Kim De Witte (PVDA)

‘De pensioenen onbetaalbaar? Waarom lukt het in Oostenrijk dan wel?’

Kim De Witte (PVDA) Pensioenspecialist bij PVDA en volksvertegenwoordiger

Kim De Witte van PVDA over het pensioenbeleid in Oostenrijk. ‘We kunnen veel van het Alpenland leren.’

Waarom kan Oostenrijk wat wij niet kunnen? Die vraag hebben we vorige week aan Bart De Wever gesteld. Die vindt namelijk, samen met de liberale Pensioenminister Daniel Bacquelaine, dat de pensioenen ‘nu eenmaal onbetaalbaar’ zijn en dat we een aantal rechten moeten inperken. In Oostenrijk hebben mannelijke werknemers gemiddeld een pensioen van 2.247 euro per maand. Voor vrouwen is dat 1.247 euro. De wettelijke pensioenleeftijd voor die laatsten is bovendien nog altijd 60 jaar. Vergelijk dat eens met België. Het gemiddeld maandelijks pensioenbedrag van een vrouwelijke werknemer is bij ons 965 euro. Haar mannelijke collega ontvangt gemiddeld 1.248 euro. Twee gelijkaardige landen, maar wat de pensioenen betreft een wereld van verschil. Niet alles wat uit Oostenrijk komt is goed, maar wat het pensioenbeleid betreft kan Bart De Wever er veel van leren.

‘De pensioenen onbetaalbaar? Waarom lukt het in Oostenrijk dan wel?’

Onze regering heeft beslist nog 273 miljoen euro extra te besparen in de pensioenen tegen 2019. Hoe kan ze dat doen zonder onze pensioenen verder te verlagen? Oostenrijk heeft een totaal andere keuze gemaakt: de keuze voor één sterk pensioenstelsel, binnen de wettelijke sociale zekerheid. Oostenrijk investeert 15 procent van zijn bbp in de pensioenen, dat is bijna de helft meer dan wij. Waarom kan het Alpenland dat? Om die belangrijke vraag te ontmijnen, stuurde De Wever gisteren Kamerlid Jan Spooren uit. Die probeert het Oostenrijkse voorbeeld te ondergraven, en hij doet dat op een manier die volgens mij niet getuigt van dossierkennis.

Cijferhygiëne

Vooreerst schrijft Spooren in De Standaard dat België “zomaar eventjes 8 miljard euro per jaar meer uitgeeft dan de PVDA beweert”. De gegevens die ik hanteer zijn die van de Studiecommissie voor de Vergrijzing. Dat is de afdeling van het Planbureau die jaarlijks officiële en gedetailleerde cijfers publiceert over de kost van de vergrijzing. Zij doet dat al zestien jaar, met veel autoriteit. Volgens het laatste rapport investeren wij 10,5 procent van ons bbp in de pensioenen en geen eurocent meer. Wil de N-VA nu echt de cijfers van de Studiecommissie voor de Vergrijzing in vraag stellen?

Kent de N-VA de Oostenrijkse regeling eigenlijk wel?

De pensioenspecialist van de N-VA zegt te betreuren dat “niet iedereen het nauw neemt met de cijferhygiëne in het pensioendebat”. Maar zijn woorden zijn nog niet koud of hij beweert het volgende: “De gelijkstelling voor werkloosheid stopt in Oostenrijk na maximaal één jaar”. De regering-Michel volgt gewoon het Oostenrijkse voorbeeld, zo klinkt het. Maar niets is minder waar. Want Spooren vergeet erbij te vertellen dat de werkloze in Oostenrijk na dat jaar terechtkomt in een stelsel van Notstandshilfe waarin hij of zij nog altijd pensioenrechten opbouwt aan 64 procent van het eerdere brutoloon. Dat kan iedereen in geuren en kleuren lezen, zowel op de website van het Oostenrijkse Ministerie van Arbeid als op die van de Arbeitskammer in Wenen. De regering-Michel maakte net de tegenovergestelde keuze: ze besliste dat werklozen na het eerste jaar geen pensioenrechten meer opbouwen op basis van hun laatste loon, maar enkel op basis van een minimumrecht. Zo verlaagt ze de bescherming ver onder die van de Oostenrijkse werknemers.

Altersteilzeit, een eindeloopbaanmaatregel in Oostenrijk

Jan Spooren beweert ook dat Oostenrijkers langer zouden werken. Langer werken? We herinneren het Kamerlid eraan dat de pensioenleeftijd voor vrouwen in Oostenrijk nog altijd 60 jaar is. Dat volgens de laatste statistiek van Eurostat de Belgen gemiddeld later met pensioen gaan dan de Oostenrijkers. En dat er zoiets is als de populaire Oostenrijkse Altersteilzeit.

Met de Altersteilzeit kunnen mannen vanaf hun 58ste vijf jaar lang deeltijds gaan werken in een eindeloopbaanparcours. Vrouwen kunnen dat zelfs vanaf hun 53ste. De arbeidstijd wordt dan met 40 tot 60 procent verminderd, ofwel via een permanente arbeidstijdverkorting (bijvoorbeeld een 20-urenweek in plaats van een 40-urenweek), ofwel door die verminderde arbeidstijd op te sparen en daarmee de pensioenleeftijd te vervroegen. Eerst betalen de werkgevers dan een looncompensatie a rato van de helft van het loonverschil, inclusief de socialezekerheidsbijdragen. Daarna betaalt ook de overheid deels die kosten.

Een vorm van de Altersteilzeit is, vanaf 62 jaar, het Teilpension. De bijdragen voor de sociale zekerheid en voor de pensioenrechten worden dan voor 100 procent op basis van het laatste volledige loon berekend.

Vijf jaar langer werken?

Spooren houdt staande dat de loopbaan van Oostenrijkse werknemers gemiddeld vijf jaar meer telt dan die van de Belgische. Ook dat is onjuist. De statistiek ‘duration of working life‘ van Eurostat geeft aan hoeveel jaren inwoners verwacht worden actief te zijn op de arbeidsmarkt. Dat is een gemiddelde, berekend over alle inwoners van het land. Met veel huisvrouwen en -mannen of met veel invaliden die niet op de arbeidsmarkt terecht kunnen, gaat ’s lands gemiddelde naar beneden, en met minder huisvrouwen en -mannen, en minder invaliden, gaat het naar omhoog. Spooren heeft verkeerd begrepen dat het louter over de gemiddelde werkduur van een werknemer zou gaan, maar dat is niet zo. Het gaat over de gemiddelde werkduur van de totale bevolking.

Een Belg is gemiddeld – huisvrouwen en invaliden inbegrepen – 32,6 jaar actief op de arbeidsmarkt. Voor de EU ligt dat gemiddelde drie jaar hoger: 35,6 jaar. In Oostenrijk ligt het nog eens anderhalf jaar hoger, op 37,1 jaar. Daar moeten dus meer mensen actief zijn op de arbeidsmarkt. Een aantal mensen zijn mogelijk ook langer actief. Dat kunnen we niet afleiden uit deze statistiek, want zo blijkt, ook uit Eurostat: de Oostenrijkers gaan gemiddeld vroeger met pensioen dan de Belgen.

Beweren dat de pensioenen in Oostenrijk hoger liggen omdat elke werknemer er vijf jaar langer zou werken, is dus fout. Neem twee werknemers, een Oostenrijkse en een Belgische, die exact even lang gewerkt en precies evenveel verdiend hebben: de Oostenrijker zal de helft meer pensioen krijgen dan de Belg. Lang gewerkt of niet lang gewerkt, per gewerkt jaar ligt de pensioenopbouw veel hoger in Oostenrijk. Dat lijkt men bij de N-VA maar niet te willen vatten.

De vraag stelt zich waarom meer mensen participeren op de Oostenrijkse arbeidsmarkt. Het antwoord daarop staat natuurlijk niet los van de organisatie van die arbeidsmarkt. Oostenrijk kent meer mechanismen die werkbaar werk concreet maken. Geen holle slogans, wel duidelijke systemen, zoals de Altersteilzeit (zie hierbove), een verbeterde versie van onze landingsbanen die de regering-Michel net afbouwt. Oostenrijk heeft ook een iets lagere arbeidsproductiviteit. Dat wil zeggen, wat minder hard werken door meer mensen in te schakelen, waardoor we ook minder snel versleten zijn.

Geen houtwormen

Jan Spooren bewierookt tot slot de taxshift van de regering-Michel, als een toonbeeld van goed pensioenbeleid: de taxshift zorgt voor jobs en dus vloeien meer bijdragen naar de pensioenkas, zo is de redenering. Maar het tegendeel is waar. De taxshift verlaagt net de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid. Ze bouwt verder op de illusie dat je jobs en arbeid kan kopen met vrijstelling van sociale bijdragen.

Professor Jozef Van Langendonck, specialist sociale zekerheid aan de KU Leuven, verwoordde het ooit als volgt: ‘De jongste kwarteeuw hebben de meeste landen een politiek van ‘vermindering van sociale lasten’ gevolgd, om de concurrentiepositie van de ondernemingen en de werkgelegenheid te verbeteren. België heeft zich op dit gebied als een kampioen opgeworpen, tot in het bijna belachelijke toe.’

Die vrijstellingen vreten aan de financiering van de sociale zekerheid als houtwormen die de draagbalk van een huis aanvreten. Aan de buitenkant ziet de belaagde er nauwelijks iets van, op wat stof na dat hier en daar uit kleine gaatjes dwarrelt, maar van binnen is sprake van een heel ander proces. Dan duurt het niet lang of wat stevig had geleken, zal instorten. Het kost de sociale zekerheid nu al jaarlijks 20 miljard aan inkomsten. Als we deze houtworm niet verwijderen, dan worden niet alleen de pensioenen maar ook de ziekteverzekering, de arbeidsongeschiktheid, de kinderbijslagen en de werkloosheid onbetaalbaar.

In Oostenrijk daarentegen is al sinds het jaar 1988 niet meer aan de sociale bijdragen voor de wettelijke pensioenen getornd. Ze staan er op 10,25% voor de werknemers en op 12,55% voor de werkgevers. Dat is een derde meer dan in België. En ze worden ook effectief geïnd. Dat is het echte mirakel achter het Oostenrijkse pensioensysteem: deze hogere bijdragen voor de sociale zekerheid. Oftewel: een betere verdeling tussen inkomen uit arbeid en inkomen uit kapitaal of vermogen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content