Vrije Tribune

Waarom kleine Kevin met softdrugs begon te experimenteren

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Kevin Van Der Auwera (32) – niet de gelijknamige redacteur van Sport/Voetbalmagazine – voetbalde bij de elitejeugd van Lierse SK, KVC Westerlo en KV Mechelen, maar slaagde er niet in zijn droom om profvoetballer te worden te verwezenlijken. Het verhaal van een laatrijp talentje dat de tikken die het kreeg niet te boven kwam en uiteindelijk nooit tot bloei kwam.

Hoewel onze jeugdopleidingen een enorm grote toeloop kennen, van de eerste nationale tot en met de vierde provinciale afdeling, zijn er maar weinig van die jonge voetballertjes die erin slagen speelminuten te vergaren op het hoogste niveau. Dat komt volgens mij omdat het voetbal enorm snel evolueert en de standaard voor een profvoetballer almaar hoger komt te liggen. Maar er zijn ook andere, onderliggende redenen en die zijn bij buitenstaanders veel minder bekend.

Zelf zit ik ondertussen al 25 jaar in het voetbal. Uiteindelijk haalde ik maar een bescheiden niveau. Maar ik zag wel een aantal ploegmaats van weleer debuteren op het hoogste vlak. Sommigen van hen braken er zelfs door en werden gedurende een lange tijd een vaste waarde in de Jupiler Pro League. Ik denk aan Frank Boeckx (STVV, AA Gent, Anderlecht), Yannick Dierick, Wesley Vanbelle en Maxime Biset (KV Mechelen), Timothy Dreesen (Club Brugge), Kevin Oris (KSV Roeselare) en Glenn Van Asten en Thomas Van Aerschot (KVC Westerlo).

Mijn ervaringen in mijn grotendeels nationale jeugdopleiding zetten mij aan tot nadenken en het schrijven van mijn verhaal.

Waarom kleine Kevin met softdrugs begon te experimenteren.

Toen ik als kleine jongen debuteerde bij de allerjongsten van m’n dorpsploeg werd al snel duidelijk dat ik over prima voetjes beschikte. Ik maakte gemakkelijk 100 goals op een seizoen en dikwijls had alleen ik een voet in die goals. Het gebeurde dat ik achteraan vertrok, zonder verpinken 5 of 6 veldspelers oprolde en vervolgens de bal in het mandje legde. Zo herinner ik mij nog een wedstrijd waarin we met 0-9 wonnen en ik 7 keer scoorde. Daarvan maakte ik er 4 in het wedstrijdbegin, waarna ik een halfuur aan de kant mocht gaan zitten. Ik hoor het mijn toenmalige trainer nog zeggen alsof het gisteren was: ‘We moeten die jongens van de tegenpartij ook een kans geven hé!’

Dit was de plaatselijke scout van K. Lierse SK, Roger Smets, niet ontgaan en al snel werd ik uitgenodigd voor testtrainingen en testwedstrijden op het jeugdcentrum in Kessel. Ik weet nog dat dit voor mij een cultuurschok was. Plots moest ik er opboksen tegen 119 andere talenten uit de provincie. Gelukkig wist ik op dat moment nog niet dat er daarvan 105 moesten afvloeien. Ondanks mijn heel kleine gestalte- tot mijn 16 jaar was ik de kleinste van de klas – slaagde ik erin het hoofd boven water te houden en werd ik opgenomen in de lijst van 15 uitverkorenen.

Mijn ouders kenden niks van voetbal. Voor moeder en vader waren deze testen een waardemeter om te kijken of alles wat over hun zoon verteld werd wel klopte: was die kleine nu echt zo goed? Blijkbaar wel dus, maar ze wilden toch dat ik nog wat in de buurt bleef voetballen, omdat het hen voor een 8-jarige allemaal wat te serieus leek. Maar er was geen houden aan! ‘Ik wil naar Lierse, papa!’ En papa kon moeilijk nee zeggen tegen zijn oogappel. Dus tekende hij de aansluitingskaart tegen zijn zin.

Het eerste jaar kreeg ik het heel moeilijk. Voetballend was ik nog altijd bij de beteren, maar de duels waren veel feller dan op gewestelijk niveau en ik had moeite met de mentaliteit die in de stad heerst. Het kon er buitengewoon hard aan toegaan, zowel naast het veld door ouders die spelertjes viseerden als in de vestiaire. Kinderen kunnen ongemeen hard zijn tegen elkaar. Zo hard dat het soms voelde alsof ik niet meer kon functioneren.

Niettemin bleven ze in Kessel, Marcel Vets en Dirk Gijselinckx voorop, geloven in mijn kwaliteiten als voetballer. Deze twee heren spraken dat ook regelmatig uit en keken al verder, soms een beetje te ver zelfs. Want als 9-jarige horen dat je gemaakt bent voor de Eredivisie doet wel wat met je. Op dat moment slaat je hoofd op hol. Zoiets zou je op die leeftijd eigenlijk niet ter ore mogen komen.

‘Als 9-jarige horen dat je gemaakt bent voor de Eredivisie doet wel wat met je. ‘

Jaren verstreken.

Het fanionteam van Lierse werd in 1997 landskampioen nadat de laatste wedstrijd op Sclessin met 0-3 tot een goed eind werd gebracht. Heel Lier en omstreken was toen het delirium nabij. Zelf werd ik door de doorgedreven trainingen technisch nog sterker en werden de aandachtspunten mondjesmaat bijgeschaafd. Ik wou alleen niet… groeien.

Na 4 jaar intensieve opleiding bleef ik de allerkleinste van het hele peleton van geboortejaar 1986 en zelfs van 1987. Het geduld van de Lierse jeugdopleiding bleek niet eindeloos. Zo kreeg ik op het einde van het seizoen een vreemd voorstel: ik mocht wel mee overstappen naar de bovenbouw en daar 4 keer per week trainen met de besten van mijn leeftijdscategorie, maar ik zou er geen wedstrijden spelen wegens te frêle van gestel. Met andere woorden: ze geloofden nog in mijn kwaliteiten, maar het kleinste kind weet dat je in het weekend moet spelen om jezelf te ontwikkelen. In Kessel zagen ze dat anders. De resultaten primeerden.

Kevin Van Der Auwera
Kevin Van Der Auwera

Ik hield de eer aan mezelf en trok naar KVC Westerlo. Dat was 20 kilometer dichter bij huis en bovendien was het eerste elftal van de Kemphanen net naar 1ste nationale teruggekeerd via de toenmalige eindronde. Hun jeugd zou daardoor in de elitereeksen uitkomen.

In vergelijking met Lierse was de selectieprocedure bij Westerlo veel minder streng en uitgebreid. Na één keer meetrainen kreeg ik de kans om er in de elitejeugd uit te komen. Op een week was alles rond en wist ik dat ik het volgende seizoen veel meer aan spelen zou toekomen.

Ik schoot uit de startblokken als een komeet.

De 4de wedstrijd van het seizoen was thuis tegen KRC Genk, waar ze voetbal speelden dat mij lag. Ze hadden er duidelijk veel meer geduld dan bij Lierse met spelertjes die zich fysiek trager ontwikkelen, want mijn rechtstreekse tegenstrever op de flank was maar net zo groot als ik. Ik speelde een dijk van een wedstrijd. In die mate zelfs dat ik nog tijdens de wedstrijd een aanbieding kreeg van de 2 Limburgse scouts die de verplaatsing mee hadden gemaakt: of ik niet geïnteresseerd was in een overstap naar de KRC Genkvoetbalschool?! Alles zou worden geregeld. De combinatie school-voetbal zou prima worden verzorgd worden en ik zou in een gastgezin geplaatst worden.

Vader weigerde beleefd. ‘Hij is nog maar 3 maanden in Westerlo en volgt Latijn in het secundair onderwijs, hij zit goed waar hij nu zit. Maar toch bedankt voor de interesse.’ Daarmee was de kous af. Toen zagen mijn vader en ik natuurlijk de bui nog niet hangen die op het einde van het seizoen over mij hing.

‘Nog altijd begrijp ik niet waarom ze mij bij Westerlo afdankten, terwijl ik zag dat jongens met amper kwaliteiten wel de eindevaluatie doorstonden.’

Nog altijd begrijp ik niet waarom ze mij daar op het einde van het seizoen afdankten, terwijl ik zag dat jongens met amper kwaliteiten wel de eindevaluatie doorstonden. Nu bijna 20 jaar later ben ik nog altijd dezelfde mening toegedaan. De manier waarop in Westerlo de selectieprocedures plaatsvonden, was je reinste onzin. Je werd beoordeeld door mensen die 2 keer per jaar een wedstrijdje kwamen kijken. Als je net dan een slechte dag kende, was je eraan voor de moeite.

Vader brak

Na 5 jaar investeren, kreeg hij een nieuwe dreun te verwerken en dat werkte hij uit op mij. We waren na de fatale eindevaluatie nog niet goed buiten of ik kreeg allerlei verwijten over mij heen. ‘Stop nu maar met voetballen, als ze je hier ook al niet willen houden. Er komt niks van.’ Vader, steun en toeverlaat, geloofde niet meer in mij.

Ik brak ook.

Hallucinant was dat een paar weken later, in een eindeseizoenswedstrijd tegen een provinciale selectie, een scout van de club die van niks wist tegen de moeder van een ploegmaat zei dat er hem bij Westerlo twee spelers opvielen. Het nummer 6 en het nummer 7. Dat bleken twee spelers te zijn die een negatieve evaluatie hadden gekregen. Eén ervan was ikzelf. Die scout kon zijn oren niet geloven.

Zo relatief kan een evaluatie zijn. De ene ziet wat de andere niet ziet en vice versa. Er bestaat geen wereld waarin de grijze zone groter is dan het voetbal. Ondanks dat hart onder de riem gaf ik het op. Het was dan ook een serieuze tik die ik had gekregen.

‘Op heel korte tijd begon ik sigaretten te roken, bier te drinken, achter meisjes aan te gaan en zelfs te experimenteren met softdrugs.’

Op heel korte tijd begon ik sigaretten te roken, bier te drinken, achter meisjes aan te gaan en zelfs te experimenteren met softdrugs. Allemaal zaken die ik voorheen verfoeide. Als ik maar niet meer serieus met voetballen bezig moest zijn. Na al die jaren vruchteloos investeren, was het genoeg geweest. Ik besloot niet meer terug te vechten en me te verschuilen achter excuses. Achteraf bekeken waren dat heel goedkope excuses.

De daaropvolgende jaren, van mij 14de tot mijn 18de, gingen de vuilbak in. Het zijn nochtans jaren die essentieel zijn om de basis te leggen voor een prof- of een semiprofcarrière.

Ik tekende een aansluitingskaart bij een gewestelijke ploeg waar veel jongens uit mijn sociale wijk actief waren, begon te rebelleren, veegde aan alles m’n voeten en ging lustig door met de fratsen waar ik mee begonnen was.

Tot ik een paar maanden voor mijn 18de verjaardag te horen kreeg dat mijn beste vriend op proef mocht gaan bij YR KV Mechelen. Die club was net in vereffening gegaan, gezakt naar 3de nationale en op ‘de Kleine Malinwa’ was de elitejeugd voor 75% vertrokken. Ze hadden er dus veel nieuwe jeugdspelers nodig en die bewuste vriend mocht er zich na een paar testweken aansluiten. Ik kreeg wroeging na al die verloren jaren en vroeg hem of hij voor mij ook zo’n test kon regelen. Zo geschiedde en na een paar weken sloot ook ik mij aan bij de Maneblussers.

Ik trainde in de zomervakantie tot 2 keer per dag en startte het seizoen goed. Tegen de beloften van Germinal Beerschot, met Marc Noé aan het roer, maakte ik in de eerste wedstrijd van de voorbereiding een fantastisch doelpunt van op een meter of 20.

Heel even leek er nog muziek in mijn carrière te zitten, maar voor 1ste of 2de nationale had ik mijn lichaam en geest al te veel schade toegebracht. Bovendien liep er op mijn positie van verdedigende middenvelder iemand die mij blokkeerde en die op dat moment gewoon sterker en intelligenter was dan ikzelf: Maxime Biset, die uiteindelijk 205 wedstrijden in de hoogste klasse zou spelen. Je kan dus moeilijk stellen dat YR KVM ongelijk had. Een talent was ik nog steeds, ontegensprekelijk, maar van een supertalent was dan al lang geen sprake meer.

Opnieuw kreeg ik een tik.

Onderhandelingen met KSK Heist in bevordering, de huidige 3de amateurreeks, sprongen al te snel af en ik tekende uit gemakzucht in 3de provinciale, op 3 kilometer van mijn deur én voor meer centen.

Het verhaal was definitief over.

‘Speel die bal af!’ is de populairste kreet die ik al die jaren langs de lijn te horen kreeg.’

Wanneer ik op mijn eigen verhaal terugkijk, kan ik niet anders dan stellen dat er in onze jeugdopleidingen een aantal zaken beter moeten aangepakt worden.

Allereerst moeten er in alle categorieën van onze elitejeugd vakkundige, gediplomeerde trainers aangesteld worden. Clubs zien veel talent verloren gaan door mensen die spelertjes op het einde van het seizoen negatief beoordelen, maar amper zijn komen kijken, onvoldoende knowhow van het spelletje bezitten, geen diploma’s kunnen voorleggen of louter selecteren en beoordelen in functie van resultaten halen met hun jeugdploeg.

Verder zouden clubs er goed aan doen om een algemene ethische code af te spreken. Ze hebben weliswaar allemaal wel al een intern reglement, maar zelden of nooit zal je daarin terugvinden dat ouders zich aan de zijlijn niet kritisch mogen uitlagen over jonge spelers. ‘Speel die bal af!’ is de populairste kreet die ik al die jaren langs de lijn te horen kreeg. Ik kan je als geen ander vertellen dat zoiets een verlammende en intimiderende werking op een kind heeft. Clubs zouden daar strenger tegen moeten optreden. In mijn ideaalbeeld van het jeugdvoetbal proberen we dit verschijnsel uit te roeien.

Tenslotte zouden clubs mee een oplossing kunnen zoeken voor jeugdspelers die ze niet meer aan boord willen houden. Zo vermijd je dat laatbloeiers uit ontgoocheling alles over boord gooien.

Dries Mertens en Sven Kums werden doorgestuurd bij RSC Anderlecht, maar hun ouders beschikten over voldoende sportieve en orthopedagogische kennis om hen te allen tijde gepast te kunnen blijven begeleiden. Maar hoeveel jongens worden er niet geboren in een gezin waar dat niet zo is?! Voor clubs is ook daar een belangrijke rol weggelegd, een ontzettend belangrijke rol die bij mijn weten nog onvoldoende wordt vervuld.

Kevin Van Der Auwera (niet te verwarren met Sport/Voetbalmagazine-redacteur Kevin Van der Auwera)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content