Arsenal, woensdagavond tegenstander van Club Brugge in de Champions League, is bezig aan een unieke reeks.
Jonas Creteur gaat op zoek naar een markant cijfer van de sportweek.
Het verhaal begint na de Eerste Wereldoorlog. De Engelse Football League breidt de First Division uit van 20 naar 22 clubs. De kampioen en de nummer twee van de Second Division promoveren, maar voor de twee extra plaatsen komt er een stemming onder de clubs. Arsenal is dat jaar als vijfde geëindigd in de Second Division, Tottenham Hotspur als laatste in de First Division.
Voorzitter Henry Norris, een zakenman en politicus, lobbyt intensief. Hij benadrukt de traditie van Arsenal sinds 1886, en de financiële voordelen van een grote Londense club. Tottenham, dat banden had met de rivaliserende Southern League, verliest. Het krijgt acht stemmen, Arsenal achttien. Spurs-supporters noemen het nog altijd een van de grootste diefstallen uit de voetbalgeschiedenis.
Sinds 1919 is Arsenal, als énige club, nooit meer weggeweest uit de hoogste Engelse voetbalklasse. Dit seizoen spelen The Gunners hun 100e opeenvolgende seizoen in The First Divison/Premier League. Everton is tweede in die ranking, met 77 seizoenen.
Hoe heeft de club dat zo lang volgehouden? Door sterk management en iconische, innoverende coaches. Herbert Chapman moderniseerde het spel in de jaren dertig, waarna Arsenal tussen 1931 en 1938 vijf landstitels won onder verschillende managers. George Graham pakte er twee in de jaren tachtig en negentig. Hét boegbeeld is Arsène Wenger, goed voor drie Premier League-titels tussen 1996 en 2018. De Fransman werd geroemd voor het aanvallende spel van zijn ploeg. Ook de huidige coach, Mikel Arteta, krijgt lof, maar dan voor een analytische, datagedreven aanpak.
Een andere reden is Londen, de thuisbasis van Arsenal. Buitenlandse spelers kiezen vaak voor de hoofdstad: hogere salarissen, internationale scholen, een kosmopolitische levensstijl. Ongeveer zeventig procent van de Premier League-spelers komt uit het buitenland; Arsenal profiteert daarvan. Financieel bleef de club ook stabiel. De Amerikaan Stan Kroenke nam in 2011 de controle over via zijn bedrijf Kroenke Sports & Entertainment. De dure verhuizing naar het Emirates Stadium in 2006 drukte jarenlang op het budget, maar levert nu structureel meer inkomsten op dan het oude Highbury.
Ook de jeugdopleiding is al decennia top. Tony Adams, Ashley Cole, Jack Wilshere, Bukayo Saka en Ethan Nwaneri: de academie levert regelmatig talent dat direct inzetbaar is of veel geld oplevert bij de verkoop.
Honderd seizoenen onafgebroken topvoetbal zijn dus geen toevalstreffer, maar het resultaat van een eeuw consistentie – en niets wijst erop dat die reeks snel zal eindigen.