Op zijn negentiende ‘Keeper van het Jaar’ van de Jupiler Pro League, (mede) door blessures daarna zeven jaar splinters verzameld op de tribune en de bank, en nu, op zijn 27e, eindelijk weer eerste doelman, bij Zulte Waregem. Kenny Steppe blikt terug op zijn apart parcours.

GERMINAL BEERSCHOT 2006-2008

KENNY STEPPE: ”Ga daarnaartoe, leuk om eens mee te maken, tussen al die toppers’, pushte mijn stiefvader me toen ik in 2008 niet van plan was om de verkiezing van Profvoetballer van het Jaar bij te wonen. Ik had wel een superseizoen bij Germinal Beerschot achter de rug, maar geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht dat ik in de prijzen zou vallen. Mijn stiefvader wist echter beter, want hij had opgevangen dat ik tot beste keeper uitgeroepen zou worden. Groot was zijn glimlach en mijn verbazing dus toen Ivan De Witte, voorzitter van de Pro League, me voor de uitreiking apart nam. ‘Ík??? Gewónnen, vóór Olivier Renard, Stijn Stijnen en DanielZitka?’ Toen we een filmpje opnamen waarin De Witte me de trofee overhandigde en ik na de gala-avond met Jovanovic, Witsel en Preud’homme (Profvoetballer, Belofte en Trainer van het Jaar, nvdr) op de foto mocht, was ik zelfs een pak nerveuzer dan voor mijn eerste match tegen Charleroi.

‘Voor dat échte debuut – het seizoen ervoor was ik tegen Bergen al eens ingevallen na een rode kaart voor Luciano – bleek er van stress zelfs geen sprake. De eerste vijf wedstrijden had coach Harm van Veldhoven voor de meer ervaren Jan Moons gekozen, maar na een 4 op 15 kreeg ik mijn kans. Harm en keeperstrainer Pierre Thijssen stelden me gerust: ‘Je hebt grote kwaliteiten, laat ze zien.’ En dat deed ik: meteen een clean sheet, mét tulband na een botsing met Akpala. Het litteken zie je zelfs nog altijd op mijn voorhoofd – een mooi aandenken. (lacht)

‘Mijn grote voordeel: als een (toen nog stille) 19-jarige moest ik mijn verdediging niet coachen. Voor mij stond immers Didier Dheedene, die de defensie met de broers Monteyne, Kurt Van Dooren en Nzelo Lembi perfect stuurde. Met voorin nog Cavens, Colman, Cruz, Dosunmu, Losada en Malki had Beerschot toen een heel talentvolle, evenwichtige ploeg, die ook naast het veld aan elkaar hing en zonder druk speelde. Dat bleek, na de moeizame start: 27 op 27, waarin ik zeven keer de nul hield en slechts twee goals incasseerde. Een ongelofelijke reeks met als orgelpunt de 2-0 tegen Anderlecht (het Waterloo van coach Frank Vercauteren, nvdr), die ons uiteindelijk een verrassende vijfde plaats in de eindstand opleverde.

‘Bizar om mee te maken voor iemand die nooit van een profcarrière gedroomd had. Op mijn vijftiende had Beerschot me zelfs afgeschreven wegens te mager en te klein – amper 1,55 meter. Ik trok naar Antwerp, kreeg daar mijn groeispurt, keerde terug naar Beerschot en nauwelijks twee jaar later werd ik verkozen tot beste keeper in België. Alles ging zo snel dat ik niet eens besefte hoe mooi dat was. Ondanks alle media-aandacht en lof van kenners bleef ik ook heel nuchter, zelfs na berichten over de (nooit concrete) interesse van Chelsea. Een mentaliteit die mijn ouders me hadden ingepompt: ‘Het is makkelijker om de top te bereiken, dan er te blijven.”

HEERENVEEN 2008-2013

‘Met een transfer naar een topclub, laat staan naar het buitenland, was ik niet bezig – ik had zelfs voor drie jaar bijgetekend. Weliswaar met een salaris van een ‘gewone’ werkmens, maar ik woonde nog thuis, verkwistte geen geld en voelde me prima bij Germinal Beerschot. Het plezier stond voorop, niet het geld.

‘Ergens midden augustus dook echter Heerenveen op. Mijn makelaar had goeie connecties met Trond Sollied en die wou me (nadat Clubdoelman Stijn Stijnen had afgehaakt, nvdr) er héél graag bij. Zelf was ik ook snel overtuigd, zeker nadat ik het stadion en het trainingscomplex had gezien. En dan moest ik mijn contractvoorstel nog krijgen: vijf jaar, salaris maal tien. Beerschot deed echter moeilijk, omdat het geen alternatief had, en om de prijs op te drijven. Ik ben toen zélf naar voorzitter Jos Verhaeghen gestapt, om kalm uit te leggen dat ik die unieke kans wilde grijpen. Uiteindelijk draaide hij bij, aangezien Heerenveen iets meer dan 1,5 miljoen euro betaalde – nooit verwacht dat een club zó veel voor mij zou neertellen. Jammer genoeg werd ik door sommige bestuursleden en supporters verweten een geldwolf zonder clubliefde te zijn. Maar als dat zo was, dan had ik net voor het afsluiten van de transferperiode niet de laatste match tegen Westerlo gespeeld, nádat ik al getekend had bij Heerenveen.

‘Omdat Sollied me rustig wilde laten integreren, debuteerde ik niet meteen, maar pas eind oktober. Met een 0-2 nederlaag tegen Vitesse, al kreeg ik lovende kritieken van de pers en de trainersstaf, zélfs na de 6-0 op Twente en de 5-1 Europees op Wolfsburg. Begin december liep het echter mis: door een foute techniek bij een krachtoefening kreeg ik door een geknelde zenuw felle rugpijn. Tot half april duurde het eer ik opnieuw kon spelen, met Jong Heerenveen. Met het A-elftal kwam ik niet meer in actie, Heerenveen had immers, naast Brian Vandenbussche, in de winter ook Hans Vonk gehuurd. Jammer, want zo moest ik op de bank toekijken hoe we de Nederlandse beker wonnen.

‘Ik verlegde snel mijn focus op mijn tweede seizoen, maar in de zomer: een nieuwe klap. Begin juli sloeg ik op training mijn pols om. Aanvankelijk dacht de medische staf dat het om een kneuzing ging, maar ondanks een stevige tape bleef ik last hebben. Tot ik na de 5-1-pandoering in de supercup tegen Ajax, waarin ik onbewust niet vrijuit kon keepen, aandrong om een röntgenfoto te laten nemen. Daarop bleek duidelijk dat een polsbeentje afgebroken was. Gelukkig waren we er op tijd bij, want volgens de specialist zou dat beentje afgestorven zijn als ik nog twee, drie weken gewacht had. En dan was mijn carrière voorbij geweest…

‘Met van in het begin een juiste diagnose, en meteen zes weken gips, was die pols allicht rap genezen, maar nu moest er operatief een schroefje in gezet worden. Helaas groeide dat botje niet rap genoeg aan en volgde er in januari een nieuwe operatie, met een ander schroefje en zelfs botsplinters uit mijn heup… Gevolg: een heel seizoen niet gekeept. Gelukkig kon ik meetrainen bij de beloften, niet als doelman, maar als spéler. Zo verbeterde ik zelfs mijn voetbalkwaliteiten en kon ik me blijven uitleven op het veld – ‘leuker’ dan met die rugblessure, toen ik veel minder mobiel was.

‘Diep in de put heb ik dan ook niet gezeten. Mijn contract liep nog drie jaar, daar trok ik me aan op. Bovendien ben ik altijd een positivo geweest die al van bij de jeugd, toen ik aanvankelijk te klein bevonden werd, gewend was om terug te vechten en hard te werken. Een strikte discipline waar mijn stiefvader altijd op gehamerd had.

‘De moeilijkste momenten waren de soms eenzame avonden tijdens de week, want ik woonde als jonge twintiger alleen in Heerenveen. In het weekend kwamen mijn ouders of vrienden wel af, of ging ik terug naar Antwerpen – ik had toch geen match. Zo heb ik zelfs de vrouw van mijn leven ontmoet. Zie je: uit iets slechts bloeit altijd iets moois. (lacht)

‘Het seizoen erna werd ik meteen eerste keeper, nadat Brian Vandenbussche in de voorbereiding zijn kruisband gescheurd had. Te vroeg echter, na twee jaar zonder veel competitie. De eerste vijf competitieduels haalde ik dan ook niet mijn oude niveau. Elke wedstrijd ging het wel beter, maar zo veel geduld had coach Ron Jans niet, waardoor de Deen Kevin Stuhr Ellegaard in doel kwam. Dat kon ik relativeren, maar toen ik de maanden erna op de bank bleef, begon het zuur te worden, ook omdat Ellegaard niet uitblonk. Op het einde van het seizoen stond Brian zelfs weer onder de lat.

‘Die periode kreeg ik echter opnieuw last van mijn pols, en werd in mei de schroef verwijderd. Het duurde bijna vier maanden eer het beentje stevig genoeg was en ik een match bij de beloften kon keepen. Begin oktober zat ik opnieuw in de A-kern, alleen was Brian toen de onbetwiste nummer een, en dat bleef zo tot het einde van het seizoen.

‘In de zomer bood OH Leuven een uitweg, maar Heerenveen blokkeerde de transfer, zoals het ook de interesse van NEC het seizoen ervoor afgeketst had. Ik heb toen een paar keer mijn gedacht gezegd, maar het (nieuwe) bestuur wilde per se drie volwaardige keepers. ‘Oké, dan doe ik mijn contract uit, en daarna ben ik weg!’ Na alle discussies werd ik zelfs dérde doelman, en dat was helemaal frustrerend, want zo speelde ik zelfs geen beloftewedstrijden meer. Coach Marco van Basten geloofde nochtans in mij: ‘Je moet zo snel mogelijk weg, je bent te goed om op de tribune te zitten.’ Helaas liet het bestuur hem geen andere keus…’

WAASLAND-BEVEREN 2013-2015

‘Na een goed gesprek met Glen De Boeck kon ik terugkeren naar België, al gaf Waasland-Beveren wel aan dat ze Colin Coosemans, die ze van Club Brugge gehuurd hadden, definitief wilden overnemen. Dat lukte, maar toch hoopte ik in de voorbereiding op een plaats als eerste keeper – fysiek was ik weer in orde en ik had tenslotte een stap teruggezet. Vanaf de competitiestart gaf De Boeck echter de voorkeur aan Coosemans, want die had het seizoen ervoor veel krediet opgebouwd.

‘Colin deed het prima en dus bleef ik op de bank, tot de laatste drie wedstrijden in play-off 2. Ik legde echter meer dan ooit druk op mezelf en keepte onder mijn niveau. (negen tegengoals, nvdr) Zo was Coosemans het seizoen erna opnieuw eerste doelman, onder Ronny Van Geneugden. Ik bleef niettemin hard werken, aangezien ik me naast het voetbal heel goed voelde: weer thuis in Antwerpen, met mijn vriendin, dicht bij familie en vrienden.

‘Omdat Coosemans bij KV Mechelen tekende, kreeg ik na Nieuwjaar – in de laatste acht competitiematchen en in play-off 2 – eindelijk mijn kans. Toen liep het wél goed, en dat had ook Zulte Waregem opgemerkt, want het kwam meerdere keren scouten. Intussen sleepten de nochtans vroeg opgestarte onderhandelingen met Waasland-Beveren aan. ‘Bel volgende week eens terug…’ Ik kon wel blijven, zelfs als eerste keeper, maar aan mindere voorwaarden, terwijl ik al ingeleverd had na mijn terugkeer uit Nederland. Ik voelde echter vooral een gebrek aan respect en professionalisme. Toen Zulte Waregem als enige club me een contract voor drie jaar bood, heb ik dus niet lang getwijfeld, ook al was het financiële verschil niet gigantisch groot.’

ZULTE WAREGEM 2015-?

‘Natuurlijk wist ik dat de kans reëel was dat ik, zeker in het begin, weer tweede doelman zou zijn, na clubicoon Sammy Bossut. Maar ik ben naar Waregem gekomen met het idee: ik ga, zonder druk, mij 100 procent inzetten en het Francky Dury zo moeilijk mogelijk maken, in de hoop dat ik vroeg of laat beloond word. Dat de coach aanvankelijk voor Bossut opteerde, daar kon ik dus mee leven. Ik ging zelfs met veel meer plezier naar de club dan bij Beveren. Omdat ik in een veel professionelere omgeving beland was: een prachtig oefencomplex, trainingen op een hoger niveau, een goeie sfeer, ook onder de keepers.

‘Toen ik door een blessure van Sammy eind januari op Westerlo voor het eerst in de competitie onder de lat stond (Steppe had wel al de bekermatchen tegen Union en AA Gent gespeeld, nvdr), voelde ik: ik ben klaar. De drang om me per se te bewijzen, zoals bij Waasland-Beveren, was er ook niet. Het viel heel goed mee – 1-2 winst – en hoewel ik tegen Charleroi en Anderlecht zes goals incasseerde, had ik me weinig te verwijten. Natuurlijk was ik ontgoocheld toen Dury daarna tegen KV Mechelen voor (de weer fitte) Bossut koos, maar ik laat, zoals ik al zei, niet snel mijn kop hangen. Onnodig ook, want de laatste drie wedstrijden speelde ik opnieuw. Naar mijn gevoel vrij foutloos, en met als climax de kwalificatie voor play-off 1. Het méést deugd deden echter de sms’jes van mensen die altijd in mij geloofd hebben, zélfs de keeperstrainer van Heerenveen. Dat gaf me het gevoel: ik sta er weer.

‘Gezien mijn verleden, en omdat ik zo in elkaar steek, begin ik nu niet plots te zweven. Ik geniet van en focus op play-off 1, en richt me dan op de volgende voorbereiding, waar van alles kan gebeuren. Ik ben 27, heb een contract tot 2018 en als ik tot dan hier eerste doelman kan blijven, zou ik al héél tevreden zijn. Had er, zonder die polsblessure, niet meer ingezeten? Misschien. Maar ik heb me nooit gekweld met ‘Wat als’-vragen. ‘Wat als’ is een grappig tv-programma, en mijn carrière is niet om mee te lachen. Ik kijk alleen vóóruit.’

DOOR JONAS CRETEUR – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Ik laat niet snel mijn kop hangen.’ – KENNY STEPPE

‘Van Basten geloofde in mij: ‘Je bent te goed om op de tribune te zitten.” – KENNY STEPPE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content