Reconstructie van een Vlaamse versnelling

Niet dat de N-VA vorige week een echte semana trágica beleefde, maar Bart De Wever heeft al betere momenten gekend. Hij wilde de N-VA een nieuw communautair elan geven, maar zelfs binnen de Vlaamse Beweging botste zijn mededeling op scepsis. Worstelde de partijvoorzitter met zichzelf, of was zijn slechte communicatie het eerste teken van een diepere crisis?

Het was lang geleden dat een persbericht nog zo veel opschudding veroorzaakte als de korte mededeling die Bart De Wever vorige dinsdag liet verspreiden. Tot die dag had hij het nieuws nog intern kunnen houden, maar toen was het hoge woord eruit: Hendrik Vuye en Veerle Wouters namen ontslag als voorzitter en ondervoorzitter van de N-VA-Kamerfractie om ‘het institutionele kader opnieuw te operationaliseren’. In begrijpelijk Nederlands: de N-VA zet de communautaire strijd en de verzelfstandiging of onafhankelijkheid van Vlaanderen weer op de agenda.

Voorts verklaarde De Wever, al sinds zijn studententijd een overtuigde volger van de filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel, dat ook bij de N-VA ‘het dialectisch proces van het formuleren van these en antithese’ doorgaat, en dat Vuye en Wouters daarom niet alleen oude ‘N-VA-congresteksten rond confederalisme in wetteksten’ moeten omzetten, maar dat van hen ook verwacht wordt dat ze de volgende maanden ‘nieuwe en academische voorstellen’ zullen formuleren ‘die breder gaan dan de partijpolitiek’. Concreet: binnen de drie maanden, in de aanloop naar 11 juli.

De Wetstraat was in alle staten. De Wever had het communautaire beest weer losgelaten, was de teneur, en dat terwijl bij de vorming van de regering-Michel besloten was om tot 2019 een wapenstilstand in acht te nemen.

Dat de N-VA bij de vorming van de regering-Michel niets anders kon dan de coalitiepartners beloven dat ze haar communautair programma tot 2019 zou opbergen (een afspraak waar ze zich meer dan een jaar voorbeeldig aan zou houden) heeft de Vlaamse Beweging behoorlijk knorrig gemaakt. Vorige zaterdag sneerde gewezen radioman Jean-Pierre Rondas in De Standaard nog naar het merkwaardige feit ‘dat je als belgicist moet hopen op een regering met de N-VA omdat je de communautaire vrede er dan automatisch bij krijgt’.

Zo interpreteerde de buitenwereld de gebeurtenissen ook: De Wever reikt de achterban de hand als antwoord op een steeds luider ongenoegen. Hendrik Vuye krijgt drie jaar de tijd om een nota te schrijven over de verdere splitsing van het land. Tegen die tijd zijn er verkiezingen en neemt de communautaire koorts sowieso toe. Ook de eerste reactie op de Vlaams-nationalistische website Doorbraak was sceptisch: ‘Encommissioneren, noemt Jean-Pierre Rondas dat, naar goede Belgische traditie. Richt een werkgroep op en het probleem is van de baan, de Vlaamse vis verdronken’.

Manusje-van-alles

Al snel kwamen er nog andere nuances bij het verhaal. Bijvoorbeeld dat Bart De Wever een eerbare uitweg had gezocht voor Vuye om de rust in de Kamerfractie te herstellen. Een deel van de Kamerfractie had het na anderhalf wel gehad met Vuye, en omgekeerd waren Vuye en Wouters ook uitgekeken op de vele lasten en schaarse lusten die fractievoorzitters van meerderheidspartijen ten deel vallen. Ze voelden zich manusje-van-alles, en hadden De Wever laten weten dat ze daar in de toekomst voor bedankten. In de woorden van Veerle Wouters: ‘Assepoester spelen wil ik niet meer.’

De Wever was slimmer geweest dan de verzamelde Vlaamse Beweging samen. Dat Vuye en Wouters ‘een andere opdracht zouden krijgen’ stond vast vanaf de N-VA-partijraad van zaterdag. Ook daar zag nog niet elke N-VA-topper het nut in van een communautaire versnelling. Maar de communautaire bocht stond al veel langer in de sterren geschreven. Volgens partijgenoten wist De Wever al sinds de regeringsvorming dat dit moment er hoe dan ook zou komen – sneller dan de buitenwereld zou verwachten en zeker lang voor de vervaldatum van 2019. Siegfried Bracke was een van de eersten om zijn voorzitter bij te vallen.

Dan ging het snel. Maandag ontvingen Bart De Wever en enkele top- N-VA’ers een delegatie van de Vlaamse Beweging: de kopstukken van het Overlegcentrum voor Vlaamse Verenigingen, de Vlaamse Volksbeweging, de IJzerwake, het Vlaams-Nationaal Zangfeest en het Vlaams Geneeskundigen Verbond. Die titels klinken indrukwekkender dan hun maatschappelijke impact of hun politieke belang is, maar om de weerklank was het nu net te doen. Vooral omdat De Wever hen bezwoer dat niets de N-VA belette om een staatshervorming voor te bereiden. Twee dagen later was het bingo.

Maar noch de personeelswissel, noch het roken van de vredespijp met de Vlaamse Beweging verliep helemaal zoals de N-VA-strategen hadden gehoopt. De snelheid waarmee de problemen zich rond de N-VA hebben opgestapeld, heeft zelfs De Wever verrast.

Neem nu de demotie van Hendrik Vuye. Op het eerste gezicht is dat een kleinmenselijk probleem. Net zoals minister van Financiën Johan Van Overtveldt of zijn mogelijke opvolger Peter De Roover is Hendrik Vuye een van de Vlaams-nationalistische stemmen die voor de verkiezingen van 2014 een verkiesbare plaats kregen op een N-VA-lijst. De Wever werkte toen aan the gathering of the clan. Hij vermoedde dat zijn partij meer dan 30 procent van de stemmen zou behalen en dus tientallen parlementszetels zou bezetten, en wilde zo veel mogelijk Vlaams-nationalistische sterkhouders met inhoudelijk gewicht op zijn lijsten. Vandaar ook zijn interesse voor een academicus zoals Hendrik Vuye: een hoogleraar constitutioneel recht, aan de universiteit van Namen dan nog.

De nieuwe zwaargewichten werden beloond voor hun dienstbetoon aan de N-VA: Van Overtveldt kreeg een prestigieus ministerschap aangeboden, De Roover werd kort nadien lid van het dagelijks bestuur van de N-VA, het zevenkoppige college dat de partij feitelijk bestuurt. In het verplichte enthousiasme van de eerste regeringsmaanden viel het niet op dat naast dit handjevol uitverkorenen een significante groep ontevredenen achterbleef. Toen de regering-Michel bijna gevormd was, vielen met grote regelmaat de namen van Sarah Smeyers, Zuhal Demir en Peter De Decker, N-VA-Kamerleden met enige verdienste in de oppositie tegen het aftredende kabinet-Di Rupo. Een ministersambt of op z’n minst een staatssecretariaat leek in het verschiet te liggen. Helaas. Na de ontgoocheling van de regeringsvorming kregen ze in de Kamerfractie op de koop toe de politieke neofiet Hendrik Vuye als chef.

Een partij als een andere

Er was tandengeknars te horen toen Vuye een hechte en zelfs exclusieve samenwerking begon met de vicevoorzitter van zijn fractie, de Limburgse juriste Veerle Wouters. Dat Vuye haar verkoos als vaste coauteur voor hun vrije tribunes op knack.be, zette hoe langer hoe meer kwaad bloed. Kleinmenselijk? Zeker. Maar het is typerend voor de situatie waarin de N-VA is beland: die van een verbijsterend gewone partij, ook al beschouwde ze zich als de motor van politieke verandering.

In zo’n partij is het voor sommigen een mini-overwinning als een Kamerfractieleider de eer aan zichzelf houdt en aftreedt. Over dezelfde partij verschijnen plots krantenberichten waarin anonieme N-VA’ers aan de stoel begonnen te zagen van de Gentse lijsttrekker Siegfried Bracke. Roddels en afgunst over media-aandacht zijn ook de N-VA niet vreemd. Sommigen zochten zelf de spotlights op: Zuhal Demir compenseerde haar rol als ‘gewoon’ Kamerlid met een bijzondere retoriek over de vakbonden, en met een controversiële fotosessie voor P-Magazine in de Kamer. Peter De Decker kon de vorige jaren de verzamelde CD&V’ers pijn doen met het Arco-dossier, maar is vandaag met handen en voeten gebonden door de afspraken binnen de meerderheid. Als de N-VA ‘Arco’ nog eens politiek durft uit te spelen, is het Johan Van Overtveldt zelf die dat doet. Ook dat is kenmerkend voor een klassieke partij: de parlementaire fractie is ondergeschikt aan de regering.

Deelname aan de regering krijgt ook voorrang op de partijwerking. Toen de pers in 2014 naar het geheim zocht van het zoveelste N-VA-succes wees politiek directeur Piet De Zaeger met gepaste trots naar het kroonjuweel van de N-VA: de studiedienst. Bij de faliekant afgelopen regeringsvorming van 2010 had de PS haar studiedienst, het roemruchte Institut Emile Van de Velde, nog als een pletwals over de Vlaamse onderhandelaars laten gaan. In 2014 was de N-VA-studiedienst al een machine waarmee Bart De Wever de hele kiescampagne ook inhoudelijk kon domineren.

Maar zoals dat gaat, zeker in een relatief jonge partij zoals de N-VA: eenmaal in de regering zogen de nieuwe kabinetten de studiedienst leeg. Vandaag is de studiedienst nog een schim wat hij twee jaar geleden was: volgens de N-VA-website werken er nog elf mensen. Dat is één medewerker minder dan bij de communicatiedienst, de twee partijwoordvoerders en hun ‘persoonlijke assistent’ niet eens meegerekend. Het gaat niet alleen om een kwantitatieve achteruitgang, maar ook om een kwalitatieve inlevering. Maandenlang stonden er vacatures open voor twee medewerkers ‘staatshervorming’, ze raakten niet ingevuld. Ook dat is een reden waarom Hendrik Vuye en Veerle Wouters nu communautaire teksten moeten schrijven: voor dat werk zijn geen andere N-VA’ers beschikbaar.

Met de communicatiedienst ging het net andersom. Tot voor kort was de N-VA een voorbeeldige partij, met een strak gestroomlijnde communicatie. Dissidentie bestond niet of werd kordaat de kop ingedrukt, en Bart De Wever vond het niet beneden zijn stand om zich voor elk belangrijk tv-debat te laten trainen. Vandaag is de communicatiedienst een kleine kmo op zich. Dat heeft twee grote gevolgen.

Eén: een overvloed aan communicatie. Tijdens de eerste helft van januari haalde Bart De Wever slag om slinger het nieuws. Achtereenvolgens vond hij dat een aantal randgemeenten maar beter spontaan met Antwerpen konden fuseren, dat de spoorlijnen Antwerpen-Charleroi en Oostende-Luik in Brussel zouden moeten worden doorgeknipt, dat met de gebeurtenissen in Keulen ‘de geest helemaal uit de fles is (zoals ik altijd heb gezegd)’, dat uitspraken in het VRT-programma De Afspraak andermaal ‘om te kotsen’ waren, en dat er voor besparingen alleen nog in de sociale zekerheid veel geld te halen valt. En passant herinnerde hij eraan dat hij, door het Verdrag van Genève op de helling te zetten en te spelen met de idee van een Patriot Act, een pan-Europese voortrekker was van de nieuwe veiligheidsgedachte. Allemaal in twee weken tijd.

Het tweede gevolg is een probleem met de boodschap. Vroeger was De Wever ook alomtegenwoordig in de media, maar met één belangrijk verschil: toen zette hij de toon van het debat, zijn uitspraken bepaalden de maat der dingen waarnaar de anderen zich moesten richten. Sinds enige tijd doet De Wever niet veel meer dan het debat ‘vullen’: hij komt in het nieuws en voor de anderen goed en wel konden reageren, zit hij alweer met een ander thema in het journaal – en dan nóg eens. Het is een politieke variant van de horror vacui: meer dan dat hij de agenda bepaalt, vult De Wever de beschikbare ruimte.

Een verse Vlaamse Beweging

Tot vorig jaar vond de concurrentie daar moeilijk een antwoord op. Maar ook dat verandert. De eerste reacties op de vloed van De Wever-quotes in januari klonken merkwaardig unisono. ‘De meeste uitspraken van De Wever zijn zever’, zei Open VLD-voorzitster Gwendolyn Rutten op Radio 1. ‘Het is niet omdat De Wever een scheet laat, dat de hele Wetstraat een gasmasker moet opzetten’, zei CD&V-voorzitter Wouter Beke in Humo. De Wever werd afgedaan als een soort Jean-Marie De Decker: een rechtse brulbroei die voortdurend om aandacht schreeuwt. In het begin schrokken de andere partijvoorzitters nog van al dat ongevraagde advies, maar zodra ze het lawaai gewoon waren, negeerden ze het.

En het vreemdst van al: voor het eerst slaagde De Wever er in een tv-debat niet in de minder eloquente SP.A-voorzitter John Crombez opzij te zetten. In De Zevende Dag gaf Crombez geen duimbreed toe. Na één jaar oppositie gleed het klassieke N-VA-verwijt ‘dat het de schuld van de socialisten is’ zomaar van de SP.A-voorzitter af. Op het einde bracht Crombez zijn tegenstander even uit zijn evenwicht, met de woorden: ‘Ik heb een positief mensbeeld, spijtig dat u dat niet hebt.’ De Wever zocht een antwoord maar vond er geen. Op Twitter ontplofte zijn N-VA-achterban: met die Crombez viel niet te discussiëren.

Het debat in DeZevende Dag was een teken aan de wand. In de context van de regering-Michel zit Bart De Wever misschien wel aan het einde van zijn Latijn. Hij kan wel aandringen op meer besparingen in de sociale zekerheid, of op een organisatorische splitsing van de NMBS, maar daarvoor moet hij eerst de coalitiepartners meekrijgen. Hij kan wel pleiten voor een aanpassing van het Schengenverdrag of de Conventie van Genève, maar daar heeft de Duitse bondskanselier Angela Merkel meer over te zeggen dan hij.

Sommige media roemen N-VA-regeringsleden als Jan Jambon en Theo Francken als de mannen die de strijd tegen de terreur leiden of de opvang van de vluchtelingen organiseren en beheren. Francken groeit in eigen rangen uit tot een idool. Het Nieuwsblad noemde hem al ‘de nieuwe god’ van de N-VA. Hij wordt genoemd als burgemeester van Leuven en als partijvoorzitter.

Voelt de achterban aan dat het verhaal van De Wever stilaan voorbij is? Nog niet zo lang geleden waren het bij andere partijen tekens aan de wand: Steve Stevaert die het ‘gezellige socialisme’ omarmde en op 1 mei de lof zong van ziekenfonds De Voorzorg en de vakbond, en één jaar later begon te schelden op ABVV-leiders. VLD’er Guy Verhofstadt die de zuilen had bekampt, en ineens het belang van het middenveld ontdekte. CD&V’er Yves Leterme die de paarse regering een gebrek aan ‘vijf minuten politieke moed’ verweet, en als premier drie jaar lang ter plaatse bleef trappelen.

Ook Bart De Wever kwam vorige week terug op iets wat hij stellig had verkondigd. Kort voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 had hij de Vlaamse Beweging morsdood verklaard. ‘De enige bijdrage die de Vlaamse Beweging vandaag nog kan leveren aan een onafhankelijk Vlaanderen is ophouden te bestaan’, zo noteerde De Morgen uit zijn mond. De Wevers ster stond toen aan het zenit. Als N-VA-voorzitter verpersoonlijkte hij ‘de Vlaamse oppositie’ tegen de regering-Di Rupo, en tegelijk sloeg hij de Antwerpse burgemeester Patrick Janssens knock-out. Het socialisme was verslagen en lag aan zíjn voeten – niet aan de voet van de IJzertoren.

In lezersbrieven mopperden Vlaamse militanten dat ‘Hugo Schiltz de Vlaamse strijdorganisaties ooit ook de wandluizen van de Vlaamse Beweging had genoemd’, maar de meeste kopstukken van de beweging bogen deemoedig het hoofd. Peter De Roover, chef-politiek van Doorbraak, stapte nadien over naar de N-VA. De Leuvense hoogleraar Bart Maddens, een van de weinige gezaghebbende leden van de Vlaamse Beweging die nooit uit de hand van de N-VA aten, zag met lede ogen aan hoe de N-VA ‘met een stofzuiger door de Vlaamse Beweging was gegaan’.

Maar in 2016 hijst De Wever de Vlaamse Beweging weer op het schild. Hij ontvangt haar leiders en gaat – zogezegd – prompt in op haar eisen. Waarop de Vlaamse Beweging reageert zoals ze dat altijd heeft gedaan wanneer aan haar eisen wordt toegegeven: ze klaagt dat het niet genoeg is. En dus komen er nog eisen. Aan die strategie ontleent de Beweging haar belang en haar legitimiteit. Zolang De Wever de Vlaamse Volksbeweging en Doorbraak negeerde, stelden hun kopstukken weinig voor. Nadat hij hen terug op een voetstuk zette, zijn ze weer belangrijk – misschien niet voor Bart De Wever, maar wel voor een groeiend deel van de N-VA-leden, en misschien voor een aantal Vlaamse kiezers. En dus zaten ze plots in De Zevende Dag: Bart De Valck van de Vlaamse Volksbeweging en Jean-Pierre Rondas van Doorbraak.

Catalonië, het grote voorbeeld

Bart De Wever zit in een situatie die doet denken aan die van zijn eerste politieke mentor, wijlen VU-voorzitter Hugo Schiltz. Als voorzitter van de belangrijkste Vlaams-nationalistische partij heeft ook De Wever het risico genomen om in een Belgische regering te stappen. In het begin kreeg hij daar amper kritiek voor uit eigen rangen, maar intussen is er een herboren Vlaamse Beweging opgestaan. Een beweging die nooit echt haar fiat gaf voor een regeringsdeelname (de N-VA had er niet eens om gevraagd), en die nu de handen vrij heeft om elke toegeving en zelfs elke vorm van temporiseren op wantrouwen onthaalt.

De Vlaamse Beweging die De Wever weer tot leven wekte, is nog een tikje radicaler dan degene die hij in 2012 voor dood had verklaard. Toen herkende ze zich nog min of meer in het partijdiscours, zeker zolang artikel één van de statuten sprak over ‘het streven naar de onafhankelijke republiek Vlaanderen’. Vandaag laat de redactie van Doorbraak zich helemaal inspireren door de Catalaanse gebeurtenissen. Het referendum naar Schots model was interessant, maar toonde ook een té moeilijke weg naar zelfstandigheid. Nee, men inspireert zich nu op de harde, confronterende politiek van Catalonië, in de veronderstelling dat de Vlaamse onafhankelijkheid er alleen kan komen buiten het Belgische constitutionele model om. Niemand minder dan grondwetspecialist Hendrik Vuye is die ‘ongrondwettelijke’ weg genegen. Vuye staat niet alleen met die visie: Jan Jambon gaf vorig week te verstaan dat hij het bij een eventuele zelfverklaarde onafhankelijkheid van Catalonië heel moeilijk zou hebben als de Belgische regering de ‘nieuwe Europese lidstaat’ niet meteen zou erkennen, als het moet tegen de zin van Madrid in. Minister-president Geert Bourgeois herhaalde dat zondag: ‘Een erkenning door de Europese Unie van zijn vroegere deelstaten zou vanzelfsprekend moeten zijn.’ Hij sprak die woorden uit op de nieuwjaarsreceptie van de Vlaamse Volksbeweging. En zo begint de Vlaamse Beweging aan mogelijk haar laatste dans: de flamenco.

Als het zover komt, natuurlijk. Zelfs als de N-VA op de een of andere manier zou kiezen voor een Catalaans scenario, moet De Wever minstens één opdracht volbrengen. Ofwel haalt zijn partij meer dan 31,88 procent, zoals bij de Vlaamse verkiezingen van 2014, ofwel vindt hij voldoende bondgenoten voor dat project. Beide scenario’s zijn vandaag bijzonder onzeker.

Toch lijkt het erop dat Bart De Wever voor de N-VA een nieuwe fase heeft ingeluid. Het project van de voorbije jaren kan hij niet meer verbeteren. Met hem als voorzitter kon de N-VA de macht grijpen in Vlaanderen en België, stuurt de partij twee centrumrechtse regeringen aan, joeg ze de socialisten naar de oppositie, en probeert ze de Vlaamse bevoegdheden zo ver mogelijk op te rekken. Maar wat die ándere notoire conservatieve staatsman, Winston Churchill, ooit zei over het Verenigd Koninkrijk, geldt vandaag ook voor de partij van De Wever: ‘Now this is not the end. It is not even the beginning of the end. But it is, perhaps, the end of the beginning.’

DOOR WALTER PAULI

Volgens partijgenoten wist De Wever al sinds de regeringsvorming dat dit moment er hoe dan ook zou komen.

Vandaag is de studiedienst nog een schim van wat hij twee jaar geleden was.

Het is een politieke variant van de horror vacui: meer dan dat hij de agenda bepaalt, vult De Wever de beschikbare ruimte.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content