Superrijken frauderen niet alleen het meeste, ze doen dat ook op grote schaal

Peter Vanvelthoven: 'De Bijzondere Belastinginspectie wordt al te snel ingezet, ook wanneer fraude onwaarschijnlijk is.' © ID
Simon Demeulemeester

Tijd voor een cel Superrijken bij de fiscus, vindt Peter Vanvelthoven (SP.A). ‘Als we ongelijkheid verder willen terugdringen, is de strijd tegen fiscale fraude een belangrijk instrument.’

‘We weten nu wie bedriegt. Tip: het zijn niet de armen of de middenklasse.’ Met die laconieke tweet stuurde econoom Gabriel Zucman van de Universiteit van Californië – Berkeley de resultaten van zijn onderzoek naar belastingontduiking door superrijken de wereld in. Wat blijkt? Superrijken frauderen niet alleen het meeste, ze doen dat ook op grote schaal. De 0,01 procent rijkste mensen, zij die netto 40 miljoen dollar (35 miljoen euro) of meer bezitten, ontlopen gemiddeld 30 procent van hun inkomens- en vermogensbelasting. (Ter vergelijking: Jan met de pet ontloopt gemiddeld 3 procent.)

De 0,01 procent rijksten ontlopen gemiddeld 30 procent van hun inkomens- en vermogensbelasting

Zucman en collega’s kwamen tot dat percentage door gegevens uit onder meer de Panama Papers en Swissleaks, de dossiers waarin onderzoeksjournalisten grootschalige belastingontduiking en -ontwijking blootlegden, samen te leggen met gedetailleerde gegevens over inkomen en welvaart uit Noorwegen, Zweden en Denemarken. Aangezien de ongelijkheid in die Scandinavische landen relatief laag is, maken ze zich sterk dat het percentage wellicht nog hoger ligt in landen met meer ongelijkheid, zoals de Verenigde Staten. Ze zien er een eenvoudige verklaring voor: ‘De mogelijkheden om bezit te verstoppen, stijgen scherp mee met groeiende rijkdom, ook binnen de topgroepen. Daardoor is offshoregehouden rijkdom extreem geconcentreerd. Wij schatten dat de bovenste 0,01 procent ongeveer de helft ervan bezit.’

Volgens SP.A-Kamerlid Peter Vanvelthoven is de tijd meer dan rijp om een aanbeveling van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) om te zetten in beleid. Superrijken, zo vindt de OESO, hebben een gerichte fiscale aanpak nodig. Enerzijds omdat hun fiscale en financiële situatie complexer is dan die van andere belastingplichtigen, anderzijds omdat bij hen de kans op belastingontwijking groter is. ‘Als we ongelijkheid verder willen terugdringen, is de strijd tegen fiscale fraude een belangrijk instrument’, zegt Vanvelthoven. ‘Wij pleiten al veel langer voor een speciale cel “Superrijken” bij de federale overheidsdienst Financiën. Daarin kun je alle beschikbare kennis bundelen, om zo meer weerwerk te bieden aan de fiscale adviseurs van de superrijken.’ Zo’n cel, overigens ook een aanbeveling van de Kamercommissie over de Panama Papers, bestaat wereldwijd al in 17 landen. Dat is een verrassend laag aantal, onderstreept de OESO in een recent rapport.

Vanvelthoven stipt nog aan dat die aanpak ook minder stigmatiserend werkt. ‘In ons land wordt voor complexe gevallen al te snel de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) ingezet, ook wanneer fraude onwaarschijnlijk is. Door de confrontatie met de BBI en de weerslag ervan in de pers ontstaat een moeilijk uitwisbare zweem van misdadig gedrag.’ Een onderscheid tussen de BBI, die zich alleen op grove fraude richt, en een cel Superrijken, die complexe fiscale controles uitvoert zonder de connotatie van fraude, kan dat volgens Vanvelthoven verhelpen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content