Doping is volgens klokkenluiders bij de Duitse openbare zender ARD nog steeds wijdverspreid in het wielerpeloton. Naast epo zou ook het middel AICAR opnieuw in trek zijn. Professor Peter Van Eenoo, hoofd van het dopinglab aan de UGent, nuanceert die beweringen, maar waarschuwt tegelijk voor blinde vlekken in het huidige controlesysteem.
De laatste jaren kwam het thema doping veel minder ter sprake in het wielerpeloton dan tien, twintig jaar geleden. Een nieuwe documentaire op de Duitse openbare omroep ARD Geheimsache Doping: Im Windschatten schetst een ander beeld.
Verschillende insiders getuigen in de documentaire over het gebruik van verboden middelen. Een van hen noemt AICAR ‘het dopingmiddel bij uitstek’. Die lichaamseigen stof zou de energielevering, doorbloeding in cellen en vetverbranding verbeteren. Muizenstudies toonden een stijging van het uithoudingsvermogen met ruim 40 procent, zonder enige training. Niet toevallig kreeg het product de bijnaam ‘exercise in a pill’.
AICAR staat sinds 2009 op de lijst van verboden middelen van het Wereldantidopingagentschap (WADA). Toch is er nog nooit een topatleet op betrapt.
De jongste jaren leek AICAR uit beeld verdwenen. Maar volgens de ARD-documentaire is dat slechts schijn. De getuige, die onder ede verklaarde, stelt dat zowel AICAR als epo vandaag nog wordt gebruikt in microdoseringen, wat detectie bemoeilijkt.
Prestatiebevorderend effect van microdoseringen
Professor Peter Van Eenoo, hoofd van het dopinglab aan de UGent, nuanceert de beweringen van de klokkenluider. ‘AICAR is een lichaamseigen stof. Daardoor is het veel moeilijker te onderscheiden in urinestalen dan bijvoorbeeld exogene producten als clenbuterol of amfetamines. Om een significant prestatiebevorderend effect te hebben moet je het in hoge dosissen toedienen. Die hoeveelheden hebben wij in dopingstalen nog niet aangetroffen. En elk staal wordt getest op AICAR.’
De professor sluit niet uit dat het middel tóch gebruikt wordt, maar dan in microdoseringen, zoals bij het bekendere epo. ‘Maar er is een verschil. Bij epo kun je er zelfs met heel kleine dosissen voor zorgen dat je hematocrietwaarde (aantal rode bloedlichaampjes, nvdr) niet zakt tijdens een zeer intensieve trainingsperiode of een langdurige competitie, zoals de Tour de France.’
‘Niet om je topniveau flink op te krikken, maar om te vermijden dat je vermoeid raakt. Het is dus geen sluitende verklaring voor de almaar hogere snelheden of recordtijden op de beklimmingen van de voorbije jaren.’
‘Bij AICAR is het effect van zulke lage dosissen waarschijnlijk veel kleiner: het lichaam produceert immers al grote hoeveelheden van die stof. Een halve procent erbij maakt geen verschil’, aldus Van Eenoo.
Omslachtige procedures bij opsporen van AICAR
Dat neemt de bezorgdheid niet weg. ‘We beschikken maar over een beperkt aantal studies, omdat AICAR geen geregistreerd geneesmiddel is. De procedure om het effect ervan te meten bij testpersonen is heel kostelijk en administratief omslachtig. We weten dus niet exact hoeveel er in het lichaam achterblijft bij hoge dosissen, of hoe snel het wordt afgebroken. De puzzel is onvolledig’, zegt Van Eenoo.
Een bijkomende moeilijkheid: ‘Zelfs als we een verhoogde concentratie zouden opmerken, moeten we nog altijd aantonen dat het om lichaamsvreemd AICAR gaat. Dat kan met IRMS (Isotoop Ratio Massaspectrometrie). Het dopinglab van Keulen heeft voor AICAR zo’n specifieke methode ontwikkeld, maar die is zeer arbeidsintensief en duur. Je kunt er niet elke dag vele stalen mee testen. Daarom ontwikkelen we in Gent sinds vorig jaar een eenvoudiger methode, maar dat vergt tijd en geld. We financieren het onderzoek ook zelf.’
Geen smoking gun
In de ARD-documentaire is er sprake van afgeleiden van AICAR: tot ruim 160 preparaten, waarvan vele niet op de dopinglijst van het Wereldantidopingagentschap (WADA) staan. Van Eenoo: ‘Het gaat veelal om ‘training in een pil’-producten, zoals SR9009 en SR9011, die hetzelfde effect beogen: het lichaam de indruk doen geven dat het heeft getraind, terwijl je niks hebt gedaan. Maar dat zijn lichaamsvreemde preparaten die makkelijker zijn op te sporen dan het lichaamseigen AICAR.’
Zijn conclusie: ‘Ik zie geen smoking gun in de onthullingen van ARD.’ Grotere bezorgdheid heeft hij over het subtiele gebruik van epo. ‘Heel kleine, bijna homeopathische dosissen kunnen effect hebben als ze slim buiten het detectievenster worden toegediend. En doping blijft doping.’
Meer Dried Blood Spots-controles
Van Eenoo pleit daarom voor meer controles. Alleen zijn die niet betaalbaar. Hij ziet een mogelijke oplossing: regelmatige controles via Dried Blood Spots (DBS), waarbij enkele druppels bloed via een prik in de vinger worden verzameld. ‘Dat kan op een afgesproken tijdstip via een videocall. De atleet prikt zelf in de vinger, verzegelt het staaltje voor de camera en moet het binnen de 48 uur verzenden naar een dopinglab. Dat is veel goedkoper dan een controleur sturen. Zo kun je ook veel frequenter en meer atleten controleren, zelfs in afgelegen gebieden zoals Kenia.’
Niet elk staal hoeft dan meteen getest te worden. ‘Bijvoorbeeld een op de vijf, willekeurig gekozen. Dat verhoogt het afschrikeffect. Meer staalafnames kunnen ook helpen bij het aantonen van (on)bewust gebruik, bijvoorbeeld bij contaminatie via supplementen.’
Maar: de huidige WADA-code laat niet toe dat afgenomen stalen niet geanalyseerd worden. ‘Toch merk ik dat de geesten rijpen’, zegt Van Eenoo. ‘Als de nieuwe code in 2027 van kracht wordt, zou dat kunnen veranderen. Dat zou een grote vooruitgang zijn voor de dopingbestrijding.’
Cocktails van medicatie in het peloton: sportarts waarschuwt voor ‘finalebidons’