Dat Remco Evenepoel zijn tijdritcapaciteiten deels te danken heeft aan zijn bijzonder aerodynamische positie, is bekend. Ook op zijn gewone fiets levert die houding grote voordelen op. Niet alleen wanneer hij alleen rijdt, maar ook tijdens een aanval met een andere renner. Bert Blocken, professor aerodynamica (Heriot-Watt University, KU Leuven), berekende hoeveel dat precies bedraagt.
In de podcast Vals Plat vertelde ex-bondscoach Sven Vanthourenhout enkele veelzeggende anekdotes over Remco Evenepoel en over hoe hard die kan fietsen — vaak zonder dat hij het zelf beseft. ‘Vorig jaar op het WK in Zürich reed Remco vijf à zes kilometer vol op kop en kwam hij tot op zo’n 35 seconden van Tadej Pogacar (die eerder was ontsnapt, nvdr), met vijf of zes renners in zijn wiel. Dan vroeg hij om over te nemen, maar dat lukte gewoon niet. Die mannen zaten volledig op de limiet, zelfs in zijn wiel.’
Vanthourenhout vertelde ook over een ontmoeting met de Zwitserse hardrijder Stefan Küng, na de olympische wegrit in Parijs. ‘Hij zei dat hij het gewoon niet begreep. “Ik zit gewoon in het wiel van Remco. Hij demarreert niet, maar je voelt gewoon aankomen dat je moet lossen. Het wordt één meter, twee meter, vijf meter, tien meter…”’
Het deed denken aan de Brabantse Pijl, waar Wout van Aert ook lange tijd op pad was met Evenepoel. Hij zag zo af in het wiel van de Schepdalenaar dat hij in de sprint werd geklopt – terwijl Van Aert op papier veel sneller is.
Twee aerodynamische kwaliteiten
De reden waarom Remco Evenepoel Van Aert en Küng langzaam figuurlijk kon wurgen, is niet alleen omdat hij zo hard op de pedalen kan duwen. Er spelen nog twee factoren mee.
Evenepoel is 19 centimeter kleiner dan Van Aert. In het wiel van Remco vangt die dus meer wind, omdat zijn hoofd en romp een stuk boven hem uitsteken.
Ten eerste: het lengteverschil. Evenepoel meet 1,71 meter, dat is 19 centimeter minder dan de Kempenaar en 22 centimeter minder dan de Zwitser. Die vangen in het wiel van Evenepoel – omdat hun hoofd en romp een stuk boven hem uitsteken – meer wind. Ze ondervinden dus meer luchtweerstand en moeten daardoor harder trappen.
Evenepoel heeft bovendien nog een extra troef, naast zijn kleine gestalte: de ‘aerokogel’ – geen toevallige bijnaam – heeft zowel op zijn tijdritfiets als op zijn gewone fiets een extreem lage CDA-waarde. Dat is een maat voor de luchtweerstand van een renner, uitgedrukt als het product van de frontale oppervlakte (A) en de luchtweerstandscoëfficiënt (Cd), die bepaalt hoe efficiënt iemand door de lucht snijdt.
Bij Evenepoel ligt die CDA-waarde minstens tien procent lager dan bij een gemiddelde renner. Dankzij zijn flexibele rompspieren en schouders kan hij zijn bovenlichaam erg laag boven zijn stuur houden en zich ook heel smal maken. Zo blijft de renner achter hem meer luchtweerstand ondervinden.
Bert Blocken berekent
Maar hoeveel groter is dat nadeel voor een grotere renner in het wiel van Evenepoel?
Bert Blocken, professor aerodynamica, berekende op basis van eerdere studies en ervaring hoeveel dat ongeveer is, al benadrukt hij dat de waarden bij benadering zijn: ‘Voor exacte cijfers zijn aparte windtunneltesten of computersimulaties nodig.’
‘Op een vlakke weg, zonder wind, bij een temperatuur van 25 graden en bij een snelheid van zo’n 47 kilometer per uur, moet een even grote renner die in het wiel van Evenepoel rijdt 146 watt minder trappen dankzij het voordeel van de slipstream. Hij ondervindt dan maar 60 à 70 procent van de luchtweerstand van de renner op kop.’
‘Bij een lengteverschil van zo’n 15 tot 20 centimeter of meer wordt dat voordeel een stuk kleiner. Dan ondervindt een grotere renner, zoals Wout van Aert, in het wiel van Evenepoel 10 à 15 procent méér luchtweerstand dan een renner die even groot is als Remco.’
‘Die grotere renner hoeft, dankzij het slipstreamvoordeel, wel nog altijd minder hard te trappen dan Evenepoel, die op kop rijdt: 104 of 86 watt, bij respectievelijk 10 of 15 procent extra luchtweerstand.
‘Maar dat voordeel is dus wel 42 of 60 watt kleiner dan een renner, die even groot is als Evenepoel, in diens wiel minder hoeft te leveren (146 watt). Dat komt overeen met een verschil van 29 tot 41 procent.’
Blocken merkt op dat zelfs op een helling met een stijgingspercentage van acht procent, bij dezelfde weersomstandigheden, die verschillen nog steeds gelden.
‘In absolute wattages is het dan minder, maar procentueel blijft de verhouding ongeveer gelijk: ook bergop moet de grotere renner in het wiel van Evenepoel 29 tot 41 procent harder trappen dan een renner van gelijke lengte.’
Wat als Evenepoel in het wiel zit?
Dat is niet het enige voordeel van Evenepoel wanneer hij samen met een grotere renner op pad is. Als hij zélf in het wiel zit, hoeft hij uiteraard ook minder hard te trappen.
‘Bij dezelfde omstandigheden (geen wind, 25 graden, snelheid van 47 kilometer per uur) moet Remco, door het slipstreamvoordeel, op een vlakke weg 122 watt minder trappen achter een even grote renner. In het spoor van een grotere renner heeft hij nog 10 tot 15 procent minder luchtweerstand, en moet hij respectievelijk 155 of 172 watt minder leveren. Een voordeel van 27 procent en 41 procent.’
‘Ook hier gelden bergop, op een helling van acht procent, ongeveer dezelfde verschillen, zowel in nominale wattages als in percentages’, zegt Blocken.
Zal Tadej Pogacar zijn tijdritpositie veranderen voor de Tourtijdrit? ‘Zijn krachtlijnen lopen verkeerd’
Dubbel voordeel
Voor Evenepoel is er dus een dubbel voordeel als hij samen met een veel grotere renner in de ontsnapping zit: als die collega achter hem rijdt, moet die – afhankelijk van het lengteverschil – 29 tot 41 procent harder trappen dan in het wiel van een even grote renner.
Als Evenepoel en zijn medevluchter ongeveer evenveel kopbeurten doen, spaart hij meer energie in het wiel van zijn collega dan omgekeerd.
En als Evenepoel zelf in de slipstream van die voorganger fietst, dan hoeft hij relatief gezien ook minder hard te trappen dan wanneer hij in het wiel van een even grote coureur zit.
Als Evenepoel en zijn medevluchter ongeveer evenveel kopbeurten doen, spaart hij dus meer energie in het wiel van zijn collega dan omgekeerd. Zo kan hij zelfs hardrijders als Van Aert of Küng pijn doen.
‘Als het lengteverschil beperkter is, zoals met Jonas Vingegaard (1,75 meter, plus 4 centimeter) of Tadej Pogacar (1,76 meter, plus 5 centimeter), dan zullen de verschillen in wattages en percentages een pak kleiner zijn. Al blijft Evenepoel, door zijn zeer lage CDA, altijd wel een licht voordeel behouden’, aldus Bert Blocken.
Remco Evenepoel in 2026 naar Red Bull-BORA-hansgrohe? 5 signalen die daarop wijzen