In onze reeks ‘Vlaamse steden zonder club in nationale’ ditmaal hoe KSC Blankenberge daar iets aan wil veranderen.
Als het aan voorzitter Steve Van Hulle ligt, blijft KSC Blankenberge niet lang meer een onderwerp voor een rubriek ‘Vlaamse steden zonder voetbalclub in nationale.’ In een stad met 20.000 inwoners moet een club in nationale leefbaar zijn, meent hij, al droomt hij niet te groot: ‘We zitten tussen Club, Cercle, Oostende en Knokke. We moeten het van de Blankenbergenaren zelf hebben, en dat zijn successupporters. Als het goed gaat komen ze, anders interesseert het hen niet. Dus moeten we zorgen dat het goed gaat.’
Dit seizoen hoopte Blankenberge al stiekem om mee te doen voor de promotie naar derde amateur, ‘omdat we bescheiden zijn verwoordden we dat niet en hadden we het over de top vijf.’ De start was goed, met een vijfde ronde in de beker van België (Blankenberge verloor van destijds 1B-topploeg Seraing) en negen op negen tot de competitie stilgelegd werd. ‘Het zou tussen ons en Dadizele gegaan zijn’, denkt Van Hulle, die anderhalf jaar geleden voorzitter werd van de fusieclub. KSC Blankenberge ontstond in 2000 tussen het in 1923 opgerichte SV (stamnummer 48) en Daring (stamnummer 146). SV speelde zo’n twaalf jaar in vierde klasse, maar in 1969 was het teruggezakt naar provinciale, waar het opnieuw uit geraakte toen het zijn bootje vastmaakte aan dat van Daring: in het jaar van de fusie steeg het net naar vierde klasse. Het bleef voor de fusieploeg overigens bij dat ene jaar nationaal voetbal, het seizoen 2000-2001.
Vier jaar geleden keerde KSV met het stamnummer 48 terug van tweede provinciale – waarin het intussen beland was – naar eerste provinciale. Voorzitter Van Hulle koestert twee ambities: promotie naar derde amateurklasse is er één van. ‘Derde amateur kunnen we aan, structureel en financieel. Een paar jaar geleden zou dat nog niet gelukt zijn. Je hebt toch twintig procent meer budget nodig voor nationale dan in eerste provinciale. De tweede ambitie is met onze jeugd interprovinciaal spelen. Nu vertrekken onze betere jeugdspelers te snel en te makkelijk, dan kan je ze langer houden.’
Om de jeugdopleiding beter te maken, staat Blankenberge op het punt om een samenwerkingsakkoord te sluiten met Cercle Brugge. Dat Blankenbergenaar Brian Vandenbussche, die afgelopen seizoen nog het doel van de club verdedigde en straks technisch directeur wordt én een verleden bij Cercle heeft, speelde daarbij een rol. De voorzitter gelooft dat het een win-winsituatie kan worden: ‘Onze betere jeugdspelers kunnen bij Cercle terecht. Wie dat niveau niet aankan, kan dan bij ons in derde of eventueel ooit tweede amateur spelen, de hoogste reeks die we haalbaar zien voor ons. Nu gaan onze spelers vroeg weg en keren vaak pas op hun dertigste terug.’
Voor het nieuwe seizoen trok de club die zo’n 350 leden telt al een aantal nieuwe spelers aan die hun sporen al verdienden in derde of tweede amateurs. Dé grote vraag is dezelfde als voor veel andere kleinere voetbalclubs: wie van de vrijwilligers die de club steunt, keert straks nog terug, en wie blijft bij de nieuwe hobby’s – wandelen, fietsen of Netflix kijken – hangen?