Het mocht zelfs Afghanistan zijn, als hij maar kon vertrekken bij Club Brugge. Zo redeneerde Nabil Dirar dit voorjaar. Maar de ‘nieuwe’ Nabil Dirar voetbalt gewoon in Brugge.
Het mocht zelfs Afghanistan zijn, als hij maar kon vertrekken bij Club Brugge. Zo redeneerde Nabil Dirar dit voorjaar. Maar de ‘nieuwe’ Nabil Dirar voetbalt gewoon in Brugge. In Sport/Voetbalmagazine legt hij uit wat er gebeurde en durft daarbij recht in de spiegel te kijken.
Zijn ommekeer situeert de Marokkaanse winger in de play-offs van vorig seizoen. Dirar: “Ik heb een jaar vol merde gekend, was reserve, wilde van lucht veranderen. Voetballen deed ik voor Club, maar mijn hoofd zat elders. Ik dacht: speel je wedstrijden, Nabil, maar kijk uit naar wat anders, speel voor je transfer.”
“Dat was ook mijn discours op straat, als ik mijn vrienden tegen het lijf liep. Beeld je dan hun reactie in toen ik bijtekende tot 2016. Mijn vrienden begrepen er niks meer van.”
Metamorfose
Twee zaken acht hij verantwoordelijk voor de metamorfose die hij zegt te hebben ondergaan: zijn huwelijk, maar dat in mindere mate. Het was vooral een namiddag rond de tafel zitten met de coach, Sven Vermant, Henk Mariman en de voorzitter.
Dirar: “We hebben een hele middag gepraat. Bij Brugge vonden ze dat ik wél een goed mens was, en dat ze hard op me rekenden voor dit seizoen. De coach loofde mij en zei dat ik de mensen moest tonen wat mijn kwaliteiten waren. Echt een heel genereus man, na alles wat er tussen ons al gebeurde. Na dat gesprek dacht ik: ik moet blijven.”
Schaamte
Met schaamte kijkt hij terug op zijn dispuut met Vadis Odjidja, tijdens het duel tegen Kortrijk begin maart. Dirar, nerveus, zocht er eerst de confrontatie met zijn ploegmaat en daarna het publiek, waarna Koster hem van het veld haalde, ook al waren alle wissels al opgebruikt.
Dirar: “Toen ik nadien de beelden zag van dat incident… Ik schaam me diep. Ik kan ze zelfs niet zien, eigenlijk. Alleen naar het begin kijk ik, om dan weg te zappen. Denkend: dat kan toch niet, dat ben ik niet. Ik had het idee dat iedereen tegen me was. Een vreemdeling voor mezelf, zo voelde ik me. Ongelooflijk, want ik zat goed in de match. En toch voelde ik me aangevallen.”
“De dag erna schaamde ik me diep. Ik heb toen een pet opgezet. Als er toen een mogelijkheid had bestaan waarop de aarde zich opende, ik had mezelf begraven.” (PTK)