‘VROEGER ZAG JE DE RUIGE KANT VAN DE STAD OOK OP HET VELD’

© NICK DECOMBEL

Vier jaar geleden voetbalde KV Oostende nog tegen Visé, Dessel Sport en Francs Borains. Nu staat het in zijn eerste bekerfinale, speelt het opnieuw play-off 1 en mag de voorzitter dromen van Europees voetbal. Op zoek naar het DNA van KV en de stad.

Het lijkt wel een symbolisch beeld wanneer bezoekers Oostende met de auto via de Leopold II-Laan binnenrijden. Op het einde van de laan regeert het statige Casino-Kursaal, op de middenberm duwt Dikke Mathille haar bronzen wulpse kont in het gezicht van de dagjestoerist. De naaktsculptuur van Georges Grard als opgestoken middenvinger uit de fifties. Ze lonkt naar de zee, alsof bezoekers en het binnenland haar niet kunnen boeien.

Ze werd bespuwd en kreeg soms stenen naar het hoofd, maar ze ligt er nog altijd. Sinds 1965, toen ze na negen jaar van de oostzijde van het Casino-Kursaal naar het park verhuisde. Een landmark, toen het woord nog moest worden uitgevonden.

Hugo Claus schreef er zelfs een gedicht – Het beeld in Oostende – over.

Zij ligt schotvrij voor de gapers,

zij wekt de kei in hun kruis

en in hun blik het gebed:

‘O, gebenedijde,

o mocht ik u ongestraft berijden.’

Claus, geboren in Brugge, hield van Oostende. De jonge schrijver leerde er eind de jaren veertig boksen en gokken, werd smoorverliefd op redersdochter Elly Overzier die zijn eerste vrouw zou worden, en droomde weg bij de werken van James Ensor. Hij zou de stad nooit meer loslaten. Toen hij in 2008 overleed, werd zijn as op zijn uitdrukkelijke wens ‘voor de kust van Oostende’ uitgestrooid.

De Koningin der Badsteden had een magische aantrekkingskracht op de groten der aarde. Koning Leopold I liet de haven en de visserij groeien, onder het bewind van zijn zoon Leopold II werd de stad een mondaine belle-époquebadplaats. De Amerikaanse president Woodrow Wilson, schrijver Mark Twain en Karl Marx – de vader van het communisme – verbleven er ooit.

Henri Morton Stanley legde in de koninklijke villa de lijnen van de kolonie Congo vast, Albert Einstein bracht de stad tijdens een van zijn vakanties in De Haan geregeld een bezoekje. Walt Disney woonde er een zeewijding bij, de geestelijke vader van MaigretGeorgesSimenon – ‘ontdekte de zee in Oostende’. En Marvin Gaye schreef er in 1982 Sexual Healing, waarvan het clipje in het Casino-Kursaal werd opgenomen. ‘Oostende is het beste wat Marvin overkomen is’, gaf zijn advocaat Curtis Shaw later toe.

Een jaar ervoor was de Amerikaanse soulzanger, een ster op retour en hopeloos verslaafd aan cocaïne, in Oostende gestrand. Hij woonde aan de zeedijk, jogde en fietste op het strand en kroop langzaam uit de afgrond. Sociaal en artistiek gereanimeerd.

And when I get that feeling

I want sexual healing

Sexual healing is good for me

Tijdens nachtelijke omzwervingen filosofeerde hij úren met Arno Hintjens, prille dertiger en kok van het familiepension waar ook Gaye een tijdje logeerde. Hij hield van Arno’s kip met curry. Ze werden vrienden die af en toe een jointje rookten en mijmerden over de liefde. Of het gebrek eraan. Toen de Oostendse chansonnier, platzak en geplaagd door liefdesverdriet, nog maar eens zijn hart uitstortte, kreeg hij een gouden raad. ‘Zeg nooit tegen een vrouw dat je haar graag ziet, alleen tegen je grootmoeder.’ Een paar maanden erna scoorde hij met TC Matic zijn eerste hit. Oh La La La! Voor eeuwig en altijd een cultnummer. Toch in Oostende.

AANGESPOELDE BRIT

Een zaterdagavond in de Versluys Arena. Achter de spionkop wordt de Wall of Fame ingehuldigd. Vijftien zwart-witportretten van clubiconen. Eddy Vergeylen is er ook bij. Hij blinkt, net als zijn lederen schoenen. ‘Hier hebben honderden voetballers gespeeld en toch ben ik bij de top vijftien’, lacht Tony Obi, een Engelsman die in de zomer van 1987 bij KV Oostende belandde. Dertig jaar later woont hij nog altijd in de stad en geeft hij training aan de Se’Academy. Opgegroeid in Birmingham, Engels jeugdinternational bij de U17, prof geworden bij Aston Villa en dan, na een aantal tussenstops, het Kanaal over. Naar een armlastige club in derde klasse, die werd gesponsord door een… tennisclub.

‘Ik moest met KVO eerst nog een testmatch spelen in Maidstone. We verloren met 5-0 en ik speelde een draak van een wedstrijd. Eddy Vergeylen wilde me zelfs in Engeland laten’, lacht Obi, toen ook al klein en frêle, waardoor hij voor het viriele Engelse voetbal werd afgeschreven. ‘Toen woog ik 58 kilogram, nu toch al 62. ‘ (schatert)

Hij speelde zich in de gunst van James Storme, de trainer, maar zijn hart lag aan de andere kant van het water. 22 jaar. Heimwee. Na zijn eerste seizoen kon hij terugkeren naar Brentford, tot bleek dat hij eigendom was van een… Oostendse apotheker. ‘Brentford wilde de transfersom niet betalen, dus moest ik wel blijven.’

Zuur. Maar Oostende zou zijn leven, ook lang na zijn voetbalcarrière, bepalen. Hij werd opgevangen door Roland Valentijns, de uitbater van ’t Ankertje die zijn tweede vader werd. Ze kochten samen de Staminee, het volkscafé van Lucy Loes, en herdoopten de zaak in ’t Valentientje, waarvan Obi sinds enkele jaren alleen eigenaar is. Voetbal als opstapje naar een beter leven. ‘Ik heb mooie tijden bij KVO meegemaakt.’

De pijlsnelle winger vormde een koningskoppel met Yves Essende, topschutter aller tijden van de club, met wie hij van derde naar eerste nationale promoveerde. Maar ook Raoul Peeters vond Obi te licht voor het hoogste niveau. Na een kort intermezzo bij SK Roeselare speelde de Engelsman welgeteld één wedstrijd in de eerste klasse. ‘Thuis tegen Anderlecht. Ik, een aanvaller, moest Celestine Babayaro uit de match houden. 0-2 verloren, nooit meer een kans gekregen’, zegt Obi.

Terug naar de Versluys Arena, waar het die avond 2-0 tegen KV Mechelen wordt. Voor het tweede opeenvolgende jaar wenkt play-off 1. ‘Het leeft enorm. In de tribune zitten mensen die alleen in het weekend in Oostende zijn en toch een abonnement hebben, dat was een paar jaar geleden ondenkbaar. En: in de scholen zie je steeds meer KVO-sjaals, terwijl heel wat jongeren vroeger voor Club Brugge supporterden’, zegt nationaal sp.a-voorzitter John Crombez, wiens jeugd door voetbal werd gekleurd.

Met vader naar AS Oostende of SK Eernegem, met de familie – Cerclesupporters – naar Brugge. Hij speelde zelf ook. Bij de jeugd van SK Eernegem en bij FC Poesele, een derdeprovincialer in Nevele waar hij na een knieblessure jeugdtrainer werd. Toen hij in 2008 van Deinze naar Oostende terugkeerde, heeft hij het Oostendse voetbal herontdekt.

Crombez woont om de hoek, op een paar minuutjes stappen. ‘Toen de verbouwingswerken bezig waren, was dat hét gespreksonderwerp van de wijk. ‘Ik ben gaan kijken. Het zal op tijd klaar zijn.’ (lacht) Ik kom met mijn dochtertje, een échte supporter, en het is hier nog gemoedelijk’, zegt Crombez, die voor de bekerfinale een bus voor een vijftigtal vrienden en kennissen inlegt.

‘Vorig jaar herfstkampioen en play-off 1, nu de bekerfinale en een vernieuwd stadion voor 8000 toeschouwers. De beleving en de grootte is perfect. Succes geeft de Oostendenaars een gevoel van eigenwaarde. Ze zijn weer trots op hun stad. KVO moet niet dromen van 15.000 supporters, toch niet structureel. Het moet voor iedereen betaalbaar blijven. Op een bepaalde moment dreef Manchester United de prijzen in die mate op dat een groot aantal supporters een nieuwe club – FC United of Manchester – oprichtte. Hier heb je goedkope abonnementen voor gezinnen met kinderen, goed gezien van Marc Coucke. Als je niet meer met je kinderen naar het voetbal kan, waarom besta je dan nog? Voetbal zonder beleving is een artefact, iets kunstmatigs.’

OPGROEIEN NAAST HET STADION

Wonen in de Leopold Van Tyghemlaan, het kloppend hart van het Oostendse voetbal, hoe zou dat eigenlijk zijn? ‘Fantastisch’, zegt Birger Verstraete (22), sinds de winterstop bij AA Gent. Hij groeide op in huisnummer 44, bij zijn moeder Natacha Mahieu en stiefvader Gino Vynck, op nauwelijks tien meter van de hoofdingang van wat toen nog het Albertpark was.

Een familie die KVO ademt. Moeder werkte in de Club 31 bij ChafRobert Chaffart – en is na de verbouwing het vertrouwde gezicht achter de tapkast van de New Club 31, stiefvader geeft training aan KVO’s U17. Als hij zelf niet moet voetballen, schuift Birger zijn abonnement door de scanner aan de toegangspoort. ‘Ik heb al zeven of acht jaar een abonnement. KVO is mijn ploegsje, hé. Op zaterdag passeer ik geregeld eens op De Schorre om te kijken wie er speelt. Of ik ga er, met een vriend, een paar balletjes trappen. Ik kan De Schorre niet loslaten.’

Hij was net vijf jaar geworden toen hij voor het eerst naar de voetbalschool mocht. Na een paar maanden werd hij doorgeschoven naar de U6, het ploegje van Tony Obi, mijnheer de trainer. Het waren lange zaterdagen. ’s Morgens zelf voetballen, daarna kijken naar de U14 en de U19, ’s avonds naar het Albertpark. ‘In tweede of derde klasse, toen er amper volk zat. Ik ging niet voor de sfeer of het voetbal, wel omdat het KVO was en we na de match nog even op het hoofdterrein konden shotten. Tot Chaf ons zag en we snel wegliepen.’ (lacht)

Hij was nog ballenraper, in het seizoen 2004/05, toen de sierlijke Paul Okon de verdediging organiseerde. En: de kleine Verstraete zou nooit – maar dan ook nóóit – uit Oostende vertrekken. Anderlecht en Club waren geïnteresseerd, maar hij had er geen zin in. Toen PSV kwam scouten, ging hij in… doel staan. ‘Ik vond het de max om met mijn Oostendse maten te kunnen shotten. Of samen, met een supportersbus, op verplaatsing naar Brussel te gaan.’

In 2009, op zijn 15e, vertrok hij toch. Naar Club Brugge. ‘KVO was naar tweede klasse gedegradeerd, ik moest op een hoger niveau kunnen spelen. Maar toen ik een paar maanden in Brugge was, had ik al heimwee. ‘Mama, ik wil terugkeren.’ Toen ik er bij de U16 speelde, ging ik nog altijd naar KV Oostende – in tweede klasse – kijken.’

Amper vier jaar erna, in augustus 2013, speelde hij met het eerste elftal van blauw-zwart in het Albertpark. ‘Die match kan ik nog beschrijven alsof ze gisteren werd gespeeld. Voetballen in mijn achtertuin. Tussen de spionkop en de hoofdtribune stond een noodtribune. Had die er niet gestaan, dan kon ik van de cornervlag in onze woonkamer binnenkijken. Even zwaaien naar ma…’ (lacht)

Hij was er nog een paar keer op bezoek. Met Moeskroen en KV Kortrijk, telkens zaten familie en vrienden in de tribune. ‘Ik mag spelen waar ik wil, ik zal altijd mijn abonnement verlengen.’ En juichen? ‘Ik spring recht, ja, maar ingetogen. KV Oostende, dat krijg je er niet meer uit. Vorig jaar gaf ik hier nog techniektraining aan de U8 en U10. Een speler van KV Kortrijk die in een trainingspak van KVO op het veld staat… Ik vond het schitterend, ontspannend ook, om met die gastjes bezig te zijn. Het gebeurt zelfs dat ik een sms’je krijg als ik niet op de match ben. ‘Birger, moet je morgen spelen, misschien?’ Mooi.’

NAAR MONTMARTRE

Op de hoek van de Leopold II-Laan en de Langestraat begint de wijk Montmartre, in de jaren zeventig en tachtig een begrip. Weekend na weekend hadden Engelse fuifbeesten er een ferrytrip van meer dan vier uur voor over om de klok rond te feesten. Er sneuvelde al eens een glas en er vielen af en toe woorden die in een knokpartijtje eindigden, maar ook dat behoorde tot de couleur locale. Toen nog.

In de vroege jaren negentig sloeg de verloedering toe. Niet alleen in de Langestraat. De Koningin der Badsteden verloor haar grandeur. De grootste werkgever van de stad, staatsrederij Regie Maritiem Transport, leed 2,5 miljard frank – 62 miljoen euro – verlies per jaar en werd in 1997 opgedoekt. Meer dan 2000 mensen verloren hun job. De bestuurders van de stad, vaak vijftigers en zestigers van wie het politiek pensioen wenkte, hadden geen pasklaar antwoord.

Lompenkoningin aan de Noordzee, container voor werklozen en marginalen. ‘Oostende was een stad in verval toen ik hier in 1991 vertrok’, zegt Crombez. Hij was achttien jaar, ging in Gent economie studeren en keerde pas in 2008 definitief terug. ‘Toen zag ik een stad die weer durfde blinken.’

Johan Vande Lanotte, die mee de stekker uit de RMT trok, speelde zijn rol in Brussel en liet tussen 1994 en 2000 elk jaar plusminus 25 miljoen euro naar de stad vloeien. Met dat geld werd de reconversie ingezet. De Oostendenaar bedankte tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2000, toen de socialisten 20 van de 39 zitjes pakten.

Het is dinsdagnamiddag en de Langestraat ligt er verlaten bij. Veel cafés zijn er niet meer. Didier Ovono heeft er wel een supportersclub, in café Twilight, waar een cocktail naar de doelman is genoemd. De rust is teruggekeerd, zeker sinds het stadsbestuur een muziekstop vanaf 5 uur ’s morgens installeerde.

‘Er was een aantal incidenten, waardoor de oppositie steeds weer herhaalde dat Oostende het Chicago van de Noordzee was. Maar: de schijnwerpers zijn altijd op Oostende gericht. De 21e stad van het land, maar op het vlak van aandacht staan we in de top 10. Zowel in de positieve als negatieve zin’, zegt schepen Tom Germonpré.

De schepen serveert koffie. Hij heeft een riant uitzicht op het Mercatordok, maar de statige driemaster wordt momenteel gerenoveerd in de achterhaven. Het station – gedeeltelijk in de steigers – blinkt in de zon. In de verte glimmen de hoogtewerkers op de Oosteroever, metalen werkmieren die New Waterfront City – 1200 nieuwe woningen – vorm moeten geven.

‘1 op de 4 inwoners is ouder dan 65 jaar’, zegt Germonpré. ‘De kust is sowieso aantrekkelijk voor gepensioneerden, die na hun actief beroepsleven naar Oostende terugkeren of naar hier verhuizen. En: we hebben lang gekampt met een stadsvlucht: wie wilde bouwen, was bij gebrek aan bouwgrond bijna verplicht om naar een andere gemeente te gaan. Dat proces is nu stilgevallen.’

En: van alle gemeenten aan de kust heeft Oostende de grootste bevolkingsgroep tot achttien jaar. ‘Dat heeft met de nieuwe verkavelingen en andere projecten, zoals op de Oosteroever, te maken, maar ook door de toegenomen immigratie. Van de helft van de kinderen die hier worden geboren, heeft minstens één ouder een buitenlandse achtergrond.’

Oostende, stad van 130 nationaliteiten, samen goed voor ongeveer tien procent van de bevolking. Germonpré: ‘Als Marc Coucke spreekt van zijn weireldploegsje, dan omschrijf ik Oostende als een wereldstad in zakformaat. Compact, een luchthaven en aantrekkelijk voor creatieve mensen die de stad leerden kennen tijdens bijvoorbeeld Theater aan Zee.’

Op de gevel van het stadhuis hangt een groot spandoek, in geel-rood-groen: Brussel à l’Ostendaise. Er staan wagens met grote stickers – Iedereen KVO -, visuals die de nieuwe zomercampagne moeten lanceren. ‘Daarmee willen we de band met de stad Oostende nog strakker aanhalen’, zei algemeen directeur Patrick Orlans tijdens de lancering. ‘Mensen komen van heinde en ver naar de kust en die fantastische ligging moeten we uitspelen.’

VROUWELIJK OOSTENDE

In de Madridstraat lokt een seksshop met schreeuwerige reclame zijn klanten, in dezelfde zijstraat een trendy wijnbar, kunstgalerijen en een chique herenboetiek. Surrealistisch Oostende. Arno vergeleek de stad ooit met Brussel, waar hij nu woont. ‘Brussel is de broer en Oostende de zuster. Want Oostende is een vrouw. Dat ruik je: ze heeft de geur van crevettes. On les mange, et on s’amuse.’

Martin Heylen (61) maakte zeven jaar geleden de omgekeerde beweging: van Oosteeklo naar de Stad aan Zee, de hippe en minder kleffe baseline dan Koningin der Badsteden. Een dag voor zijn 50e verjaardag, in 2006, kocht hij samen met zijn vrouw een klein appartementje. Vier jaar erna kwam de programmamaker/journalist er definitief wonen. ‘Ik kwam hier vroeger met mijn vader vissen op het staketsel, dat was één reden. En: de cultuur, de zee – de grootste brok wilde natuur van België -, de lucht… Oostende is een échte stad die vooral in de winter authentiek is. Een grootstad in ’t klein, met vaak een ranzige rand. Er werd al eens een Albanees neergestoken op straat, er waren conflicten met de Tsjetsjeense maffia…’

Maar: een voorliefde voor de stad was niet genoeg. Hij moest, zeker in het begin, vechten tegen de afstandelijkheid. ‘Een geliefde die niet gemakkelijk te veroveren was. Een gesloten stad, met een moeilijk en rauw dialect. Gernoazen van ’t zèètje… Ik ben goed bevriend met Peter, de broer van Arno, toetsenist Serge Feys en andere rockers. Die mannen bepalen, samen met de vissersfamilies, het karakter van de stad.’

Met het Oostendse voetbal had hij minder affiniteit, ook al speelde Heylen in 3e en 4e provinciale bij Eikelvrienden Oosteeklo en droomde hij van een carrière als voetbaljournalist. Hij mocht Jean-Marie Pfaff interviewen en het stuk belandde op de één van De Morgen, maar op de voetbalredactie was geen plaats. ‘Ik heb uiteindelijk twintig jaar de koers gevolgd.’

Zijn vroegste herinnering aan het Albertpark gaat terug naar de jaren zeventig, toen Jan Simoen er in de spits liep. Een jongen van Oostduinkerke, die in zeven seizoenen meer dan 100 goals voor AS Oostende maakte. ‘Een klein clubje dat een topschutter in zijn rangen had, dat sprak tot de verbeelding.’

De liefde voor het voetbal werd opnieuw aangewakkerd toen hij in 2010 voor het programma God en klein Pierke een portret van Kamagurka moest schetsen. ‘Om zijn verhaal te maken, moest ik mee naar het voetbal. Meteen verliefd. Klein stadionnetje van waaruit je de zee kon ruiken, tweede klasse, gezellige sfeer, voetballen op een zondagnamiddag. Marc Coucke, die 30 zetels verder zat, en Kama: voortdurend roepen naar elkaar. Humor, zonder gewichtigdoenerij. Vrolijk carnavalesk, prachtige clubkleuren. Ik was helemaal verloren. En omdat het voetbal zo lang uit mijn leven was verdwenen, is het een verslaving geworden. Geen verlate midlifecrisis, wel een verlate voetbaljeugd waarin ik mij ongelofelijk jong en kinderlijk kan voelen.’

Als hij niet moet werken, dan is hij er altijd. Met de tram, te voet langs de zeedijk of met de fiets van de binnenstad naar de Versluys Arena. ‘Bij winst kan ik twee keer zo snel naar huis fietsen. Dat geeft me energie. Ik ben ook gefascineerd door de manier waarop een match kan kantelen. De psychologie interesseert me meer dan de tactiek. In het wielrennen had ik dat ook. Hoe kon het dat een renner zich net die dag overtrof?’

Heylen is een liefhebber, die vooral voor Nieuwjaar gebiologeerd naar zijn ploegje keek. ‘Anderlechtiaans, zo mooi en zo’n snelheid van uitvoering. Canesin, Berrier, Musona, Dimata… Maar de ruggengraat van de club is vechten, wat te verklaren is door de trainerskeuzes. Bij Vanderbiest zat dat er heel sterk in, Yves Vanderhaeghe – een kuitenbijter die tegenstanders onder het gras kon steken – heeft zijn spelers de ruimte gegeven om te voetballen. Na Nieuwjaar was het even aan het slabakken, tot er onder dreiging en dwang van de trainer opnieuw met het mes tussen de tanden werd gevoetbald. Alles geven, dat mag ik als supporter toch verwachten?’

EUOPESE SPORTSTAD 2017

De Schorre. Tweeëntwintig voetbalterreinen, joggingparcours, baseballterrein, Americanfootballveld voor landskampioen Ostend Pirates, cricketterrein, wielerpiste, mountainbike- en BMX-parcours, evenementenweide en de Mr. V-arena, waar de dames van Hermes Volley Oostende – een subtopper op het hoogste niveau – hun thuiswedstrijden spelen. ‘We zijn de enige stad in België die in de drie grote ploegsporten een club op het hoogste niveau heeft’, zegt sportschepen Arne Deblauwe.

BC Oostende, 17 titels en evenveel bekers, schurkt al jaren tegen de Europese subtop aan. Hermes Volley Oostende speelde vorig seizoen Europees, de ultieme droom van Marc Coucke. ‘De promotie van KV Oostende heeft ervoor gezorgd dat de sportbeleving in de stad een enorme flow kreeg. Er wordt heel veel over KVO gesproken.’

Toen de club vier jaar geleden promoveerde, moest de stad bijspringen. Aanpassen van de lichtsterkte, veldbesproeiing en -verwarming, een noodtribune. Toen de plannen voor een ingrijpende verbouwing vorm kregen, sloten stad en club een erfpachtovereenkomst voor 35 jaar af tegen een symbolische vergoeding van één euro, waarbij alle lasten door de club worden gedragen. Daarbovenop krijgt KVO een jaarlijkse subsidie van 365.000 euro.

De club engageerde zich om mee te werken aan enkele community-initiatieven. Zoals Playing for Success, waarbij 13 leerlingen uit lagere scholen in een topsportomgeving reken- en taalopdrachten voor de voeten kregen geschoven. ‘We krijgen per wedstrijd ook 200 tickets, waarmee we verschillende doelgroepen proberen te bereiken. Vrijwilligers, middenstanders, senioren, toeristen, dames, leden van jeugdbewegingen of andere sportclubs…’

Het stadsbestuur, zo zegt de schepen, zet zowel in op top- als op breedtesport, zonder daarbij bepaalde doelgroepen (kansarmen, kinderen, senioren en personen met een beperking) te vergeten. Het bewijs: de European Capitals and Cities of Sport Federation bedacht Oostende, na een grondige evaluatie van infrastructuur en projecten, dit jaar met de titel Europese Sportstad.

‘Al onze jeugdsportclubs mogen gratis gebruik van de infrastructuur maken, terwijl er een subsidiepot van 250.000 euro onder de 170 sportverenigingen te verdelen is. En, met het project Sportkans betalen we het volledige lidgeld – min 15 euro, het bedrag dat het ziekenfonds tussenkomt – terug van jongeren tot 19 jaar uit gezinnen die het financieel moeilijk hebben. Op die manier bereiken we 650 minderbedeelden, die anders het slachtoffer van sociale uitsluiting kunnen worden.’

De stad legde onlangs ook een tweede kunstgrasveld aan, dat zowel door de jeugd als door de eerste ploeg van KV Oostende (‘Trainen voor de wedstrijd in Sint-Truiden’) wordt gebruikt. Het aantal kinderen dat door Sportkans bij KV Oostende een voetbalopleiding krijgt, is niet min: 111… ‘Voor de eerste keer is het volledige budget – 120.000 euro per jaar – uitgegeven, maar we merken dat het aantal aanvragen hoger is en dat sommige kinderen op de een of andere manier de weg naar de sportclubs niet vinden. Daarom stellen we binnenkort een social coach aan, die jongeren en clubs moet begeleiden. Werken met kwetsbare jongeren vraagt dikwijls een andere benadering.’

Het is woensdagnamiddag en de allerkleinsten van de voetbalschool binden hun blitse schoenen aan. Aan de andere kant van De Schorre heeft het eerste elftal een oefenwedstrijd tegen KSV Roeselare gespeeld. 0-2 verloren, mét Silvio Proto in doel. Maar, zegt Yves Vanderhaeghe: ‘We zijn klaar om zaterdag onze deelname aan play-off 1 veilig te stellen.’

STRANDVOETBAL

Versluys Arena, 6 maart. KV Oostende kan tegen Lokeren definitief de poort naar play-off 1 openbeuken. Een puntje is genoeg. Martin Heylen zit op rij 19, naast Kamagurka, die ooit op het modderveld van VG Oostende speelde (‘Helemaal beslijkt thuisgekomen’) en met den As trainde. ‘Het ging me te traag. Ik voetbalde wel graag, maar dan vijf tegen vijf – veel intensiever – of op het strand met de strangeleeuwen, waar mijn vader ook bij speelde. Jong en oud door elkaar, een doelman van 70 of 80 jaar. Ik heb ooit een uittrap van de keeper doorgekopt en het volgende dat ik mij herinnerde, was dat ik ergens langs de kant wakker werd en iemand zei: ‘Hij heeft de bal tegen zijn kop gehad.’ Door het zeewater woog die wellicht 100 kilogram.’ (lacht)

Geen enkel parfum is zo verleidelijk en vol van beloften als de geur van voetbalgras en zeewind, tweette Martin Heylen een tijdje geleden. Wondermooi. ‘Ik wil altijd minstens een uur op voorhand in het stadion zijn om te genieten van de opwarming, van het ritueel dat zich telkens weer voltrekt. De schoten op doel, die balbehandeling… Ik geniet van vakmanschap en kan net zo gefascineerd naar een schilder of een goede ambachtsman kijken.’

Het is tijd voor Op de Vissemarkt, de klassieker van Lucy Loes.

Mor ols de vis te diere is

Loop ik met buts of hoaring

Een ploate of een kabeljouw

Dat is mijn leven…

De blues van de Noordzee, luid meegebruld in de spionkop, toevluchtsoord van ruwe mannen. ‘Een ruige stad met scherpe kantjes, iets dat nooit mag verdwijnen. Het mag hier geen afgeborsteld reservaat worden’, zegt John Crombez, wiens vader scheepsbouwer was. ‘Vroeger zag je die ruige kant van de stad ook op het veld. Erik Pinson, Johnny Nierynck… Nu minder, maar dat heeft wellicht met de tijdsgeest te maken. Kevin Vandendriessche is wel nog zo’n type, een beuker. Maar, en dat valt op: op de een of andere manier slagen ze er hier wel in om bepaalde jongens te doordringen van de Oostendse mentaliteit. Zoals Fernando Canesin: een groot talent dat bij Anderlecht was afgeschreven, maar ze hebben er hier een Oostends hart ingestoken…’ (lacht)

Er wordt gezucht in de Versluys Arena. 0-0, hinken op twee gedachten. Nog vijf minuten blessuretijd. Knarsetanden, ongemakkelijk over de zitjes schuiven. En dan, het laatste fluitsignaal. Hier en daar rolt een traan over een verwrongen gezicht. Marc Coucke, op Twitter: ‘Merci aan spelers, supporters en medewerkers KVO voor bereiken van play-off 1. Eerst Heizel, dan play-off 1, dan Ljubljana. Op naar eerste Europees ticket ooit?’ Zou Martin Heylen ooit sneller naar huis gefietst hebben?

DOOR CHRIS TETAERT – FOTO’S NICK DECOMBEL

‘Succes geeft de Oostendenaars een gevoel van eigenwaarde. Ze zijn weer trots op hun stad.’ – JOHN CROMBEZ

‘We zijn de enige stad in België die in de drie grote ploegsporten een club op het hoogste niveau heeft.’ – ARNE DEBLAUWE

‘Geen enkel parfum is zo verleidelijk en vol van beloften als de geur van voetbalgras en zeewind.’ – MARTIN HEYLEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content