Frank Van Laeken

Krijgt Antwerpen straks ook een SAS, een Stadion aan de Stroom?

Frank Van Laeken Freelance journalist en auteur

Terwijl het Brusselse Eurostadion voor altijd gedoemd lijkt om in het maquettestadium te blijven steken, wordt in Antwerpen luidop gedroomd van een gemeenschappelijk voetbalstadion voor Antwerp en Beerschot-Wilrijk. Alweer. Maar de sterren staan gunstiger dan tien of twintig jaar geleden, beoordeelt Frank Van Laeken.

Vergeleken met de bouw van nieuwe voetbalstadions in ons land is de processie van Echternach een snelheidsrace. AA Gent kreeg vier jaar geleden zijn Ghelamco Arena, dat wel, maar andere plannen geraken maar niet van de grond.

De natte droom van enkele Brusselse politici om in 2020 een handvol wedstrijden te mogen organiseren in het kader van het EK Voetbal is inmiddels een nachtmerrie geworden. Club Brugge is al meer dan een decennium op zoek naar een uitweg uit het Jan Breydelstadion. Anderlecht wil uitbreiden, maar kan of mag niet.

Altijd is er wel iets loos: een milieuvergunning die wordt geweigerd, de lokale bevolking die verzet aantekent, de politiek die niet meewil. Ware calvarietochten zijn het. Als het Antwerpse stadsbestuur nu weer het idee van een gemeenschappelijk voetbalstadion lanceert, doet dat niet zo verwonderlijk een alarmbelletje rinkelen.

Krijgt Antwerpen straks ook een SAS, een Stadion aan de Stroom?

Dat andere Eurostadion

Een déjà vu dringt zich op. Tweeëntwintig jaar geleden stelde Antwerpen zich kandidaat om een van de speelsteden van Euro 2000 te worden, het toernooi dat België en Nederland zouden organiseren bij de start van een nieuw millennium. De grootste stad van Vlaanderen die geen rol van betekenis zou spelen bij zo’n belangrijk voetbaltoernooi, dat leek ondenkbaar.

In 1997 kreeg Royal Antwerp Football Club zelfs een bouwvergunning om het project te realiseren. Eén vervelend detail: het verschuifbaar dak stond daar niet in en dat was nu net een onmisbaar onderdeel van de plannen. Het stadsbestuur vreesde dat zo’n constructie een te grote concurrentie zou betekenen voor het nabijgelegen Sportpaleis, op dat ogenblik nog eigendom van de provincie Antwerpen.

Lang verhaal kort: het Eurostadion (voorwaar een verdoemde naam!) met zijn dertigduizend zitplaatsen kwam er niet. Investeerders haakten af, Antwerpvoorzitter Wauters ruziede openlijk met de stad en de Bosuil bleef achter als een bouwwerf, want inmiddels was de oude staantribune wel al afgebroken. Er werd niet Europees gevoetbald in Antwerpen in het jaar 2000.

Petroleum Zuid

In plaats van een nieuw stadion voor Antwerp alléén, pikte het stadsbestuur vervolgens de idee op om een gemeenschappelijk voetbalstadion voor de stadsrivalen Antwerp en Beerschot (intussen: Germinal Beerschot, later: Beerschot AC, nu: KFCO Beerschot Wilrijk) te bouwen. Over de locatie bestond vrij snel eensgezindheid: Petroleum Zuid, een wat vergeten site naast de Schelde. Ook een naam vinden bleek een sinecure: Port of Antwerp Stadium.

Het bestuur van Antwerp FC was ook nog redelijk buigzaam. De Bosuil lijkt al geruime tijd op een archeologische site waar het verval onomkeerbaar is ingetreden, een nieuwe voetbaltempel zou van pas komen voor de oudste club van het land. En de toenmalige burgemeester, die om de veertien dagen zijn plek innam op Tribune 2 van Germinal Beerschot, wilde maar wat graag zijn club een nieuwe stek gunnen. Het leek een kwestie van handtekeningen zetten en beginnen te bouwen.

Vergeleken met de bouw van nieuwe voetbalstadions in ons land is de processie van Echternach een snelheidsrace

Maar het probleem situeerde zich op het Kiel. Daar had het vroegere Germinalbestuur na de fusie met Beerschot het vermolmde Olympisch Stadion grotendeels afgebroken en er een klein, maar fijn stadion neergepoot met 12.771 zitplaatsen.

Bovendien streek daar in 2011 een projectontwikkelaar met een grote mond, megalomane plannen en een lege portemonnee neer, de Leuvenaar Patrick Vanoppen. Hij wilde zelf bouwen, zonder Antwerp, zonder inmenging van de stad, zonder bemoeienissen van welke overheid dan ook. Maar ook: zonder steun. En dus zonder centen.

Dat de stad 25 miljoen euro had gereserveerd voor de bouw en dat de verwachting was dat het havenbedrijf dezelfde som zou inbrengen, kon alleenheerser Vanoppen, met 99,7% van de aandelen van Beerschot in handen, niet overtuigen. Hij maakte ruzie met iedereen (schepen van Sport Van Campenhout noemde hij in de pers ‘zatte Lu’, om maar iets te zeggen) en dreef Beerschot AC in recordtempo in de richting van een onvermijdelijk faillissement. Onder de nieuwe burgemeester, Bart De Wever, werd het voorziene budget geschrapt. Die heeft niet zoveel met sport, moet u weten.

Ghelamco

Ondertussen gaat het beter met het Antwerpse voetbal. Antwerp speelt volgend seizoen opnieuw in de hoogste klasse. Beerschot Wilrijk mag binnenkort een vierde promotie op een rij vieren, waardoor het in 1B belandt, zeg maar tweede klasse.

Antwerp wordt naar de buitenwereld geleid door Patrick Decuyper, maar hij is slechts een stroman van geldschieter Paul Gheysens, de grote baas van bouwbedrijf Ghelamco. En bij Beerschot Wilrijk zitten slimme, rustige mensen in het bestuur, geen blaaskaken zoals in het recente verleden.

Op het eerste gezicht lijkt de promotie van Antwerp een slechte zaak voor de heropgeviste stadionplannen van het stadsbestuur. Waarom zou de Great Old dat willen doen, nu het terug bij de elite mag gaan spelen? Maar Oost-Vlaming Decuyper is geen Antwerpenaar: hij heeft geen verleden bij de club met stamnummer 1 en gaf nog niet zo lang geleden al blijk van overdreven opportunisme. Herinner u het gesjacher in 2013 met het stamnummer van Zulte Waregem, toen net tweede geworden in de eerste klasse, en daarna dat van KV Oostende, waarna hij eventjes noodgedwongen van de voetbalradar verdween.

West-Vlaming Gheysens is in de eerste plaats een ondernemer, die in Antwerp een opportuniteit ziet. Bouwheren willen bouwen, zo eenvoudig is dat. Op de tribune zullen beide heren nog wel een rood-witte sjaal aantrekken, maar een rood-wit hart hebben ze niet.

Een nieuw stadion bouwen op de site van de Bosuil of er vlakbij, is een piste. Als de stad zelf wil investeren, is dat echter een andere kwestie. Zie ook wat er in Gent gebeurde, waar het stadsbestuur een flinke financiële inbreng had in de bouw van de Ghelamco Arena, het enige moderne stadion dat ons land rijk is. De achterban van beide Antwerpse clubs mag dan wel morren, als er een worst ter waarde van miljoenen euro’s voor de neus van een bouwheer wordt gehangen, loopt die er geheid achter.

San Siro

Zit men op het Kiel te wachten op een nieuw stadion dat moet worden gedeeld met de grote rivaal uit Deurne Noord? Het Olympisch Stadion mag dan nauwelijks nog enige olympische allure hebben, het stadion is wel behoorlijk comfortabel. Instortingsgevaar is er niet, in tegenstelling tot Tribune 2 op de Bosuil. Voor een club met beperkte ambities kan het best nog een tijdje dienen.

Al een halve eeuw ben ik supporter van paars-wit. In die hoedanigheid zeg ik, emotioneel: laat ons gerust. We zullen wel onze plan trekken. De rationele analist in mij zegt daarentegen: veel groeimarge is er niet.

Een stadion waar slechts één keer om de veertien dagen een activiteit is, is niet meer van deze tijd. Moderne voetbalstadions zijn belevingscentra, waar naast het voetbal ook concerten te zien zijn, waar gelogeerd kan worden, waar winkels zijn, congresruimten en vergaderzalen. Waar, kortom, bijna elke dag iets te beleven valt. Zo’n beetje zoals Paul Gheysens en Ghelamco wilden doen in Grimbergen, maar dan zonder voetbalelftallen die er wilden in spelen, want noch de voetbalbond, noch Anderlecht hadden er uiteindelijk zin in.

Een gemeenschappelijk voetbalstadion kán werken. Dat bewijzen ze al bijna 91 jaar in het Stadio Giuseppe Meazza, beter bekend als ‘San Siro’. Inter en AC Milaan vullen dat stadion elke week ongeveer voor de helft en bij de derby zitten er tachtigduizend heetgebakerde tifosi. In Rome delen AS Roma en Lazio het Stadio Olimpico. In Genua doen Genoa en Sampdoria dat in het Stadio Luigi Ferraris. En in Verona spelen Chievo en Hellas om de beurt in het Stadio Marc’Antonio Bentegodi.

Minder gelukkig is de samenwerking in München, waar Europese topper Bayern en tweedeklasser 1860 in de Allianz Arena voetballen. Voor Bayern is het telkens volle bak (75.000 toeschouwers), 1860 weet het gigantische stadion slechts voor één derde te vullen. Al zou het, voor alle duidelijkheid, met dat gemiddelde van 23.113 bezoekers wel op de tweede plaats staan in ons land.

Ook de samenwerking tussen Club en Cercle in het Jan Breydelstadion stokt. Dat heeft te maken met het grote verschil in uitstraling tussen het in heel Vlaanderen populaire Club en het alleen lokaal een beetje geliefde Cercle.

Gelijkwaardige partners

Om zo’n samenwerking tussen twee clubs te doen slagen, zijn er een paar voorwaarden. Om te beginnen moeten de clubs ongeveer gelijkwaardig zijn. Bij Antwerp zullen ze nu wel aanvoeren dat ze een reeks hoger spelen dan Beerschot Wilrijk (dat klopt) en dat ze een grotere achterban hebben (dat klopt historisch gezien niet, als je de cijfers van de jongste veertig jaar vergelijkt), maar in werkelijkheid liggen ze vrij dicht bij elkaar.

De Antwerpenaar is een successupporter: als het goed gaat, zit hij op de eerste rij. Als het slecht gaat, gaat hij naar de cinema of blijft hij gewoon thuis. Het bewijs: twee seizoenen geleden ontving Beerschot Wilrijk gemiddeld meer volk dan Antwerp, dat nochtans twee reeksen hoger actief was.

Een andere voorwaarde is dat de clubs, en dan vooral de supporters, nauw betrokken worden bij de (uit)bouw van het nieuwe stadion. Het moet van hen zijn, ze moeten zich er welkom voelen. Met andere woorden: de grootste fout die het stadsbestuur nu kan maken, is proberen dit idee door de strot van de fans te rammen. Anders krijg je het verhaal van Brussel: persoonlijk politiek prestige voorop. Fout! Het gaat om de fans. Altijd. Overal.

Het stadsbestuur moet ook beseffen dat een stadion dat vrij dicht bij het historische centrum ligt, overlast zal meebrengen. Iedere week een wedstrijd, soms twee per week, dat zal de veiligheidsmensen voortdurend op scherp stellen. Veiligheid kost geld. Gemeenschapsgeld, in een stad die heus niet alleen uit voetballiefhebbers bestaat.

Duitsland & Nederland

Nieuwe of vernieuwde stadions lokken nieuwe fans naar het stadion. Naast de bestaande, fanatieke achterban – die, laten we eerlijk zijn, voor beide Antwerpse clubs rond de vijf-, zesduizend ligt, niet meer – wordt een ander publiek aangeboord.

Hele gezinnen zullen naar het voetbal gaan. Omdat het comfort er prima is. Geen wc’s die uren in de wind stinken, bijvoorbeeld. Omdat ze zich er veilig voelen. Omdat de beleving zich niet beperkt tot twee keer drie kwartier op het veld. Een avondje of namiddagje voetbal is zoveel meer geworden dan dat spelletje tussen die witte lijnen.

In Duitsland zijn de toeschouwersaantallen in een kwarteeuw tijd verdubbeld. Duitse stadions zijn modern, comfortabel en ze zitten vol. En de clubs zijn financieel gezond. Ook al omdat de overheid er vijftien jaar geleden drastische beslissingen heeft genomen. Zo is het er onmogelijk dat één man – pakweg Vanoppen of de combinatie Gheysens-Decuyper – de plak zwaait. Een bestuurder mag er maximaal 49 procent van de aandelen bezitten. Voorzitters die zich een air aanmeten alsof zij de club zíjn, is daar onmogelijk.

Of neem Nederland. Onze noorderburen maakten van het momentum van Euro 2000 wel gebruik om de voetbalinfrastructuur te moderniseren. Gevolg: het gemiddelde aantal toeschouwers nam er met bijna vijfduizend eenheden toe. Ter vergelijken: in België is dat +1.400. Een pak minder.

Na het MAS: het SAS

De grootste fout die de stad Antwerpen nu zou kunnen maken, is te snel willen zijn. Er is masseerwerk nodig, vele en lange gesprekken met bestuurders en supportersverenigingen. Misschien is er wel een onpartijdige intendant nodig, op z’n Oosterweels. Hoe dan ook heeft het geen zin om het stadionproject nog voor de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar door te drukken. Stel dat het toekomstige bestuur het huidige niet volgt, dan zit je weer met een probleem.

Als het stadsbestuur voldoende empathisch vermogen heeft, gunt het Beerschot(Wilrijk) dat het in 2020 honderd jaar Olympisch Stadion mag vieren en dat Antwerp op 1 november 2023 de honderdste verjaardag van de Bosuil kan fêteren. Een gemeenschappelijk stadion vanaf het seizoen 2024/2025, zou dat geen mooi en realistisch toekomstbeeld zijn? Bovendien mogelijk electoraal lonend, want drie maanden na de plechtige opening zijn er alweer gemeenteraadsverkiezingen.

Krijgt Antwerpen na het MAS ooit ook een SAS, een Stadion Aan de Stroom?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content