De Mont Ventoux en de Vlamingen: hoe de Reus van de Provence levens veranderde

© Ann De Craemer

De Mont Ventoux staat opnieuw op het programma van de Tour, een berg die wielrenners én gewone mensen blijft fascineren. Onze journaliste beklom hem zelf voor het eerst en sprak met drie Vlamingen die hun leven aan zijn voet hebben opgebouwd. Hun verhalen onthullen de unieke kracht van deze iconische berg. ‘Op de top kan je de hemel echt voelen.’

Ooit. Ooit zou ik de Ventoux beklimmen. Zei ik toen ik achttien was en mijn lief me vanop de top een foto stuurde. ‘Ooit’ is een woord dat zich vaak naar een plek in de diepste krochten van je geheugen wurmt.

De Ventoux stond, toen daar plots een hip woord voor bestond, in mijn twintiger en dertiger jaren op mijn bucket list, maar het leek het me toch vooral een ondoenbare onderneming: ik zou, ooit, wel fit genoeg zijn. En tijd hebben. En goesting. Er waren romans te schrijven en dat stond twee decennia helemaal bovenaan mijn dromenlijst.

Maar toen werd ik veertig en veranderde ooit in nu of nooit. Opnieuw kwam het leven tussenbeide, nu niet in de vorm van romans maar van een depressie. Ik had op dat moment maar één berg te beklimmen: die van een gezonde geest.

In 2024 ontmoette ik een vriendin die naar de voet van de Ventoux bleek te zijn verhuisd. Ze gaf me een uitdaging waarvan ze zei dat die me niet alleen fysiek maar ook mentaal sterker zou maken: ‘In 2025 beklim jij de Ventoux.’

En dus kocht ik in januari een Zwift-fiets om niet bij koud winterweer maar virtueel – ik ben alleen in het diepst van mijn gedachten een flandrienne – zware hellingen te kunnen beklimmen. Ik had nog nooit een col opgereden. Nog nooit in de Ardennen gefietst. Ik zwiftte vier maanden lang, met in het weekend lange ritten buiten.

De Ventoux als cadeau

8 mei 2025. Ik sta in Bédoin aan de start van de beklimming van de Ventoux. De zwaarste kant om de Kale Berg te bedwingen. Vrienden en familie hadden me gezegd dat ik het vanuit Sault moet doen – de ‘gemakkelijke’ kant. Dat ze dat ook al een prestatie zouden vinden en zo trots op me zouden zijn.

Mijn verstand zei ja. Mijn hart zei nee. Ik wilde hen nóg trotser maken. Hun een cadeau geven na de zware tijd die mijn depressie ook voor hen was geweest. Hoeveel blijer zouden ze niet zijn als ik écht de zwaarste kant van de Ventoux had opgereden? Ik vertelde het aan niemand maar vertrok, in alle vroegte en alle stilte, vanuit Bédoin.

© Ann De Craemer

Na tien kilometer, in het beruchte bos waar de hellingen zo steil zijn dat ik bang ben om gewoon om te vallen, doemt dit beeld op: ik moet naar huis bellen en zeggen dat het me niet gelukt is. Die ontgoocheling kan ik mezelf en zij die in België op nieuws zitten te wachten niet aandoen. Doorzetten, dedoeme. Op dat verdomde zadel blijven zitten, ook al fiets je soms maar zeven kilometer per uur. Zelfs veel beter getrainde renners zitten te sterven op hun fiets.

Dus niet opgeven. Nooit. Dat staat ook op de kousen die ik speciaal voor deze klim heb gekocht: Don’t quit. Vanaf Chalet Reynard wordt het pas echt zwaar. Ik zwalp af en toe over het wegdek, maar opnieuw ben ik niet de enige. Ik steek een man van zeker zeventig voorbij. Hij lacht. Ik ook. ‘Wij kunnen dat’, zeggen we zonder woorden.

Wat is dat toch met die berg? Waarom willen zovelen hem bedwingen? Waarom wil ik het? Terwijl ik verder klim, begin ik het te begrijpen. De Ventoux is meer dan een hoop rotsen en asfalt. Het is een mythe, een monument, een mentale spiegel. Wat je onderweg tegenkomt, ben je zelf: je grenzen, je angsten, je verleden, je traagheid, je moed. De Kale Berg legt alles bloot. Zelfs de bomen verdwijnen op den duur, zodat je niets meer hebt om je achter te verschuilen.

Ik denk aan de avonden op mijn Zwift, mijn benen klam van het zweet, het scherm voor mij dat digitale hoogtemeters liet wegtikken. De twijfel die me soms overviel. De stem in mijn hoofd die vroeg: waarom zou jíj dit kunnen? Je bent geen sporter, geen flandrienne, zelfs geen durver. Je bent een schrijver. Een denker.

En toch: misschien juist dáárom. Omdat ik het denken soms moet inruilen voor het doen. Omdat het hoofd soms moet zwijgen zodat het lijf kan spreken – en het hoofd daarna beter kan denken, en zich misschien niet meer zo snel mentaal tegen het asfalt laat knokken.

De stootkracht van de milde kracht

Ik zie mijn vriendin voor me, die me dit plan influisterde. Haar vertrouwen in mij, terwijl ik zelf niet geloofde dat ik het kon. ‘Je gaat dingen in gang zetten die je je nog niet kunt voorstellen’, zei ze. En gelijk had ze. Want op die berg begon iets wat ik al jaren kwijt was: een gevoel van kracht.

Niet de machtige, spectaculaire kracht van iemand die triomfeert, maar de stille, hardnekkige kracht van iemand die blijft proberen. Die elke dag opnieuw opstaat. Die zich niet laat tegenhouden door een diagnose of een verleden.

© Ann De Craemer

Telkens wanneer ik de iconische toren op de top zie en denk dat het écht niet meer lukt, dat ik op ben, leeggereden, helemaal choco, hou ik dit beeld voor ogen: ik kom aan op de top en bel mijn ouders en zeg hen dat ik het gedaan heb: ja, écht, vanuit Bédoin, ik meen het.

De laatste kilometer heb ik amper nog kracht in mijn benen. Ik trap op mijn adem, voor zover ik die nog heb. In mijn hoofd een lied: ‘We zullen doorgaan, met de stootkracht van de milde kracht, we zullen doorgaan, met het zweet op ons gezicht.’

Dan: de laatste korte nijdige helling naar de top. Ik kijk om me heen. Allemaal stervende zwanen met een fiets aan de hand en een lach op hun gezicht. I did it. I fucking did it. Ik grijp naar mijn telefoon. Ik bel mijn ouders. Ik ween tranen met tuiten. We vallen op duizend kilometer afstand in mekaars armen.

De oude Kelten

Toon Claes (70) glimlacht wanneer ik mijn verhaal vertel. ‘Je kunt niet geloven wat karakter en de wil om er te komen doen bij een beklimming als de Ventoux. En dat huilen, dat herken ik. Veel mensen vertellen me dat ze op de top geweend hebben als een klein kind.’

Claes is een gerenommeerde Belgische sportchirurg, gespecialiseerd in knie- en orthopedische chirurgie. Tijdens zijn carrière in het AZ Herentals heeft hij tal van topsporters geholpen bij het herstel van ernstige blessures, onder wie Wout van Aert na diens zware val in de Tour van 2019.

Enkele minuten eerder ben ik de steile weg naar Claes’ huis in Malaucène, een van de bekendste dorpen aan de voet van de Ventoux, omhoog gereden. Ik weet dat hier een man met een groot wielerhart woont wanneer ik een heus wielerschrijn tegenkom: uit een omheinende muur steekt het koersstuur en voorframe van een Eddy Merckx-fiets, met daaronder kleurrijke bidons. Tegen de gevel van het huis zelf staat een glimmende zwarte racefiets in de zon. Toon is net gaan fietsen, lacht zijn vrouw Hilde.

Honderd keer de Mont Ventoux

Wanneer Claes aanschuift voor het gesprek, ziet hij er afgetraind en kwiek als een hoentje uit. Hij is een jaar met pensioen, maar heeft duidelijk de fiets niet aan de kant laten staan. ‘Het is wel wennen om plots een zee van vrije tijd te hebben. Ik mis een beetje zingeving. Maar ik krijg nog veel telefoons en berichtjes van mensen uit de wielerwereld en blijf betrokken bij het ziekenhuis van Herentals. Het mooie is natuurlijk wel dat ik door mijn pensioen meer tijd heb om hier te zijn en te fietsen.’

Claes wordt ook wel Monsieur Ventoux genoemd: hij heeft de berg meer dan honderd keer beklommen, ooit zelfs tien keer op 24 uur tijd. Hoe gek moet je zijn om zoiets te doen? Hij lacht luidop. ‘Het is nog elke keer genieten – genieten én afzien. Telkens ik de top bereik, ben ik nog altijd onder de indruk. Dat landschap, die desolaatheid, dat doet echt iets met een mens. Ik voel me dan zoals ik me voorstel dat vroeger de Kelten zich moeten gevoeld hebben toen ze daarboven hun god Vintur kwamen aanbidden.’

‘Boven de boomgrens zijn er ook effectief sporen van de Kelten gevonden. Je voelt je als klein mensje zo nietig te midden van dat uitgestrekte, godverlaten maanlandschap. Jij vertelde me net dat je geweend hebt toen je gisteren de Ventoux beklom. Wel, ik kan je verzekeren: als je nog cols op fietst, zul je nooit hetzelfde gevoel ervaren als bij de Ventoux. Hier op de top kun je echt de hemel vóélen.’

© Ann De Craemer

La Cannibale

Het was in 1985, toen Claes met zijn gezin met vakantie was aan de Côte d’Azur, dat hij voor het eerst de Ventoux beklom. ‘Ik had net mijn eerste fiets gekocht en iets onverklaarbaars in mij dwong me naar de Ventoux. Ik had op dat moment nog nooit een col gezien, laat staan beklommen, en was niet eens zo goed getraind. Het was echt afzien – zwalpen over het wegdek.

Mijn vader zei: ‘Jongen, dat is niets voor u, ge moet ermee stoppen.’ Maar ik geraakte boven en had de smaak te pakken. Hilde en ik hadden ook meteen een band met de streek – de mooiste die we ooit gezien hadden, vonden we. We zijn hier vanaf dan heel vaak met vakantie gekomen, ook door het Sporta-fietsevenement.’

Sinds 2005 is Toon Claes de drijvende kracht achter een sportevenement dat hier elk jaar plaatsvindt en dat onder de vleugels van Sporta uitgroeide tot een grootschalige campagne, met als doel het bevorderen van beweging en gezondheid. In 2013 kreeg het evenement de naam Mon Ventoux.

Sporta is er echter mee gestopt en Claes besloot het na zijn pensioen in zijn eentje verder te zetten. ‘De naam heb ik veranderd in La Cannibale, als eerbetoon aan Eddy Merckx, die dit jaar tachtig wordt. Op 28 juni is het zover en Eddy zal er ook zelf bij zijn. Maar La Cannibale gaat niet alleen over het beklimmen van de Ventoux. We bieden verschillende fietsroutes aan en er zijn ook wandel- en trailrunroutes, en ook voor mensen met een handbike is er een parcours.

De opbrengst gaat naar de organisatie To Walk Again, die zich inzet voor mensen met een fysieke beperking. Wat ik absoluut wil benadrukken, ook los van La Cannibale: deze streek heeft op sportief vlak zoveel meer te bieden dan alleen de Ventoux. Het is gewoon de mooiste fietsstreek van de hele wereld, met ongelooflijk veel variatie.’

© Ann De Craemer

De brief van Petrarca

Toon Claes doet me met zijn grote liefde voor de Ventoux denken aan de Italiaanse dichter en humanist Petrarca, die op 26 april 1336 de Mont Ventoux beklom. Claes veert bijna op uit zijn stoel van enthousiasme wanneer ik de naam Petrarca laat vallen.

‘De tocht van Petrarca wordt beschouwd als de eerste gedocumenteerde bergbeklimming uit puur persoonlijke motivatie. Niet uit noodzaak of militaire overwegingen, maar vanuit een verlangen om de top te bereiken en het uitzicht te aanschouwen. Men noemt dat het begin van het toerisme, maar voor mij is het ook het begin van het humanisme.

Petrarca beschreef zijn ervaring in een brief aan een vriend, Dionigi di Borgo San Sepolcro. Daarin heeft hij het niet alleen over de fysieke inspanning van de beklimming maar ook over de morele en spirituele reflecties die het landschap bij hem opriep. De beklimming werd een metafoor voor de zoektocht naar innerlijke zuiverheid en spirituele verheffing.’

‘Mijn vader zei: jongen, dat is niets voor u, ge moet ermee stoppen. Maar ik geraakte boven en had de smaak te pakken.’

Zelf schreef Claes ook een boek over de Ventoux, Genieten en fietsen op en rond de Mont Ventoux, dat in deze streek in bijna elke winkel en in elk café en restaurant ligt. Maar de Ventoux laat hem nooit los, hij is zelfs bezig aan een nieuw boek over zijn berg.

‘Deze keer is het boek gericht op wielertoeristen en op e-bikes, want dat laatste boomt ook hier enorm. Het mooie aan e-bikes is dat meer mensen de Ventoux kunnen beklimmen maar vooral van de streek kunnen genieten. Al fietsend genieten betekent zó veel meer dan met de wagen. Daar wil ik met dit boek op inspelen.’

Fiets met kerstlichtjes

Wie ook weet dat je van deze streek meer geniet met de fiets dan met de auto, is Colette Wielfaert (63). Colette woont pal in het centrum van Bédoin, waar ze zich binnenkort definitief zal vestigen en de B&B La Musette du Ventoux zal uitbaten.

In elke kamer zie je gesigneerde shirts van wielerhelden als Eddy Merckx, Fabian Cancellara en Willy Planckaert. Colette mag je dan ook gerust wielergek noemen: ze richtte mee het wielertijdschrift Grinta op en beklom zelf vier keer de Ventoux. Wat vroeger een vakantiebestemming was, is steeds meer haar thuis geworden.

‘Ik heb mijn hart verpand aan deze streek. Ik heb dit huis in 2016 gekocht na een pijnlijke scheiding die me in een zware depressie deed belanden. De eerste keer ben ik naar hier gekomen met mijn ex-man. Hij was gek op de Provence en de Ventoux werd onze jaarlijkse vakantiebestemming. We hielden wel van wielrennen, maar niet zo fanatiek als dat later het geval zou zijn.’

‘Dat gebeurde pas in 2007, toen mijn ex en ik samen Grinta oprichtten. Ik was advertising manager en leerde op die manier veel renners kennen. Boven de zetel in mijn woonkamer hangt een gesigneerde foto van Eddy Merckx die de Ventoux beklimt. Ik koester die foto enorm.’

‘Zelf ben ik door Grinta ook beginnen te fietsen. Ik sloot me aan bij een wielerclub en kocht mijn eerste koersfiets, een wit-roze Eddy Merckx die nu tegen de muur hangt en die ik met kerst altijd met lichtjes versier.’

‘Het eerste wat ik ’s morgens doe als ik wakker ben, is naar die berg kijken. Hij is een soort vriend geworden.’

Ze schaterlacht en wordt meteen weer heel ernstig wanneer ik vraag of de Ventoux haar de rust heeft gegeven die ze na haar scheiding misschien nodig had. ‘Helemaal. Ik was al zólang verliefd op deze streek dat ik me niet kon voorstellen dat ik hier niet meer zou terugkomen. Eerst kwam ik ook gewoon met vakantie, maar in 2016 heb ik een vervallen huis in het hart van Bédoin gekocht.’

‘Ik heb het laten renoveren en ontving hier al vaak vrienden en kennissen die mijn liefde voor de fiets delen. Een plek in het centrum heeft het voordeel dat alles dichtbij is. Je hebt geen auto nodig, alleen maar je fiets.’

Zelf de berg op fietsen zit er voor Colette helaas niet meer in. ‘De Ventoux heb ik voor het eerst beklommen op mijn zevenenveertigste. Nu zou me dat niet meer lukken. Zoals veel mensen van mijn leeftijd heb ik een elektrische fiets gekocht. Dat geeft me de kans om toch nog mijn liefde voor de fiets te kunnen beleven en van de natuur te genieten.’

De avond valt wanneer we ons gesprek afronden. Colette staat op uit de stoel op haar terras en wijst naar boven. ‘Kijk, hij ligt in de wolken.’ Hij, dat is de Ventoux, die ze elke dag vanuit haar huis kan zien. ‘Het eerste wat ik ’s morgens doe als ik wakker ben, is naar die berg kijken. Het is gek, maar hij is een soort vriend geworden.’

© Ann De Craemer

Mythisch en mysterieus

Provençaalser kan een tafereel niet zijn, denk ik wanneer ik aankom bij het huis van Nadine Rademakers (61), op zo’n halve kilometer van het huis van Colette. Op een bank ligt een poes languit te soezen in de ochtendzon. Aan de gevel stralen bloemen in felle kleuren. Het is muisstil op straat: het is begin mei en het toeristische seizoen is nog niet begonnen in Bédoin.

Nadine opent de deur met een brede glimlach. ‘Welkom in ons huisje’, klinkt het. Binnen ligt nog een poes, Mariëtte genaamd, nieuwsgierig toe te kijken op een stoel onder de keukentafel. Overal staan keramieken potten, schaaltjes en vazen, want keramiek is Nadines grootste hobby. Wanneer de koffie gezet is, vertelt ze haar verhaal.

‘Toen ik Danny leerde kennen, was dit huis al van hem. Het was de bedoeling om hier te komen wonen, maar de kinderen wilden niet mee. We hebben gewacht en vijf jaar geleden zijn we definitief verhuisd.’

‘Het leven is hier rustig en de mensen hechten minder belang aan het materiële.’

Nadine wilde altijd weg. Weg uit België, naar het zuiden. ‘Ik vind ons land niet mooi en het klimaat is vreselijk. Hier heb je altijd zalig weer en de natuur is prachtig. We zijn intussen beiden met pensioen, dus hebben we alle tijd om van de rust te genieten – de rust van deze streek en de rust in ons hoofd. Naar België keren we echt niet meer terug.’

Ik leerde Nadine kennen toen haar keramiek plots tevoorschijn kwam op mijn Instagramfeed. Wanneer ik het over haar creaties heb, fonkelen haar ogen. ‘Het langzame proces dat keramiek is, sluit goed aan bij de mentaliteit hier, die nog een andere reden is waarom ik gek ben op deze streek. Het leven is hier zo rustig en mensen hechten minder belang aan het materiële.’

Een dag in Bédoin ziet er voor Nadine en Danny dan ook helemaal anders uit dan in Vlaanderen. ‘We leven op het ritme van de natuur en de seizoenen. We staan letterlijk op als het licht wordt en de vogels beginnen te fluiten. In de zomer beleven we die rust vooral op de fiets. Danny heeft altijd graag gefietst. Ik ook, al lukt het niet meer met een gewone fiets. Ik heb net een elektrische gravelfiets gekocht.’

‘Het plan is om nu opnieuw lange klimritten te doen. Voor ons heeft de Ventoux echt iets mythisch. Iets mysterieus, ook. Elke dag kijk ik even naar boven: baadt hij in de zon of ligt hij in de wolken?’

De benen en het hoofd

Wanneer ik ’s avonds terugkeer naar mijn verblijf, zijn de benen leeg maar het hoofd vol. Alles wat ik vandaag hoorde, zindert na. De berg lijkt me plots nog imposanter, omdat ik hem nu niet enkel met mijn eigen benen, maar ook door andermans verhalen heb beklommen. Iedereen hier draagt een versie van de Ventoux in zich mee – als overwinning, als wending, als verlies of als herbegin. Hij is geen berg meer, maar een baken.

Ik neem plaats op het terras en kijk omhoog. De zon is al achter de berg verdwenen maar de lucht gloeit nog zacht oranje. Een laatste streep licht glijdt over het kale maanlandschap, als een pennenstreek van Petrarca. Ik denk aan zijn klim, aan hoe hij, zeven eeuwen geleden, op deze berg schreef over zijn innerlijke strijd. Hoe weinig is er veranderd. Ook ik kwam hier met een lijf dat wilde vluchten en met een hoofd dat te lang niet had gedurfd.

Ooit werd nu

In de dagen na mijn beklimming merk ik hoe de Ventoux zich in mij heeft vastgezet. Niet als een trofee, niet als een vinkje op een lijst, maar als een ervaring die zich blijft ontvouwen. De berg laat zich niet afvinken, hij nestelt zich. In de vermoeidheid die plots minder zwaar lijkt.

In het fietsen dat geen moeten meer is, maar mogen. In de kleine, banale momenten: het kopje koffie in de ochtend, het trager praten, het dieper ademhalen. Alsof ik een ritme heb meegenomen dat niet meer van deze tijd lijkt, maar wel van deze streek.

’s Nachts droom ik soms dat ik opnieuw fiets, traag, gestaag, tussen rotsen en wolken. En elke keer dat ik wakker word, ben ik iets minder bang. Iets meer aanwezig. Iets dichter bij mezelf. De Ventoux heeft me niet definitief genezen – ik weet intussen dat een depressie altijd kan terugkeren – maar de berg heeft me wel geopend. Zoals wind een gesloten luik open blaast, zonder dat je het doorhebt. En terwijl ik weer opsta, denk ik: ooit werd nu.

En misschien begint precies daar de ware klim.

Topchirurg Toon Claes stopt fietsevent op Mont Ventoux: ‘We bereikten te weinig beginners’

Partner Content