
Sterchele revisited: ‘Profvoetbal is serieus, maar er moet genoeg ruimte zijn voor amusement’
8 mei is nog steeds verbonden aan de naam François Sterchele, die op 8 mei 2008 het leven liet in een verkeersongeluk. We vonden een interview terug van exact tien jaar geleden, toen we bij de dan 25-jarige spits op visite mochten in zijn appartement hartje Antwerpen. Een jaar voor zijn dood en enkele weken voor hij zijn handtekening zette bij Club Brugge.
-‘Bonjour… laat na de beep je naam, geslacht, burgerlijke staat en lichaamsmaten achter en misschien bel ik je binnen een uur, dag of week terug.’
Welkom op de voicemail van François Sterchele: levensgenieter, grappenmaker, playboy en tussendoor ook veel scorende spits bij Germinal Beerschot. In de woonkamer van zijn Antwerpse appartement prijkt een paars-wit truitje… van Fiorentina. Meer bepaald van Luca Toni, één van Sterchele’s grote inspiratiebronnen, zie ook het handgebaar dat hij maakt na ieder doelpunt. ‘Gekregen van de supporters’, zegt Sterchele. Het is niet gehandtekend, maar dat komt nog. ‘Wellicht gaat Toni voor Bayern Munchen spelen, ik vraag bij de nationale ploeg dan wel eens aan Daniel Van Buyten dat hij dat truitje meeneemt.’
Zo begint ons artikel dat op 9 mei 2007 verschijnt in Sport/Voetbalmagazine. Een week eerder had François Sterchele ons ontvangen op zijn appartement vlakbij het Eilandje in Antwerpen. Hij verscheen te laat op de afspraak, we stonden een half uur lang te wachten voor een gesloten deur. Tot Sterchele in zijn Porsche kwam aangereden, een grapje maakte en een brede smile op zijn gelaat toverde. Je kon niet kwaad zijn op hem. Het is iets wat zowat iedereen die hem (min of meer) gekend heeft, zal bevestigen.
In die periode ging het hard voor de 25-jarige profvoetballer. Hij had net zijn debuut gemaakt bij de Rode Duivels, stond bovenaan het topschuttersklassement en werd het hof gemaakt door zowat alle Belgische topclubs. Anderlecht, Club Brugge, Standard, Genk: allemaal aasden ze op zijn handtekening. En zeggen dat hij amper twee jaar daarvoor nog in tweede klasse bij OHL scoorde. Daarna volgde een jaartje Charleroi en een jaartje Germinal Beerschot.
Over zijn snelle opgang vertelde Sterchele het volgende: ‘Ik zoek dat niet bewust, maar telkens kon ik een stap vooruit zetten. Financieel én sportief. Maar je mag het ook niet onderschatten, elk jaar opnieuw verander je van omgeving en dien je weer nieuwe vrienden te maken en je mentaliteit te veranderen. Gelukkig heb ik daar weinig problemen mee, mijn aanpassing verliep altijd heel natuurlijk. Ook als kind was dat al zo. Indertijd bij Kelmis, dat in Duitstalig gebied ligt, was het evenmin evident om als Luikenaar te aarden. Op dat gebied ben ik een echte Belg, ik schuim alle regio’s af.’
In die periode dat zijn ster harder ging schijnen maakte François, die bij OHL nog minzaam Soike werd genoemd, duidelijk dat zijn achternaam op Italiaanse wijze moest uitgesproken worden. Niet Stersjelle, maar Stérkélee. Daarmee onderstreepte hij hoe belangrijk die Italiaanse roots voor hem waren. ‘In de eerste plaats ben ik Belg, daarom draag ik ook het shirt van de Rode Duivels, maar de roots van mijn familie liggen in Italië. Sommige trekjes zie je misschien terug in mijn spel, het discussiëren met de scheidsrechters bijvoorbeeld. (grijnst) Of de Italiaanse keuken: heerlijk! En mijn passie voor AC Milaan, natuurlijk. De Italiaanse uitspraak van mijn achternaam is een hommage aan mijn Italiaanse grootvader die ik nooit gekend heb. Hij emigreerde destijds naar België om hier in de mijnen te werken, maar hij stierf nog voor ik geboren werd.’
Druk? Welke druk?!
Pas op zijn 23ste brak Sterchele door op het hoogste niveau. Hij beschouwde dat als een voordeel: ‘In de jeugdcategorieën zat ik heel vaak op de bank, ik was nogal klein en frêle, tot ik op één jaar plots twaalf centimeter groeide en vanaf dan mocht ik alle wedstrijden meedoen. Achteraf bekeken was het misschien niet slecht dat ik zo laat doorbrak, op die manier ben ik nu niet helemaal versleten op mijn 25ste. Ik ben, denk ik, frisser.’
S/VM: Toen je op je zestiende ineens een groeischeut kreeg, heb je toen beseft: ik word profvoetballer?
STERCHELE: Al veel vroeger. Ik heb nooit zomaar gevoetbald, ik geloofde in mijn toekomst. Mijn andere grootvader volgde me overal, zelfs in de periodes dat ik steeds op de bank startte en vijf minuten voor tijd mocht invallen.
S/VM: Al twijfelde ook hij aan je toekomst als profvoetballer toen hij je op de training verstoppertje zag spelen tijdens de loopoefeningen.
STERCHELE: Ja, dat was samen met Marco Ingrao. Dan doken we achter een boom om zo een rondje over te kunnen slaan. Ik haatte die rondjes lopen. Profvoetbal is een serieuze aangelegenheid, maar er moet voldoende ruimte voor amusement zijn.
S/VM: Overal waar je passeerde, sta je bekend als een levensgenieter en pleziermaker, nooit gedacht: François, nu moet je toch wat serieuzer worden om de top te halen?
STERCHELE: Neen, waarom? Als ik te veel ga nadenken, zal dat mijn spel niet ten goede komen. Ik heb het nodig om speelvreugde te beleven, dan durf je veel meer op een veld.
S/VM: En de druk van de media?
STERCHELE: Welke druk? Ik houd dat allemaal op een afstand. Ik heb nog nooit in mijn leven druk gevoeld.
S/VM: Ook niet toen je debuteerde voor de Rode Duivels?
Sterchele: In Portugal raakte ik uiteraard even onder de indruk van de 50.000 supporters die tégen ons schreeuwden, maar eens je bezig bent, zet je dat van je af. Akkoord, ik miste een reuzenkans, maar na die misser heb ik rustig mijn wedstrijd verder gespeeld en kon ik me nog een paar keer tonen. Dat is juist mijn kracht. Anders had ik voor de rest van die match geen bal meer geraakt. En wees gerust, ik zal in de toekomst nog kansen missen, dat hoort bij het aanvaller-zijn.
Waarna Sterchele het nog even heeft over zijn koelbloedigheid voor doel. ‘Men heeft mij altijd verteld dat ik indruk maakte op de tegenstanders door zo kalm te blijven voor doel.’ Iets waar zijn toenmalige spitsbroeder bij Germinal Beerschot, Jurgen Cavens, het soms moeilijker mee had. Sterchele: ‘Wanneer Jurgen in het begin van de wedstrijd een kans mist, wordt het voor hem moeilijk om een goede partij te spelen. Dat weet je. In de match houd ik rekening met zijn mentale broosheid en zal ik opletten wat ik zeg en probeer ik positief te zijn. Op training doe ik net het omgekeerde, dan jen ik hem met de kansen die hij mist. Dan zie je hem panikeren… (lacht) en roept de trainer meteen: ‘François, rustig!’ Ik lach daar graag mee…’ Het was Sterchele ten voeten uit.
Duiker en goochelaar
Eindigen deed het gesprek met een analyse van zijn speelstijl. Attractief vanwege zijn fantasietjes en lef op een voetbalveld, ergerlijk vanwege zijn fopduiken of provocatief gedrag. Beginnend met het eerste toonde Sterchele zich trots op de lof die hij oogstte met een technisch hoogstandje in een match tegen Moeskroen.
‘Ineens werd ik ‘het idool’ van het publiek, de supporters op het Kiel houden van spectaculaire voetballers. De Argentijnen noemden mij op training al Riquelme, ik had die beweging al heel vaak geoefend, vandaar… Ik wist dus dat ik hem ooit zou uitvoeren. Niet veel spelers in België durven zoiets te doen, er zijn er veel die het kunnen, maar die hebben schrik om zich belachelijk te maken als het mislukt. Het heeft te maken met vertrouwen. Kijk naar wat Hassan elke week brengt, of Boussoufa die tegen Genk op de bal ging staan. J’aime ça. Zulke acties lokken de mensen naar het stadion. Al begrijp ik dat verdedigers er een hekel aan hebben.’ (grijnst)
Over zijn vele gele kaarten was de guitige spits minder te spreken: ‘Als ik werkelijk zo een sublieme acteur zou zijn, dan had Germinal Beerschot dit seizoen wel meer dan twee strafschoppen gekregen, nee?! Ik merkte duidelijk dat er dit seizoen blijkbaar andere richtlijnen zijn gesteld aan de scheidsrechters. Ik kan moeilijk kalm blijven wanneer ik onrechtvaardigheid bespeur. Binnen de familie krijg ik daarvoor ook vaak op mijn kop. Ik zal er toch rekening mee moeten leren houden, want door die gele kaarten loop ik schorsingen op en het zou stom zijn om zo een topaffiche te moeten missen.’
Een jaar later werd Sterchele, en meer nog zijn familie, het grootste onrecht aangedaan. Eentje met levenslange schorsing tot gevolg. Zijn wagen geraakte in de nacht van 7 op 8 mei van de baan op de Expressweg tussen Antwerpen en Knokke. François Sterchele was op slag dood. Maar tot op vandaag wordt hij herinnerd: in het Jan Breydelstadion applaudisseren ze nog elke thuiswedstrijd in de 23ste minuut (zijn shirtnummer) en journalisten diepen nog steeds interviews op uit hun archiefkasten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier