Rit 3: Orchies – Boulogne-sur-Mer (197 km)

We gaan hier definitief weten hoe het zit met Philippe Gilbert.

Dinsdag 3 juli 2012

Derde rit en de Tour is waar hij moet zijn: thuis. De Tour de France hoort in Frankrijk. Het is zogezegd spannend en afwisselend als de Tour uitwijkt naar Rotterdam, Luik, Gent, Londen, Barcelona of zelfs Berlijn, maar het is vooral overbodige franje. Of Giro’s die starten in Denemarken, in Griekenland of in België: moet allemaal kunnen, natuurlijk. Maar het hoeft echt niet.

Niet dat wij verstokte francofielen zijn of elke Fransman per definitie charmant vinden. Verre van. Zogenaamde Franse wc’s (je mag zo’n hol in de grond – en beneden de Loire komt dat helaas nog altijd frequent voor – eigenlijk geen toilet noemen, maar een latrine), Franse koude buffetten, Franse restaurants, Franse wijn: na drie weken Tour heb je er je buik echt wel van vol. Of Franse gendarmes: een beetje Tourjournalist weet uit ervaring dat een Fransman met een pet minstens zo erg is als een Duitser met een helm. Je treedt er best niet mee in discussie, want je krijgt altijd ongelijk – zeker als je eigenlijk gelijk hebt, dan doet hij pas goed nijdig.

En toch gaat er, althans in de Tour de France, niets boven Frankrijk. Het is het land van de Peugeots: niet de auto’s maar de voormalige wielerploeg. Het zomerse zicht van een Peugeottruitje betekende: Tour de France. Nooit reed er een knappere ploeg door het peloton: die witte trui met zwart dambord, het was tijdloze klasse. Dat Eddy Merckx voor het eerst de Tour verloor aan een renner in Peugeottricot (Bernard Thévenet) was nog een beetje balsem op de wonde. Peugeot heeft geen echte opvolger meer, als daaronder verstaan wordt: een Franse ploeg met klasse en traditie. De Franse teams die in de Tour aantreden, doen dat doorgaans niet omdat ze goed zijn, maar omdat ze Frans zijn. Daarom krijgen ze van de Tourdirectie een wildcard. En zeker, vorig jaar sleepte Thomas Voeckler zijn teamgenoten van Europcar mee in zijn enthousiasme, en vanzelfsprekend wil hij die stunt dit jaar herhalen. Maar AG2R-La Mondiale, Cofidis, FDJ-Bigmat en Saur-Sojasun hebben behalve wat aanvallers toch maar bitter weinig te bieden.

Vijf hellingen

De kans is groot dat Thomas Voeckler meteen wil aanknopen met zijn elan van vorig jaar. Stel dat hij de eerste rit op Franse bodem wint, zijn landgenoten worden gek – en dat is geen overdrijving, je moest ze vorig jaar bezig zien. Dolle pret als Voeckler naar voren schoof, klappertandend als hij zich liet uitzakken, juichend als hij overdreef, huilend en jammerend als hij – terecht – op zijn nummer werd gezet in de rit naar Alpe d’Huez of de afsluitende tijdrit. Zelfs de gerenommeerde sportkrant L’Equipe doet er schaamteloos aan mee.

En de Tourdirectie geeft Voeckler wat hij graag heeft. In Boulogne-sur-Mer hebben al vaak sprinters gewonnen, zoals Erik Zabel in 2001. Maar dit keer is het parcours dat naar de havenstad leidt, bewust bijzonder heuvelachtig. De finale is gekruid met liefst vijf hellingen van derde en vierde categorie in de laatste veertig kilometer, drie ervan in de laatste tien. Althans op papier lijkt deze finale veel moeilijker te controleren dan die van de Ardennenrit naar Seraing. En voor zover dat in België nog niet duidelijk was, zullen we definitief weten of Philippe Gilbert echt aan een barslecht seizoen bezig is, of dat hij al dan niet bewust (veel) later heeft gepiekt: om in de Tour zo hoog mogelijk te eindigen en om die topvorm door te trekken tot de Olympische Spelen in Londen.

De streep ligt namelijk bovenaan een nijdige helling. Sylvain Chavanel werd er in 2011 trouwens Frans kampioen, brons was toen voor Voeckler. En eerder dit jaar won die Voeckler al de Brabantse Pijl: dit soort parcours past hem als gegoten. Met de keuze van aankomsten als die in Seraing en Boulogne-sur-Mer kopieert de Tourorganisatie haar concept van vorig jaar. Daar is niemand rouwig om. Men stapt immers af van de zogenaamde ‘vlakke’ aanloop, die in de praktijk meestal leidde tot een platte koers, met een hele eerste week die alleen maar gevuld was met massasprints. Het concept van vorig jaar was veel opwindender: klassieke vlakke sprintersetappes werden afgewisseld met ritten die aankwamen op een forse helling, waar telkens zowel klassieke kampioenen (Philippe Gilbert, Fabian Cancellara), ronderenners (Cadel Evans, Alberto Contador) als sterke sprinters (Edvald Boasson Hagen, José Joaquín Rojas) met elkaar wedijverden voor ritwinst. Het zal dit jaar niet anders zijn.

Walter Pauli

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content