Walter De Smedt

‘Gebruikt Turkije de dreiging van IS om België mee te sleuren in de strijd tegen de Koerden?’

Walter De Smedt Strafrechter op rust, enige Belg die ooit zowel lid was van het Comité P als het Comité I

Nu de Navo zich achter Turkije heeft geschaard, zou ook aan België gevraagd kunnen worden om deel te nemen aan militaire acties van Turkije. ‘De vraag is wie we dan gaan bestrijden’, schrijft Walter De Smedt. ‘IS of de Koerden?’ Hij blikt terug op een aantal vorige samenwerkingen tussen ons land en Turkije.

De Turkse president Erdogan kreeg vorige week op grond van artikel 5 van het Navo-verdrag, dat een gewapende aanval tegen één lid als een aanval tegen allen beschouwt, de steun van de Navo. Het zou dus wel eens kunnen dat ook op de trouwe partner België beroep wordt gedaan om deel te nemen aan de militaire acties van Turkije: gaan wij in de strijd tegen de terreurorganisatie Islamitische Staat (IS) onze F16 bommenwerpers ook naar de ‘veiligheidszone’ in het Noorden van Syrië sturen? Vraag is evenwel wie wij dan gaan bestrijden. Want in die zone opereren ook de Koerdische PKK-rebellen.

‘Gebruikt Turkije de dreiging van IS om België mee te sleuren in de strijd tegen de Koerden?’

Wie volgens Turkije de vijand is werd door Premier Ahmet Davutoglu aangegeven: ‘Turkije krijgt te maken met een escalatie van terroristische aanslagen sinds de verkiezingen van 7 juni’, zei hij op een bijeenkomst van AKP-parlementsleden. ‘Daesh (IS), de PKK en de DHKP-C zijn gelijktijdige aanvallen op Turkije gestart. Hoewel ze uit verschillende bronnen komen, zijn ze onderschikt aan centra van kwaad, verenigd rond een zelfde doel.’ Het is daardoor duidelijk dat Turkije onder het mom van de strijd tegen de IS ons land wil meesleuren in de strijd tegen de Koerden. Dat gebeurde in het verleden meermaals. In meerdere door de toenmalige Rijkswacht gevoerde onderzoeken gebeurde dat toen niet met militaire middelen maar met ‘gerechtelijke’ operaties.

De operatie ‘Rebel’

Toen het publiek werd dat de Rijkswacht in 1994 met de operatie Rebel een uitgebreid onderzoek had gedaan waarbij al de in ons land verblijvende Turken werden gescreend, leidde dat in het Parlement tot een stevige rel. Daarop kreeg het comité P opdracht over deze operatie een onderzoek te doen. Uit dit onderzoek bleek dat de operatie heel wat meer was dan enkel het identificeren van in ons land verblijvende Turkse drugcriminelen. Er werd ook aan informatie-uitwisseling gedaan met de Turkse politiediensten. Dat gebeurde vooreerst op informele wijze en door tussenkomst van een Franse verbindingsofficier die tien maal meer voor de operatie Rebel had gewerkt dan voor zijn eigen opdrachten.

De informele samenwerking werd ook geformaliseerd door een te Ankara op 9 juli 1996 door de directeur-generaal van de Nationale Turkse politie Alaaddin Yüksel en Rijkswacht-generaal De Ridder ondertekende “Compte Rendu de la Réunion”. Niemand, zelfs de Belgische justitie minister, kende het bestaan van deze samenwerkings overeenkomst. Bovendien was de inhoud er van geheel onwettelijk. Generaal De Ridder miskende zelfs de wettelijke en reglementaire beletsels die hem door zijn eigen staf werden voorgehouden. Er was vooreerst artikel 167 van de Grondwet waardoor dergelijke akkoorden verplichtend aan het federaal parlement moesten worden voorgelegd, en de goedkeuring van de Senaatscommissie buitenlandse zaken moest worden verkregen. Ook het Schengenverdrag liet dergelijk akkoord niet toe en vereiste overigens het akkoord van de ministers van justitie en van binnenlandse zaken. Het Turkse voorstel ging ook veel verder dan het enkel ter plaatse stellen van een verbindingsofficier. Het woord terrorisme diende vervangen te worden door ‘misdrijven van gemeen recht voortvloeiende uit terroristische activiteiten’.

Waar het in de operatie Rebel en in het politiesamenwerkingsakkoord werkelijk om ging, bleek uit het Turks parlementair onderzoek dat volgde op wat het Susurluk-incident wordt genoemd. Op 3 november 1996 was er in Susurluk ( Turkijë) een auto-ongeval. De inzittenden van de auto waren een maffiabaas, een gewezen politieofficier, een rechtse politicus en een schoonheidskoningin. De maffiabaas, Abdullah Catli, een lid van de extreem-rechtse groepering Grijze Wolven, stond gesignaleerd als organisator van een grootschalige drughandel. Door het parlementair onderzoek over wat de zwarte driehoek genoemd wordt, werd de samenwerking tussen de politie, de politiek en de maffia duidelijk aangetoond.

Verdacht auto-ongeluk

In de eerste helft van de jaren tachtig werd de drughandel gedomineerd door de Koerden. In de tweede helft nam het aandeel van de Grijze Wolven sterk toe. Dat gebeurde doordat de Grijze Wolven buiten als binnen het staatsapparaat waren gegroeid. Volgens een rapport van de Turkse geheime dienst ( MIT) werd door Mehmet Agar, de directeur-generaal van de politie, een misdaadorganisatie opgezet die grotendeels bestond uit Grijze Wolven, maakte deze organisatie zich schuldig aan afpersing, drughandel en andere misdaadvormen, en hield deze groep zich ook bezig met het elimineren van de Koerdische Maffia.

In het parlementair onderzoek werd ook bevestigd dat onder de leiding van Mehmet Agar, zowel in de speciale terreurbestrijdingseenheid, in de MIT als in de inlichtingendienst van de Gendarmerie (JITEM), een groep gevormd werd waarin veel Grijze Wolven zaten, dewelke deel uitmaakten van GLADIO ( omschreven als een geheime internationale antiterroristische organisatie). In het verslag van de parlementaire commissie leest men daarover : ‘Er zijn ongecontroleerde groeperingen die het hele staatsapparaat beheersen. Deze groepen staan niet onder parlementaire controle en zijn ook onbereikbaar voor rechters en officieren van justitie. Deze groeperingen hebben ook geprobeerd onze werkzaamheden te belemmeren.’ Mehmet Agar was de Turkse verantwoordelijke met wie de samenwerkingsovereenkomst met de Belgische Rijkswacht werd voorbereid. Werd de door de Rijkswacht aan Turkije overgemaakte informatie misbruikt door de misdaadorganisatie van Mehmet Agar om de Koerdische rivalen te elimineren? En kaderden de Rijkswacht operaties tegen de Koerdische Med TV in België ook in deze samenwerking?

De zaak Fehriye Erdal

Fehriye Erdal (Kangal, 25 februari 1977) een Turkse militante van het Turks Volksbevrijdingsleger (DHKP-C) werd in Turkije vervolgd voor medeplichtigheid aan een drievoudige moord. Zij werd in 1999 door de Rijkswacht naar aanleiding van een schouwbrandje in een appartement te Knokke met meerdere medestanders opgepakt en vervolgd voor terrorisme. De gehele zaak eindigde met een arrest van het Antwerpse Hof van Beroep waardoor zij vrijgesproken werd van de beschuldigingstelling lidmaatschap of ondersteuning van een terroristische organisatie. Het Antwerpse arrest is belangrijk omdat daarin o.m. ernstige kritiek werd geleverd op de wijze waarop aan informatie inwinning en verwerking en uitwisseling werd gedaan.

Het proces Erdal is ook wegens een andere reden erg belangrijk. De rechtbank te Brugge die Erdal en haar companen veroordeelde was immers voorgezeten door een Dendermondse rechter die naar Brugge was gedelegeerd omdat daar niemand, uit schrik voor bedreigingen, in de zaak wou zetelen. Tijdens de behandeling voor het Hof van Cassatie dook evenwel een verslag van de Gentse procureur-generaal op waarin gesteld werd dat er geen aanleiding was om de bedreigingen ernstig te nemen en er geen redenen waren voor de delegatie van de Dendermondse rechter. Het Hof van Cassatie vernietigde daarop het Gentse arrest zodat de zaak voor het Hof van beroep te Antwerpen kwam met de zeer gemotiveerde vrijspraak tot gevolg. De Dendermondse rechter die voor de zaak naar Brugge was gedelegeerd was de heer Troch, de gewezen voorzitter van het comité P, dat gelast was met de onderzoeken Rebel en Ankara.

‘De problematiek van operaties uit het verleden is vandaag nog steeds actueel.’

Dat de problematiek van operaties als Rebel nog erg actueel is, merk je uit het bezoek dat de vorige minister van Binnelandse Zaken Joëlle Milquet bracht aan Turkije. Naar Belga op 22 mei 2013 liet weten was haar reis naar Turkije geen toeristische aangelegenheid.

‘De Belgische en Turkse politie- en inlichtingendiensten zullen voor de zomer tweemaal samen rond de tafel zitten. Een eerste keer in Turkije rond de Belgen in Syrië en de versterkte opvolging van de dossiers en een tweede keer in Brussel rond de uitwisseling van informatie en expertise in verband met andere vormen van terrorisme. Dat meldt minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet vandaag op de laatste dag van haar werkbezoek aan Istanboel en Ankara.

De CDH-vicepremier pleegde de voorbije dagen overleg met tal van Turkse ministers, autoriteiten en veiligheidsdiensten. Gespreksthema’s waren de Belgische en Europese strijders in Syrië en de veiligheidsdossiers in verband met terrorisme en radicalisme. De Turkse ministers toonden volgens een mededeling van de minister een sterke wil tot samenwerking en hebben belangrijke informatie over de evolutie van de toestand in Syrië uitgewisseld.

Ook hebben de autoriteiten zich ertoe geëngageerd hun actieve steun te verlenen in verband met de minderjarigen in Syrië en zullen ze hun acties en controles versterken.

Voorts kwamen andere vormen van terrorisme aan bod, onder meer gelinkt aan de aanslagen van DHKP-C, net als de recent hervormde Turkse antiterrorismewet. De ministers zijn overeen gekomen hun nieuw samenwerkingsakkoord in de dagelijkse praktijk om te zetten en hun samenwerkingsverband te versterken door middel van een permanente uitwisseling van informatie, praktijken, en wederzijdse, gerechtelijke en politionele ondersteuning. Er zullen tevens regelmatig ontmoetingen en directe contacten plaatsvinden tussen medewerkers van de bevoegde Belgische en Turkse diensten, luidt het.’ (bron Belga 22/05/13, 11u01)

Onopgeloste moordzaken

De parlementaire onderzoeken over het Susurluk-incident brachten ook het bestaan van een andere geheime organisatie, Ergenekon, aan het licht. In april 2011 werden meer dan 500 personen aangehouden waarvan 300 formeel beschuldigd van deelname aan een de terroristische organisatie Energekon, die volgens de openbare aanklagers verantwoordelijk is voor bijna alle politieke gewelddaden die de laatste dertig jaar in Turkije hebben plaats gevonden. De zaak Ergenekon bevestigt voor veel Turken het bestaan van een zogenaamde ‘diepe staat’ binnen de staat die eigenlijk de macht in handen heeft. Tijdens het onderzoek naar Ergenekon kwamen de lijken weer uit de kast: Susurluk, maar ook de verdwijning in de jaren ’90 en diverse onopgeloste moordzaken. Ergenekon zou het overblijfsel zijn van zogeheten ‘stay-behind’ netwerken die tijdens de Koude Oorlog door de Navo in diverse landen (bijvoorbeeld Gladio in Italië)) werden opgericht door de Navo om guerrillaverzet te bieden aan een eventuele Sovjetinvasie.

‘Als je alle informatie over de samenwerking met Turkije op een rijtje zet krijg je een duidelijker beeld over waar het werkelijk om gaat.’

Als je alle informatie over de samenwerking met Turkije op een rijtje zet krijg je een duidelijker beeld over waar het werkelijk om gaat. Tussen de vorige verzoeken van Turkije om met gerechtelijke en politionele middelen op te treden tegen linkse organisaties als DKPC en de nu gevraagde inzet van militaire middelen is enkel de nu openlijke inzet van militair geweld verschillend. Het doel is evenwel gelijk: de strijd tegen linkse partijen.

Er zijn ook voldoende elementen aanwezig om te besluiten dat in beide gevallen gebruik gemaakt werd van de verplichtingen die uit het Navo bondgenootschap volgen. Maar artikel 5 van het verdrag dat aanzet tot hulp bij gewelddadige acties wordt voorafgegaan door artikel 1: “De partijen verbinden zich ertoe om, zoals uiteengezet in het Handvest van de Verenigde Naties, alle internationale geschillen waarin zij mochten worden gewikkeld met vreedzame middelen te beslechten op zodanige wijze dat de internationale vrede en veiligheid en gerechtigheid niet in gevaar worden gebracht, en zich in hun internationale betrekkingen te onthouden van bedreiging met of gebruik van geweld op enige wijze die onverenigbaar is met de doelstellingen van de Verenigde Naties“.

Het komt er voor onze parlementairen dus op aan dat zij zich bij de evaluatie van de artikelen 1 en 5 van het Navo verdrag niet laten misleiden zoals dat in het verleden meermaals is gebeurd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content