Rit 5: Rouen – Saint-Quentin (196 km)
De lange vlucht: het ziet eruit als wielrennen, dus het zal wel koers zijn. Niet dus. Het is fake.
Donderdag 5 juli 2012
De rit naar Saint-Quentin heeft alles wat een Ronde van Frankrijk soms zo saai maakt, zo voorspelbaar vooral. In Saint-Quentin zal de rit namelijk worden beslist in een massasprint. Waarom in godsnaam moeten er dan 196 belachelijk lange kilometers van start tot aankomst worden gereden, door het weidse, mooie, maar best ook monotone platteland van Picardië. Waarom niet doen zoals in Vuelta en Giro?
Als er dan toch gesprint moet worden (en op tijd en stond moet dat best wel mogen), waarom dan de rit niet beperken tot 150, 160, misschien wel 120 kilometer. Zelfs een onverdachte wielerfreak als Karl Vannieuwkerke moet haast in slaap gevallen zijn bij het beroepsmatig verplicht kijken naar de jongste Scheldeprijs in Schoten: zoals bijna elk jaar gebeurde er zo goed als niets in deze ‘klassieker voor sprinters’ – behalve dan de eindsprint op de Churchillaan in Schoten zelf – en dus twitterde Vannieuwkerke ergens halfkoers: ‘Kunnen ze in Schoten in het vervolg niet gewoon onmiddellijk sprinten?’ Dat geldt ook voor ritten als die van Rouen naar Saint-Quentin, waar alles wat voor de rode driehoek gebeurt eigenlijk overbodig is.
Want het stramien van die rit kan een beetje journalist al weken vooraf schrijven – alleen de juiste namen moeten tijdens de rit nog ingevuld worden. Er word namelijk slechts gesprint nadat eerst een lange vlucht de hele dag voor wat afleiding heeft gezorgd, met name voor de verzamelde tv-kijkers wereldwijd. De immense populariteit van de Tour heet namelijk ‘de kracht’ van de Ronde van Frankrijk te zijn (en vanzelfsprekend ook haar commerciële waarde), maar tegelijk is het natuurlijk een zwaktebod. Met miljoenen blijven we op hete julinamiddagen naar ‘de koers’ kijken, ook al is er geen lor te zien. Maar het is nu eenmaal ‘Tour’, en dat kaderbegrip maakt alles goed, hoe hol ook. En de vroege en lange vlucht is dan het alibi om niet te zappen of gewoon een ijsje te gaan eten. Het is tijd voor Tour, het ziet eruit als wielrennen, dus het zal wel koers zijn. Niet dus. Het is fake: renners die doen alsof ze voor de overwinning rijden, in het volle besef dat ze in wezen louter instrumenteel zijn in het vermeien van het verwende tv-publiek.
Mister nobody
In de eerste Tourweek heeft zo’n lange vlucht tegenwoordig absoluut geen kans van slagen meer. Vroeger soms wel nog, maar nu het peloton zich laat regeren door de beruchte ‘oortjes’ en dus door de ploegleiders in de volgauto’s, is het volstrekt irrealistisch om alternatieve scenario’s nog een kans te geven. Het is slechts wachten tot er een speciale app ontwikkeld wordt voor de smartphones van de Bruyneels en de Lefeveres van deze wereld, waarop je echt alle parameters kunt invoeren, zodat men van uit de auto niet alleen kan berekenen hoe ver de vluchters mogen uitlopen, maar ook wanneer ze best ‘gepakt’ worden, en hoeveel renners hoelang kop moeten doen om met zo weinig mogelijk inspanningen een zo precies mogelijk resultaat te behalen. Dat de koers daarmee doodsaai wordt, eigenlijk niet om aan te kijken, is een neveneffect: spijtig maar helaas. De statistiek liegt er niet om. Zowel in 2011 als 2010 werd in een vlakke etappe in de Tour niet één (!) vlucht met succes afgerond. De ploegen van de sprinters worden elk jaar efficiënter, en ook gulziger.
En het publiek ziet dat graag. Ook een dappere mister nobody blijft immers een nobele onbekende, dus die lange ontsnapping hoeft voor Jan Modaal niet echt te lukken. Veel liever dan een eenzame renner die hij niet kent over de streep te zien uitbollen, laat hij zich meegaan in de suspense en de opwinding van een echte massasprint. Een sprint zorgt voor dezelfde snelle kick als de honderd meter in de atletiek. Mark Cavendish als alter ego van Usain Bolt, en omgekeerd. De ene is wat zwarter, de andere wat kleiner, maar in essentie doen beiden hetzelfde: op minimale afstand – één rechte lijn – de concurrentie maximaal achterlaten.
Mark Cavendish kan dat, Robbie McEwen kon dat. In 2006 liet hij zich in dit eigenste Saint-Quentin niet zozeer piloteren dan wel vooruit katapulteren door zijn Lottomaat Gert Steegmans. Nummer twee, de betreurde Isaac Gálvez, stond niet eens op de finishfoto. Die dag won McEwen de rit en Steegmans een knap contract bij Quick-Step. Ook dat hoort bij de Tour.
Walter Pauli
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier