Rit 11: Albertville – La Toussuire (148 km)

Renners van het kaliber Gilbert zouden op La Toussuire ver mee moeten kunnen.

Donderdag 12 juli 2012

Als er één plaats is waar de Tour nooit had hoeven terug te keren, dan het ski- en vakantieoord La Toussuire. Die aankomst bergop in de Alpen was in 2006 het decor voor een van de meest ongelukkige episodes uit de Tourgeschiedenis. Aan die Tour 2006 klopte trouwens niks. Bij de start in Straatsburg barstte het schandaal van ‘Operación Puerta’ los. De nummers twee (Ivan Basso), drie (Jan Ullrich) en vier (Francisco Mancebo) van het jaar voordien kregen startverbod, net als Oscar Sevilla: niemand had dus nog illusies hoe ‘proper’ de zevende Tour was die Lance Armstrong in 2005 had gewonnen. En 2006 bleek zo mogelijk nog erger. De twee tijdritten werden gewonnen door de Oekraïner Sergej Gontsjar, die nadien door zijn ploeg T-Mobile werd ontslagen wegens inbreuken op het dopingcharter van de ploeg. De ronde werd dat jaar overigens gedomineerd door Floyd Landis: vooraan in de tijdritten en in de belangrijkste bergritten, en daags voor La Toussuire, op Alpe-d’Huez, had hij geel gepakt. Voor de ambitieuze ex-ploegmaat van Lance Armstrong, toen kopman bij Phonak, leek het alsof de Tour ‘binnen’ was.

Dat viel anders uit. In de inderdaad vrij banale slotklim naar La Toussuire krijgt Landis onverwacht een klop van de hamer. Hij verliest op een paar kilometer tien minuten op (de ook al gecontesteerde) ritwinnaar Michael Rasmussen en acht op de ander favorieten. Oscar Pereiro komt in het geel, en ook dat was een aberratie, want in de overgangsrit naar Montélimar had men hem belachelijk ver (29’57”) laten uitlopen. Een ‘bewuste’ zet van de favorieten, om de gele trui af te schuiven op de ploeg van een zogezegd ongevaarlijke renner, Pereiro dus.

Na zijn nederlaag trommelt Landis ineens de journalisten samen voor het vakantiehuis waar zijn team logeerde. Het is een merkwaardige, geïmproviseerde persconferentie, daar hoog op La Toussuire. Ondanks zijn verlies zit Landis er ontspannen bij. Zijn petje achterstevoren op het hoofd, wat hem een zeker bad guy-gehalte gaf. Hij nam het filosofisch op. Een slechte dag. Kan gebeuren. Pech. Maar daarom is het leven nog niet voorbij. Eén dag later vertrekt de rit in Saint-Jean de Maurienne, aan de voet van La Toussuire. In die laatste Alpenetappe naar Morzine staat diezelfde Landis ineens op uit de doden, soleert over vier cols naar Morzine en pakt opnieuw vijf tot acht minuten terug op de andere favorieten, of nog meer. Kranten hebben het over ‘De ontsnapping van de eeuw’. In de tijdrit rijdt hij vervolgens Pereiro weer uit het geel en wint de Tour. Minder dan een week later zijn we met z’n allen voorwerp van ‘de deceptie van het decennium’: Landis bleek in Morzine positief.

Dat geknoei kwam harder, want meer ontnuchterend, aan dan het schandaal van de ‘Festina-Tour’ van 1998. In 1998 groeide al even het vermoeden dat er iets goed scheef zat in het peloton. Het was eigenlijk wachten tot dat zou openbarsten. Vervolgens leefde de hoop op een mentaliteitsverandering. Sinds 2006 is het evenwel definitief gedaan met elke onbevangen benadering van de wielersport.

Noodlottige raid

Soit, de Tour keert dus terug naar La Toussuire, voor de enige echte Alpenrit. En één van de amper drie échte bergritten in deze ronde. Echte bergritten zijn die waarin echte klimmers altijd het verschil kunnen maken, tenminste als ze willen. In al die vier of vijf andere ‘bergritten’ zouden renners van het kaliber Philippe Gilbert (als ze in topconditie zijn) in principe tot de aankomst moeten meekunnen.

Zelfs in de rit naar La Toussuire kan dat, als men niet vroeg voluit gaat – en die kans bestaat altijd. De twee eerste cols zijn namelijk klassieke Alpenreuzen, terecht ‘buiten categorie’: de Madeleine (2000 meter) en de Croix-de-Fer (2067 meter), die beklommen wordt via de noordzijde van de Glandon: hier ging Eddy Merckx in 1977 dramatisch ten onder en begon Lucien Van Impe zijn noodlottige raid richting Alpe-d’Huez. Het kán dus een rit zijn ‘die gereden wordt door het stof waaruit legenden gemaakt worden’. Alleen ligt die dubbele klim meteen na de start. Na de top van de Croix-de-Fer volgt dan een omweg van bijna veertig kilometer naar de voet van La Toussuire (1705 meter), met onderweg één kleinere klim, de Mollard. Zullen de klimmers al op de Croix-de-Fer voluit gaan, of wachten ze weer tot de slotklim? En nogmaals, een super-Gilbert kan ook op La Toussuire erg ver mee.

Walter Pauli

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content