
Beste seizoensstart voor Nys in vijf jaar
Het veldritseizoen is twee maanden oud, elf klassementscrossen zijn gereden. Goed voor vijf opvallende conclusies.
1) Meest dominante Nys in vijf jaar
Cijfers liegen niet: Sven Nys haalde de voorbije twee maanden weer vergelijkbare cijfers als in zijn drie topseizoenen (van 2005 tot 2008). Met 7 zeges op 11 wedstrijden (die meetellen voor de Wereldbeker, Superprestige en BPost Bank Trofee) scoort hij aan 64 procent, evenveel als in 2007, en iets minder als in 2005 (7 op 10) en 2006 (9 op 13 of 69%).
Vanaf 2008 viel Nys’ zegepercentage in oktober en november terug tot achtereenvolgens 42%, 25%, 27% en 27%, maar nu is de Kannibaal uit Baal weer even hongerig als in zijn beste dagen. Zonder zijn kettingbreuk in Tábor – waar hij duidelijk de sterkste was, maar als 5e eindigde – en zonder zijn cadeau aan Vantornout in Gieten – daar had het toch alle schijn van – had Nys zelfs zijn seizoensstart van 2005 en 2006 overtroffen.
Het straffe is dat de Balenaar wint waar, wanneer en hoe hij wil. Hij heerste als vanouds in de lastige, trage klimcrossen als op de Koppenberg en in Gavere – ofwel door een krachtsexplosie in de laatste ronde, ofwel door een sprint -, maar won in Hamme-Zogge ook de snelste veldrit van het seizoen (28,7 km/u) door halfweg koers weg te rijden.
2) Buitenlandse concurrentie (bijna) nihil De verklaring voor Nys’ suprematie ligt niet alleen bij hemzelf, maar ook in de afgenomen buitenlandse concurrentie. Sinds eerst Lars Boom en nu ook Zdenek Stybar voor de weg kozen, is de tegenstand van over de landsgrenzen (bijna) nihil geworden.
Ook hier spreken de cijfers boekdelen: voor het eerst sinds 2003 heeft in oktober/november nog geen enkele buitenlander een klassementscross gewonnen. Ter vergelijking: Stybar stak in 2010 nog 5 van de eerste 11 wedstrijden op zak.
Ook het aantal buitenlandse podiumplaatsen is sinds 2003 (toen slechts 1 op 24 (4%), Jiri Pospisil in Sankt Wendel) nooit lager geweest. Schommelde het percentage vanaf 2004 tot vorig seizoen nog tussen 19% en 37%, dan is dat dit seizoen teruggevallen tot amper 9% of 3 op 33 (Lars Van der Haar in Tábor en Hamme-Zogge, Mourey in Koksijde).
3) Pauwels kan niet bevestigen
Vorig seizoen brak Kevin Pauwels definitief door met vijf zeges en vier tweede plaatsen in de eerste elf klassementscrossen. Mede geholpen door de late nazomer waardoor de modder uitbleef en de Kempenaar met de zwakke rug op de harde, snelle ondergronden zich kon uitleven.
Dit jaar moeten de veldrijders echter veel meer ploeteren en is ook het zelfvertrouwen/vormpeil van Pauwels niet dat van vorig seizoen. Bovendien laat hij zich te vaak betrappen op technische fouten, zoals in Hasselt (val over de boomstronken) en in Koksijde (val in bocht).
Dat resulteerde in slechts één zege (Tábor, niet toevallig een hogesnelheidscross met een gemiddelde van 26,3 km/u), één tweede en vier derde plaatsen.
Pauwels moest zelfs al vier keer zijn meerdere erkennen in ploegmaat Klaas Vantornout, die zijn beste seizoen ooit rijdt en op zware modderomlopen (2e Plzen, 3e Koppenberg, 2e Gavere en 1e Gieten) beter uit de voeten kan.
4) Albert schiet (voorlopig) tekort
Van een slecht seizoen kun je niet spreken wanneer iemand op elf klassementscrossen acht keer bij de top twee eindigt. Helaas voor Albert zitten daar zes tweede plaatsen bij, telkens achter Nys.
De wereldkampioen was wel de sterkste in Ronse en Plzen (en in nog vier niet-klassementswedstrijden, waaronder Niel), maar voor zijn status is iets te weinig. Dat beseft hij zelf ook en dat leidde de voorbije weken tot oplopende frustraties, zeker toen de pers hem telkens weer met Nys confronteerde.
Albert blijft ook sukkelen met zijn start (meestal draait hij pas tussen de tiende en vijftiende positie het veld in) en moet nog altijd bewijzen dat de pure temporijder in hem ook in de laatste ronde een veldrit naar zijn hand kan zetten. Niet toevallig won de BKCP-renner in Ronse en Plzen door na halfweg/driekwart cross alleen weg te rijden.
5) Hoop op de Nederlanders Hij werd aangekondigd als de nieuwe Nederlandse hond in het Vlaamse kegelspel, en die verwachtingen maakt Lars Van der Haar voorlopig (gedeeltelijk) waar met een tweede plaats in Tábor en een derde in Hamme-Zogge. Ook hier geen toeval, want twee snelle, technische crossen. Albert noemde hem zelfs al een favoriet voor het WK in Louisville, waar ook hoge snelheden gehaald zullen worden.
Op de zware modderparcoursen als dat van Plzen (23e), Gavere (10e) en Gieten (13e) komt de Nederlander nog kracht tekort – logisch gezien zijn licht postuur en leeftijd (21), maar geef hem nog een jaar of drie en Van der Haar wordt ook op die omlopen dé opponent voor de Vlamingen, zeker als Nys in 2014 stopt.
In zijn zog volgt een nog groter talent met junior Mathieu Van der Poel. De 17-jarige zoon van Adrie won tot dusver al zijn veldritten, vaak met ruim een minuut voorsprong op zijn leeftijdsgenoten.
Straffer is dat de Nederlander dikwijls snellere rondetijden neerzet dan de beloften, en waarmee hij bij de profs in de top vijf zou eindigen. In Plzen en Koksijde was zijn snelste toertje zelfs respectievelijk vier en zes seconden rapper dan dat van de winnaar bij de elite (Albert en Nys).
Dat moet je ook nuanceren – de junioren rijden twintig minuten minder lang en vaak op een betere, nog niet kapotgereden ondergrond -, maar het duidt wel op het supertalent dat in Van der Poel schuilt. Helaas voor het kleine veldrijden lonkt ook voor hem, net als voor zijn pa, nu al een avontuur op de weg.
Jonas Creteur
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier