De (s)preekstoel van Knack.be

‘Hoe verhoudt de islam zich tot de mensenrechten?’

De (s)preekstoel van Knack.be Knack.be maakt ruimte voor religie en levensbeschouwing

In deze bijdrage van de Moslimexecutieve wordt dieper ingegaan op de relatie tussen de islam en de mensenrechten. ‘We moeten aanstippen dat elke vrijheid een beperking en dat elk recht automatisch een verantwoordelijkheid impliceert.’

Met haar ‘Infolijn Islam’ wil de Moslimexecutieve de strijd aanbinden tegen radicalisering. Moslims die met vragen zitten over de beleving van de islam met respect voor de Belgische wetten, kunnen er terecht. De onderstaande tekst gaat in op de relatie tussen de mensenrechten en de islam. De citaten die letterlijk uit de oorspronkelijke religieuze teksten komen, staan cursief.

Allah heeft voorzeker van de gelovigen hun personen en bezittingen gekocht in ruil voor het paradijs. (Koran 9:110)

Bovenstaande “ayah” in de Koran wijst op een basisverhouding tussen Allah en de gelovigen, die bepalend is voor hun activiteiten hier op aarde. Iedere moslim sluit een overeenkomst met zijn/haar Schepper om geen eigen verlangens of opinies tussen zichzelf en Hem te plaatsen, in ruil voor een serene toestand van vrede waarin alle spirituele en materiële aspiraties voldoening kunnen vinden.

Nu de “Rechten van de mens” publiciteitsvoer zijn geworden voor politieke kopstukken, is het noodzakelijk om er vanuit de Islam een inleidende beschouwing aan te wijden.

Veertienhonderd jaar geleden werden door middel van de openbaring van de Koran en het persoonlijk voorbeeld van de profeet Mohamed duidelijke aanwijzingen gegeven voor de rechten van de mens.

We moeten hierbij aanstippen dat elke vrijheid een beperking en dat elk recht automatisch een verantwoordelijkheid impliceert. Daarom kunnen we spreken van de rechten en plichten tegenover Allah; tegenover de medemens; tegenover onszelf en tegenover de rest van de schepping.

Ieder mens heeft recht op en is verantwoordelijk voor de volgende zaken:

1. Leven

Het leven is een heilig goed dat ons door Allah is toevertrouwd. We moeten dat leven zoveel mogelijk beschermen. Moord en zelfmoord worden beschouwd als een aanval op het leven van de hele mensheid.

“Met die reden schreven Wij de kinderen van Israël voor, dat als iemand een mens doodt, behalve als hij een ander gedood heeft of wanorde sticht in het land, is het alsof hij de hele mensheid gedood heeft, en als iemand een leven redt, is het alsof hij de hele mensheid het leven redt.” (Koran 5:35)

Naar aanleiding van deze ayah zei Ibn Abbas, één van de metgezellen van de profeet en groot Koran-kenner: “Iemand die, behalve als het ter verdediging niet anders kan, doden absoluut verboden acht, voor hem is het alsof hij het leven van de mensheid redde.”

“En neem geen leven – daar Allah dit (leven) heilig heeft verklaard – tenzij het met recht geschiedt.” “En doodt uw kinderen niet uit vrees voor armoede. Wij zijn het die in hun behoeften, en in de uwe, voorzien. Hen doden is voorzeker een grote zonde.” (Koran 17:32+34)

“Het vermoorden van een mens is een groot kwaad met slechte gevolgen, waaraan degene die erbij betrokken is, zich niet kan onttrekken.” (Boechari)

“Op de laatste dag zal er allereerst onder de mensen recht gesproken worden betreffende bloedvergieten.” (Boechari)

De profeet zei in zijn preek tijdens de afscheidsbedevaart: “Laat de mensen naar mij luisteren. Wordt na mij geen ongelovigen door elkaar naar het leven te staan.” (Boechari)

“De grootste hoofdzonden zijn: het toekennen van deelgenoten aan Allah en die aanbidden; het doden van een mens; ongehoorzaamheid aan de ouders en het afleggen van een valse getuigenis.” (Boechari)

2. Rechtvaardigheid

Moslims worden in de sterkste bewoordingen aangespoord tot rechtvaardigheid. Zowel onder elkaar als tegenover vijanden; zelfs tegenover hen die niet fair zijn. Leiders, regeringsambtenaren en alle lagen van de bevolking zijn onderhevig aan één en dezelfde orde; misbruik van diplomatieke onschendbaarheid of van positie in het regeringsapparaat is dus onmogelijk. Rechtvaardigheid vereist ook dat elk mens beschermd wordt tegen willekeurig gevangenschap. Niemand mag lijden totdat hij/zij schuldig is bevonden. Bij aanklacht van een misdrijf moet de integriteit van aanklager en getuigen evenzeer onderzocht worden als de motieven van de beklaagde.

“Voorwaar, Wij zonden Onze boodschappers met duidelijke bewijzen en openbaarden hun het Boek en de Weegschaal opdat de mensheid rechtvaardig moge zijn.”(Koran 57:25)

“Zeg: mijn Heer heeft mij rechtvaardigheid geboden…” (Koran 7:29)

“Houdt de weegschaal recht en doet aan de maat niet tekort.” (Koran 55:9)

“O gelovigen, weest oprecht voor Allah en getuigt met rechtvaardigheid, en laat de vijandschap van een volk u niet verleiden om onrechtvaardig te handelen. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij rechtschapenheid en vreest Allah. Voorzeker, Allah is goed op de hoogte van wat u doet.” (Koran 5:9)

“O gelovigen, weest voorstanders van rechtvaardigheid, getuigen voor Allah, zelfs al was het tegen uzelf, ouders of verwanten. Hetzij rijk of arm. Allah is beter dan beiden. Volgt de begeerte niet, opdat u niet onrechtvaardig zult zijn. En als u de waarheid omzeilt of u ervan af wendt, Allah weet wat u doet.” (Koran 4:135)

3. Religieuze vrijheid

Hoewel de Islam dé weg is voor de mensheid, is het de moslims verboden niet-moslims die weg op te dwingen. Het uitnodigen tot de Islam hoort te gebeuren door middel van voorbeeld en inspirerende argumenten. Het feit dat iemand, of een volk, de Islam niet wil aannemen, mag geen aanleiding vormen voor wat voor sociale onrechtvaardigheid dan ook.

In het zesde jaar na de “hidjrah”, de emigratie naar Medina, stelde Mohamed, een handvest op voor de monniken van het St. Katerina Klooster bij de berg Sinaï, dat algemene geldigheid heeft voor alle Christenen die in streken met een moslimmeerderheid wonen. In dit historische document verzekert de profeet de Christenen privileges en een onschendbaarheid die ze voordien zelfs niet onder Christenvorsten genoten. Ook werd erin vermeld dat elke moslim die hen die rechten ontzegde, daarmee tegen de instructies van Allah en Zijn boodschapper handelde en als zodanig zou worden beschouwd en behandeld.

‘De profeet zag het als zijn taak en die van de moslims, de Christenen en hun Kerken te verdedigen.’

De profeet zag het als zijn taak en die van de moslims, de Christenen en hun Kerken te verdedigen door: geen overdadige belastingen van hen te eisen; geen Christen met geweld zijn godsdienst te doen verlaten; geen bisschoppen of monniken uit hun residenties of kloosters te verjagen noch verhinderde men pelgrims om op bedevaart te gaan. Het was verboden kerken te slopen om er moskeeën voor in de plaats te bouwen. Christenvrouwen die met moslims trouwden, mochten niet verhinderd worden hun godsdienst te beleven. De moslims moesten hulp verlenen aan de Christenen, bij het herstellen van hun kerken en kloosters, of als ze in nood kwamen te verkeren in verband met hun godsdienst. Zelfs wanneer moslims in vijandelijkheden verwikkeld waren met andere Christenen, mochten ze de Christenen die tussen hen woonden geen strobreed in de weg leggen.

“En discussieer met de mensen van het Boek (joden en christenen) slechts op de goede manier.” (Koran 29:46)

“Er is geen dwang in de godsdienst. Voorzeker het juiste pad is van dwaling onderscheiden.” (Koran 2:257)

4 . Vrijheid, gelijkwaardigheid en eerbaarheid

Waar en wanneer slavernij nog een sociaal feit was, werd men ertoe aangespoord de slaven vrij te laten, o.a. door aanmoediging de “Zakaat” voor dat doel te gebruiken (Koran 2:177 en 9:60). Tenminste moest hen de mogelijkheid geboden worden zichzelf vrij te kopen en moesten zij als gelijkwaardig medemens behandeld worden. De eigenaar moest ze kleden zoals hij zichzelf kleedde en te eten geven zoals hij zelf at.

“O gelovigen, Iaat geen volk een ander volk, dat waarschijnlijk beter is dan zij, bespotten. En laat geen vrouwen andere vrouwen, die misschien beter zijn dan zij, bespotten. En belastert elkaar niet en geeft elkaar geen scheldnamen. Het is een kwaad een slechte naam te geven na de Islam aanvaard te hebben en zij die zich er niet van afkeren zijn de onrechtvaardigen.”

“O gelovigen! Vermijdt verdenking zo veel mogelijk; want in sommige gevallen is achterdocht een zonde. Bespioneert elkaar niet en belastert elkaar niet. Zou iemand van u ervan houden het vlees van zijn dode broeder te eten? Neen! Dat zou u verafschuwen. Vreest Allah, want Allah is zeker berouw aanvaardend, Genadevol.”

“O Mensheid! Wij hebben u uit een man en vrouw geschapen en Wij hebben u tot volkeren en stammen gemaakt opdat u elkaar leert kennen (en elkaar niet veracht). Voor Allah is de meest achtenswaardige onder u, hij die zich het meest bewust is van Zijn aanwezigheid.” (Koran 49:11-13)

“Het is mogelijk dat Allah liefde (en vriendschap) zal schenken tussen u en diegenen die vroeger uw vijanden waren; want Allah heeft macht over alle dingen en Allah is Vergevensgezind, Genadevol.”

‘Niemand mag op elk willekeurig moment gestoord worden en niemand mag inbreuk maken op iemands persoonlijke levensatmosfeer.’

“Allah verbiedt u niet, diegenen die u niet om uw godsdienst bestreden hebben, en u niet uit uw huizen verdreven hebben, goed te doen en rechtvaardig te behandelen; voorzeker Allah heeft de rechtvaardigen lief.” (Koran 60:8-9)

“Menselijke schepselen zijn de families van God en degenen die Hij het meest liefheeft zijn degenen die het nuttigst voor hun familie zijn.” (Boechari)

Iedereen heeft ook recht op een privéleven. Niemand mag op elk willekeurig moment gestoord worden en niemand mag inbreuk maken op iemands persoonlijke levensatmosfeer:

“O gelovigen, gaat geen andere huizen dan de uwe binnen, zonder de bewoners ervan toestemming te vragen en “Salaam” te geven, dat is beter voor u, opdat u na zult denken.”

“Als je niemand thuis treft, ga er dan niet naar binnen, totdat er toestemming wordt gegeven: en als u gevraagd wordt terug te gaan, ga dan terug. Dat is reiner voor uzelf en Allah is op de hoogte van hetgeen u doet.” (Koran 24:27-29)

Uit dit waardigheidsconcept is ook afgeleid dat ieder mens recht heeft op een bestaansminimum. Daar drukt de Koran de rijken en welgestelden op het hart dat er in hun rijkdom een erkend deel het recht is van de behoeftigen en daklozen.

“En van hun rijkdommen was een deel voor de bedelaars en voor degenen die niet konden bedelen.” (Koran 51:19)

De Koran is duidelijk over vrijheid in het algemeen en geeft er één verklaring over, zonder in details als,, vrijheid van expressie, vrijheid van het woord, van beweging, etc., te vervallen. Geen mens aan wie autoriteit gegeven is, zelfs geen profeet, heeft het recht iemand op enigerlei wijze aan zich te onderwerpen:

“Het is niet mogelijk dat een man aan wie het Boek en wijsheid en het profeetschap gegeven is, tegen de mensen zou zeggen: “Weest mijn dienaren in plaats van Allah’s (dienaren). Integendeel! Weest dienaren van Hem die werkelijk iedereen koestert; want u heeft het Boek onderwezen en u bestudeert het ernstig.” (Koran 3:79)

‘De goede mens tracht mannen en vrouwen te bevrijden van alle soorten van slavernij, waardoor hij zichzelf vaak in gevaar brengt. Maar hij begint ermee zichzelf te bevrijden.’

Over de vrijlating van slaven:

“Hebben Wij hem dan niet de twee hoofdwegen getoond? Maar hij besteed het steile pad niet. En wat weet u ervan wat het steile pad is? Een slaaf te bevrijden. Of op de dag van honger iemand te voeden. Of een wees die u verwant is. Of de behoeftige die in het stof ligt.” (Koran 90:10-16)

Het moeilijke pad van deugd is gedefinieerd als het pad van liefdadigheid en onzelfzuchtige liefde, ter illustratie hiervan geeft de Koran drie voorbeelden: het bevrijden van een slaaf, het voeden van de wees, en het voeden van de arme in het stof. Het bevrijden van de slaaf slaat niet alleen op een gelukkig vrijwel verdwenen toestand van slavernij: de ene mens eigendom van de ander.

Maar heeft ook betrekking op allerlei andere vormen van slavernij, zoals die voorkomt in z.g. ontwikkelde samenlevingen. Er is b.v. politieke slavernij, industriële slavernij en sociale slavernij. Er is de slavernij van conventie, onachtzaamheid en bijgeloof. Er is slavernij aan rijkdom, wellust en macht. De goede mens tracht mannen en vrouwen te bevrijden van alle soorten van slavernij, waardoor hij zichzelf vaak in gevaar brengt. Maar hij begint ermee zichzelf te bevrijden.

De profeet zei: “Hij die zijn deel van een gewone slaaf bevrijdt, zou de slaaf helemaal moeten bevrijden door ook de rest te betalen, als hij daar het geld voor heeft; anders moet de prijs van de slaaf geschat worden en de slaaf moet geholpen worden door hem licht werk te geven opdat hij de rest van de prijs kan aflossen.” (Boechari)

“De vrijlating van slaven, moet alleen voor de zaak van Allah gebeuren. De profeet zei: elke daad wordt beloond naar zijn intentie. Daden die per ongeluk of in vergeetachtigheid verricht worden, horen niet bij de bewust uitgevoerde daden.” (Boechari)

“Toen AboêHoerayra op weg ging om samen met zijn slaaf moslim te worden, raakten ze elkaar onderweg kwijt. De slaaf kwam opdagen toen AboêHoerayra samen met de profeet zat, (v.z.m.h.) De profeet zei: “Oh AboêHoerayra, je slaaf is teruggekomen.” AboêHoerayra zei: “Inderdaad en ik wilde u er graag getuige van laten zijn dat ik hem vrijgelaten heb.” (Boechari)

De profeet zei: “Van hem die een moslimslaaf bevrijdt, zal Allah alle delen van zijn lichaam voor het vuur vrijwaren, zoals hij alle delen van het lichaam van de slaaf heeft bevrijd”. (Boechari)

5. Eigendom

De Islam erkent het recht op eigendom voor elk individu, man of vrouw, voor alles wat zij op rechtvaardige manier verdiend, gekregen of geërfd hebben. Daar staat de plicht tegenover deze eigendommen te zuiveren door uitgaven aan goede werken en directe hulp aan behoeftigen.

‘Het beschermen van de eigendommen is een heilige plicht voor individu, gemeenschap en staat.’

Hij/zij die echter eigendom en materieel gewin al een nieuwe god aanbidt, zal geen vrede kennen vooraleer de kameel door het oog van de naald gaat. Het beschermen van de eigendommen is een heilige plicht voor individu, gemeenschap en staat. De Islam is tegen stelen en verafschuwt onrechtmatige exploitatie en afpersing door woekerwinsten, gokspelen en bedrog.

“En om het nemen van rente, ofschoon ze was verboden en het onrechtvaardig verteren van de bezittingen der mensen, hebben Wij voor degenen onder hen die niet geloven een pijnlijke straf bereid.” (Koran 4:161)

“O gelovigen gebruikt elkaars eigendommen niet met leugen en bedrog, maar handelt met onderlinge overeenkomst.” (Koran 4:29)

“En begeert niet datgene, waarmee Allah sommige onder u meer voorzag dan anderen. Aan mannen komt toe wat zij verdienen en aan vrouwen komt toe wat zij verdienen.” (Koran 4:32)

“Geef de verwanten, de armen en de reiziger wat hun toekomt, maar verkwist niet. Voorwaar de verkwisters zijn de broeders van de duivels, en de duivel is ondankbaar jegens zijn Heer.” (Koran 17:26-27)

“En laat uw hand niet (als die van een vrek) aan uw hals gekluisterd zijn, en strek hem niet uit tot de uiterste grens, zo dat u neerzit in zelfverwijt en spijt.” (Koran 17:29)

“En zij die als zij besteden verkwistend noch gierig zijn, maar evenwicht bewaren tussen beide (uitersten) in.” (Koran 25:67)

“O gelovigen, veel priesters en monniken verteren de rijkdommen der mensen met valse middelen en leiden hen van de weg van Allah af. En degenen die goud en zilver ophopen en het niet op de weg van Allah besteden; maak hen een ernstige straf bekend.” (Koran 9:33)

“En als het gebed is afgelopen, kunt u zich over het land verspreiden en de overvloed van uw Heer zoeken.” (Koran 62:10)

Deze tekst staat ook op de Facebookpagina van de Infolijn Islam.

Partner Content