Donderdag verloor de wielerwereld een van haar meest markante figuren. Ludo Dierckxsens – de kale Kempenaar met de ontwapenende glimlach – overleed op 60-jarige leeftijd tijdens de 1000 kilometer voor Kom op tegen Kanker. Met zijn tomeloze aanvalsdrift en magnetische uitstraling veroverde hij de harten van wielerminnend Vlaanderen.
Voor Ludo Dierckxsens was er geen groter genot dan in de vroege vlucht van de Ronde van Vlaanderen te glippen, waar hij op de kasseien en hellingen werd onthaald door een orkaan van gejuich. Duizenden Vlaamse wielerfans scandeerden ‘Ludo! Ludo!’ terwijl hij, met zijn kale knikker op kop reed.
Die momenten gaven hem een roes die gelijkstond aan winnen. ‘Dat gejuich, die energie, dat was mijn brandstof’, zei hij ooit. ‘Ik koerste niet alleen om te winnen, maar om de koers te voelen. Mijn benen stilhouden tot de finale? Dat kon ik niet.’
In zijn tijd was hij wellicht de meest geliefde renner van Vlaanderen. Zelfs Johan Museeuw werd op het startpodium van de Ronde van Vlaanderen overstemd door het gejoel voor ‘Sterke Ludo’. ‘Met hem naar de start van de Ronde rijden, dat gaf altijd kippenvel’, herinnert ex-ploegmaat Johan Verstrepen zich.
Zijn handelsmerk? Een ontembare aanvalslust, een markante kale kop en een authentieke glimlach. Winnen deed hij zelden – er staan zes UCI-zeges op zijn palmares – maar bemind werd hij des te meer. ‘Ludo was geen showman, maar kreeg dat etiket opgekleefd’, aldus Verstrepen. ‘De mensen verwachtten dat hij aanviel.’
Dierckxsens nuanceerde dat showgehalte ook altijd: ‘Ik viel niet alleen aan om op tv te komen of sympathie te winnen. Aanvallen was mijn enige kans om te winnen.’
Van fabriek tot profpeloton
Het verhaal van Ludo Dierckxsens leest als een wielersprookje met een ongewoon begin. Jarenlang werkte hij als pistoolschilder bij DAF Trucks in Westerlo, waar hij vrachtwagencabines lakte. Tot zijn 29e combineerde hij die zware job met koersen bij de amateurs. ‘Ik was te jong getrouwd, en mijn ex zag de fiets niet zitten’, vertelde hij. Maar zijn liefde voor de koers bleef smeulen.
Hij wilde bewijzen dat hij meer was dan een arbeider aan de lopende band. ‘Ik wist dat ik talent had, maar dacht dat het voorbij was. Tot ik opnieuw begon te winnen.’
In 1993, tijdens een periode van economische werkloosheid, won hij de ene amateurkoers na de andere. Dat leverde hem een profcontract op bij Saxon, voor 12.000 euro bruto per jaar. Zijn enige voorwaarde: het prijzengeld mocht hij houden.
Waar anderen op hun 29e hun afscheid voorbereidden, begon Ludo net aan zijn carrière. ‘Ik wist wat voor luxe het leven van een prof was, want ik had in een fabriek gestaan.’ Die dankbaarheid voedde zijn grenzeloze inzet.
Zijn doorbraak kwam in 1997, toen hij tweede werd op het Belgisch kampioenschap, na Tom Steels. Bij Lotto kreeg hij de kans om zich te bewijzen, wat hij deed met gretige aanvallen in de Vuelta van 1998. ‘Ik reed plots naast mijn idolen: Museeuw, Van Petegem… Dat gaf me vleugels.’
In 1999, bij Lampre, beleefde hij zijn hoogtepunt, op zijn 34e. Tijdens het BK in Geraardsbergen ging hij – tegen alle logica in – meteen vol in de aanval. ‘Ik zei tegen Verstrepen: ik ga van bij de start. Hij dacht dat ik zot was’, lachte hij later. Maar na 70 kilometer solo kwam hij als winnaar over de streep, zijn glimlach breder dan ooit.
© BELGA
Die zege was het resultaat van zijn hardrijderscapaciteiten. ‘Sterke Ludo’ werd later, in 2001, niet toevallig ook achtste in de Ronde van Vlaanderen en zesde in Parijs-Roubaix. Hij had zelfs kunnen winnen als hij niet zo gulzig met zijn krachten was omgesprongen en, in Parijs-Roubaix, niet in de tang had gezeten van het Domo-Farm Fritesblok.
‘Ik had moeten zwijgen’
Zijn mooiste zege kwam in de Tour de France van 1999, in Saint-Étienne. ‘Op zeven kilometer van de top van de laatste helling begonnen mijn benen pijn te doen. Dat was het teken om te gaan’, zei hij. ‘Als ik het voelde, dan voelde iedereen het.’
Dierckxsens, gehuld in de tricolore trui boven een paarse broek van zijn Lampre-team, hield het 32 kilometer vol en kwam weer solo aan, het hoogtepunt van zijn loopbaan. Het beeld waarbij hij in de finale in de camera kijkt en zijn handelsmerk bovenhaalt, zijn kamerbrede glimlach, staat bij veel wielerfans nog in het geheugen gegrift.
Toch kreeg die zege een zure nasmaak. Tijdens de dopingcontrole bekende de Kempenaar aan een Belgische wedstrijdcommissaris eerlijk dat hij maanden eerder, na de Ronde van Duitsland, een injectie met synacthen, een cortisone, had gekregen voor een knieprobleem. Hij had niet positief geplast, maar het middel was zonder medisch attest verboden.
Dierckxsens – een kind van zijn tijd – werd voor zes maanden geschorst. Hij verloor zo als regerend Belgisch kampioen veel geld en moest na zijn terugkeer bij Lampre een kwart van zijn loon inleveren. ‘Ik had moeten zwijgen’, gaf hij toe. ‘Ik was te open.’
Zijn Tourrit bleef hij wel behouden, en zijn populariteit groeide alleen maar. Tijdens de natourcriteriums scandeerde het publiek: ‘Ludo is van ons!’
Dierckxsens’ authenticiteit, eerlijkheid, eenvoud en grootmoedigheid maakten hem tot de ‘chouchou’ van wielerminnend Vlaanderen. ‘Ik snap dat vroeg kaal worden complexen kan geven. Dat was voor mij ook lastig’, zei hij. ‘Maar ik ben altijd mezelf gebleven. What you see is what you get.’
Zijn manager Paul De Geyter verzilverde dat enthousiasme in lucratieve contracten. Ludo behoorde tot de tien best betaalde renners van het peloton. ‘Maar eerlijk’, zei hij, ‘als ik betaald was in verhouding tot mijn populariteit, dan had ik nog véél meer moeten krijgen.’
Dierckxsens reed door tot zijn veertigste. De overwinningen bleven uit, maar zijn strijdlust en charme bleven. Bij zijn afscheid in Tessenderlo stonden 25.000 fans langs het parcours. ‘Ik wist niet dat ik zo’n schone vent was’, grapte hij, terwijl het publiek nog één keer ‘Ludo! Ludo!’ scandeerde.
De liefde voor de fiets
Na zijn carrière bleef Ludo Dierckxsens de koers trouw. Bij Codagex Xperience Center in Dessel verwelkomde hij klanten met dezelfde joviale flair waarmee hij ooit supporters inpakte. Hij bleef dagelijks fietsen, en genoot van de rit tussen Dessel en zijn huis in Westerlo. ‘Helemaal choco thuiskomen en dan onder een warme douche… zalig’, zei hij in De Zondag.
Wat hem dreef, bleef onveranderd: de vrijheid, de inspanning, het gevoel van leven. Als chauffeur bij wedstrijden zoals de Belgium Tour en Brugge-De Panne bleef hij betrokken bij de koers. Hij koesterde het contact met oud-collega’s, vaak inmiddels soigneurs of ploegleiders.
Ludo’s liefde voor de fiets bracht hem afgelopen donderdag ook naar de 1000 kilometer voor Kom op tegen Kanker. Als wegkapitein reed hij zoals altijd: gedreven, gulzig, met goesting. In Sint-Gillis-bij-Dendermonde werd hij onwel aan een rotonde. Hulpdiensten kwamen snel ter plaatse, maar konden hem niet meer redden.
Een erfenis die blijft
Ludo Dierckxsens was meer dan een glimlachende wielrenner. Hij was een toonbeeld van doorzettingsvermogen. Hij bewees dat dromen geen vervaldatum hebben. Van fabriek tot Belgisch kampioen en ritwinnaar in de Tour – hij fietste tegen de verwachtingen in, en won zo meer harten dan koersen.
Zijn nalatenschap leeft voort bij wielerfans, die ‘Ludo! Ludo’ zullen blijven scanderen, van de Vlaamse hellingen tot ver daarbuiten.