gerechtelijk verleden van zwaar banditisme hadden.

De reden waarom het ‘wahabisme’ als staatsgodsdienst op zich geen gewelddadig discours propageert, is omdat Saoedi-Arabië niet streeft naar een ‘kalifaat’ vermits ze zichzelf reeds beschouwt als een ‘modelstaat’ voor andere (Arabische) staten. Een zorgvuldige analyse noopt ons wel om stil te staan bij het vraagstuk of de door Saoedi-Arabië gesponseerde ‘wahabitische’ salafi-stroming (politieke salafisten) er ‘politiek’ belang bij kan hebben om een ‘gewelddadig’ jihadi-discours te promoten. Tot op heden is dit niet het geval.

Door een puriteinse binnenlandse ‘politieke Islam’ te handhaven en door predikers op (digitale) ‘missionarissenpad’ uit te sturen, inbegrepen het verlenen van ‘Europese’ salafi-studiebeurzen, verspreidt Saudi-Arabië haar vorm van (niet-gewelddadige) politieke islamisme, en slaagt het regime erin om de eigen (geo)politieke macht te behouden en uit te breiden.

‘Het is dankzij de (politieke) steun van het Westen dat landen als Saoedi-Arabië regionaal en internationaal een machtsfactor van betekenis blijven.’

Het is dankzij de (politieke) steun van het Westen dat landen als Saoedi-Arabië regionaal en internationaal een machtsfactor van betekenis blijven. Landen die geleid worden door potentaten en die de mensenrechten miskennen. Niet alleen worden in Europa oogluikend wahabitische predikers toegestaan, westerse leiders bakken ook omwille van economische handelsbelangen zoete broodjes met het Saoedische Koningshuis (oliehandel, wapenhandel etc.). Sommige vooraanstaande Belgische politici spreken van ‘realpolitiek’. Kijk maar naar de miljardendeal die de stad Antwerpen met een Saoedisch staatsconcern wil afsluiten ten voordele van de Antwerpse haven.

Ook de decennialange economische en politieke boycot van Iran door het Westen na de Iraanse revolutie in 1979, heeft er mede voor gezorgd dat Saoedi-Arabië in het Midden-Oosten haar Islamitisch geïnspireerde politieke monopolie heeft kunnen vrijwaren. Het is niet toevallig dat Saoedi-Arabië (soenitisch) de grootste criticaster was van de nucleaire deal die president Obama met Iran (sjiitisch) heeft afgesloten en hierdoor Iran opnieuw olie kon exporteren. De eerste ruwe Iraanse olievaten zijn in februari 2016 naar Europa verzonden. Misschien een voorbode van een tweede staatsgestuurde bekeringsgolf vanuit het Midden-Oosten?

Geopolitieke context

Wanneer onder leiding van president Trump in de (nabije) toekomst het Westen haar buitenlandse beleid ten aanzien van landen als Saoedi-Arabië zou wijzigen, zal men niet alleen haar trouwe Arabische partners verliezen aan Rusland of China, maar zal Saoedi-Arabië ook alle mogelijke (politieke) wegen bewandelen om haar eigen (geo)politieke macht te bestendigen. Zo is er de hypothese dat Saoedi-Arabië haar strategie zou kunnen veranderen door haar ‘Oelama’-korps (Islamitische rechtsgeleerden) op te dragen om ‘pro-jihad fatwa’s’ (red. juridische adviezen) uit te spreken. Vandaag wordt de gewelddadige jihad niet aangemoedigd omdat Saoedi-Arabië haar eigen belangen kan verdedigen mits de rugdekking die het Westen haar verzekert. Maar wanneer die ‘rugdekking’ zou wegvallen, dan zou Saoedi-Arabië voor een voldongen feit geplaatst worden en zou ze, ook vanuit westers perspectief bekeken, zeer gevaarlijk uit de hoek kunnen komen. Want wanneer ze, gezien de wijzigende geopolitieke context, zou oproepen om de zogenaamde ‘islamitische’ belangen via een wereldwijde gewapende jihad te verdedigen dan zou daarvoor in Europa een voedingsbodem bestaan.

Staren naar de lichtbak

‘Het is voor politici nu bon ton geworden om alléén de geldstromen die gepaard gaan met het ‘wahabisme’ in het vizier te hebben, maar ze dreigen hierdoor het volledig plaatje te missen door als konijnen enkelzijdig naar die ‘financiële’-lichtbak te staren. Het is in die context essentieel om de ‘bewustwording’ van de Europese moslims te bewerkstelligen, door hen een alternatief verhaal aan te bieden zonder buitenlandse (politiek geïnspireerde) invloeden. De Gentse theoloog Khalid Benhaddou heeft in zijn boek ‘Is dit nu de Islam’ (2016) een aanzet gegeven door zijn pleidooi voor een ‘rationele’ invulling van de Islam, die hedendaagse antwoorden biedt aan moslimjongeren, waarvan sommigen dienen overtuigd te worden van de complementariteit van de islam met de mensenrechten en met de normen van onze democratie.’

Dat de inrichting van een Belgische imamopleiding uiterst urgent is hoeft geen betoog meer. De ‘rationele Islam’ kan binnen de contouren van onze actief pluralistische samenleving de beste kansen bieden om de aantrekkingskracht van gewelddadig jihadisme, als afkooksel van de politieke islam, zoveel als mogelijk te verkleinen.

Niet alleen moet men ruimte laten voor dergelijke initiatieven, er moet ook vermeden worden dat het wij-zij denken de groeikansen van een dergelijk ‘bewustwordingsproces’ ondermijnt.

Cultiveren van wij-zij-denken

In dit verband verwijs ik naar de goedkeuring door het parlement van het omstreden wetsontwerp waarbij niet-Belgen die voor hun twaalf jaar België zijn binnengekomen of zelfs in België zijn geboren en die beschikken over een legale verblijfstitel, het land uitgezet kunnen worden omwille van redenen die de openbare orde of openbare veiligheid raken.

Het zijn juist dergelijke wetgevende initiatieven die, weliswaar onbedoeld, koren op de molen zijn van politieke islamisten die het wij-zij-denken cultiveren. Hun islamitisch discours, vertrekkende vanuit een eenvoudig wij-zij denkpatroon (moslims versus niet-moslims), heeft een enorme aantrekkingskracht op jongeren die zoekende zijn naar hun identiteit en moeilijk aansluiting vinden in de complexe samenleving waarin ze vertoeven.

Met de gestemde wet kunnen nu, in tegenstelling tot vroeger, in België geboren burgers het land uitgezet worden, met een inreisverbod er bovenop, wanneer ze niet beschikken over de Belgische nationaliteit.

Maatschappelijk gezien dreigt de wet een ongeoorloofd onderscheid te maken tussen burgers, waardoor de sociale cohesie van ons samenlevingsmodel, die de laatste jaren reeds onder druk is komen te staan, verder wordt aangetast. Dit speelt enkel in de kaart van de ‘extremen’.

Rechtvaardigheidsgevoel

De bevolking indelen in twee groepen die naargelang hun nationaliteit door de overheid anders zullen behandeld worden wanneer ze zich in dezelfde situatie bevinden, tast nu eenmaal op een ernstige wijze het rechtvaardigheids- en rechtszekerheidsgevoel aan. Gewoon al de schijn opwekken dat we burgers met een A en een B statuut hebben is nefast voor de samenleving.

Hierdoor krijgen veel etnisch culturele minderheden alweer het gevoel dat hun culturele identiteit in vraag gesteld wordt. Nochtans is het essentieel dat een ‘gedeelde loyaliteit’ gestimuleerd wordt: loyaliteit tegenover de principes van onze samenleving geschoeid op mensenrechten die hand in hand gaat met loyaliteit tegenover de eigen culturele identiteit. Als we de ‘hearts and minds’ van jongeren met een migratieachtergrond willen veroveren, komen we er niet met dergelijke wetsvoorstellen.

‘Waarom heeft CDu0026V dit wetsvoorstel laten passeren?’

Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat staatssecretaris Theo Francken (N-VA) enkel uit was op electorale winst, door met zijn wetsontwerp een bepaalde bevolkingsgroep (lees: moslims) wetens willens te stigmatiseren. Het is voor mij een raadsel en niet goed te keuren hoe de andere meerderheidspartijen, inclusief CD&V die weliswaar een aantal wettelijke garanties zoals een uitgebreide proportionaliteitstoets en een hoorrecht heeft ingebouwd, dit zomaar hebben laten passeren. Dat hierover geen voorafgaandelijk maatschappelijk debat heeft plaatsgevonden is onbevattelijk. Ook de linkse oppositiepartijen die zich in de commissie (BiZA) tijdens de stemming hebben ‘onthouden’, hebben hun rol niet gespeeld.

‘Op legalistisch vlak is het uiterst problematisch dat de administratie (DVZ) op basis van ‘aantoonbare en zwaarwichtige’ feiten kan oordelen dat de nationale veiligheid of openbare orde in gevaar is. In een rechtsstaat is het niet aan politiek gestuurde ‘administraties’ om dergelijke ingrijpende beslissingen te nemen, maar aan de rechterlijke macht die hier de facto buitenspel wordt gezet. Door in dergelijke gevallen iemands verblijfsrecht af te nemen wordt het vermoeden van onschuld overboord gegooid en het grondwettelijk gewaarborgd recht op een ‘gezinsleven’ aangetast. Dat men ‘nadien’ bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de uitwijzingsbeslissing mag betwisten verandert hier niets aan. Een beroepsprocedure die bovendien niet altijd opschortend werkt’.

‘Dat deze nieuwe wet een wettigheidstoetsing door het Grondwettelijk of Europees Hof moeilijk zal doorstaan, staat in de sterren geschreven.’

Volgens vaste rechtspraak is zelf een veroordeling door de strafrechter niet voldoende om te spreken van een gevaar voor de openbare orde. Het moet gaan om uiterst zware misdaden alvorens verblijfsrechterlijk kan ingegrepen worden en pas nà een strafrechtelijke veroordeling. Het gevaar met de nieuwe wetgeving is dat DVZ, zonder rechterlijke tussenkomst, ‘welbepaalde vermoedens van zwaarwichtige feiten’ op basis van bijvoorbeeld één PV zal weerhouden om te spreken van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging teneinde de verblijfstitel af te pakken. Bovendien is door de afschaffing van de Commissie van Advies voor Vreemdelingen waarin een magistraat, een advocaat en een ngo-lid zetelen en door de afwezigheid van een permanente parlementaire opvolgingscommissie, de autonomie van DVZ op een disproportionele wijze toegenomen.

Dat deze nieuwe wet een wettigheidstoetsing door het Grondwettelijk of Europees Hof moeilijk zal doorstaan, staat in de sterren geschreven. Het zou getuigen van een voortschrijdend inzicht indien de politieke meerderheid na verloop van de wettelijke evaluatieperiode van twee jaar deze wet zelf in heroverweging neemt. Ze zijn het verschuldigd aan onze rechtsstaat.

Partner Content