Baanwielrenster Jolien D’hoore vloog erin als een zot.
Jef Van Baelen vraagt toppers naar hun mooiste sportherinnering.
Weinig mensen wisten ervan, maar ik heb er alles aan gedaan om top te zijn voor het omnium op de Olympische Spelen van 2016. Destijds bestonden er voor vrouwenwielrennen nog niet de middelen die er vandaag zijn. Ik moest het zelf uitzoeken. Ik belde bijvoorbeeld Canadese aerodynamicaspecialisten om mijn positie op de fiets te verbeteren. Met vindingrijkheid en hard labeur heb ik vier jaar lang alles in teken van die ene wedstrijd gezet, en ik liet niets aan het toeval over.
Op dag één volgde geen enkele Belgische journalist de omniumkoers. Niemand verwachtte iets van mij: in de grote wedstrijden was ik nooit hoger geëindigd dan zesde. In een boekje had ik van elke vorige koers opgeschreven wat voor mij had gewerkt en wat niet. Zo stelde ik een schema op voor wanneer ik moest eten, wanneer herstellen, wanneer opwarmen, enzovoort. Het hielp me in mijn bubbel kruipen. Tussen de koersen door trok ik naar het appartementje dat de bond had gehuurd, vlakbij de piste. Ik had maar een half uur, maar ik legde mijn matje op de grond, en sliep. Zo rustig tijdens de belangrijkste wedstrijd van mijn leven: ik vind het zelf straf, achteraf bekeken.
Mijn zwakke punt was de individuele achtervolging, het tweede onderdeel van de omniumcompetitie. Ik begreep dat ik alles of niets moest spelen: erin vliegen als zot, met het risico dat ik stil zou vallen. Mijn medaillekansen konden dan gelijk de vuilbak in. Maar ik viel niet stil. Ik scheerde vier seconden van mijn persoonlijk record, wat gigantisch is. Toch was ik niet euforisch. Het voelde eerder als: oké, dat is afgevinkt. Op naar het volgende.
Voor de afsluitende puntenkoers stond ik tweede in het klassement. Toen kwamen de journalisten wel allemaal langs. Het bracht me niet van de wijs: ik bleef terugkeren naar mijn matje in Rio de Janeiro alsof er niks aan de hand was. De puntenkoers was niet mijn specialiteit, maar ik stond er in het klassement zo goed voor dat ik vooral moest verdedigen. Ik zette mij in de kopgroep en wist een paar ronden voor het einde al dat ik brons beet had. Na de eindstreep schrok ik van mezelf. Ik heb in heel mijn carrière geen traan gelaten, maar toen barstte ik in snikken uit. Pure ontlading.