Van den Brom (KRC Genk): ‘Soms vraag ik me af of mijn spelers weten hoe goed ze kunnen zijn’

© koen bauters

Vanavond krijgt John van den Brom zijn oude cluppie Anderlecht op bezoek. Net als paars-wit hielp de Nederlander Genk al aan een prijs, maar zijn honger blijft. Wordt hij die lang zittende coach die KRC Genk zo graag wil?

In de Genkse Luminus Arena zijn volop verbouwingswerken aan de gang, maar op het veld zijn die al een tijdje achter de rug. Met dank aan vakkundig knip- en plakwerk van John van den Brom. Dat leverde al een beker op, de vijfde voor Genk maar de allereerste voor de trainer die in zes maanden de hele club naar zijn hand zette. Verzadigd is hij nog niet, getuige ook de bevlogen manier waarop hij praat. ‘Ik ben benieuwd waar dit avontuur gaat eindigen. Ik ben heel erg hongerig, maar ik zie ook de honger bij de jongens. Dat voelde ik na die gewonnen beker. Dat was misschien net zo mooi als het moment waaróp we hem wonnen.’

Kijkt u als Nederlandse trainer die in België werkt uit naar de BeNeLiga of zou u de verplaatsingen naar STVV, Kortrijk en Eupen missen?

John van den Brom: ‘Ik ben voorstander. Als je naar het sportieve kijkt en je afvraagt wat het beste is voor spelers en voor een team, is dat zo veel mogelijk wedstrijden spelen met een zo hoog mogelijke weerstand. Ik heb als speler en als trainer Champions League gespeeld. Als je het hebt over uitstraling en vooral over de ontwikkeling van spelers, wat ik als trainer toch het belangrijkste vind, is dat niveau het beste. Daarom ben ik voorstander, als ik puur kijk naar het sportieve verhaal en wegblijf van alle emoties.

‘Wij weten toch allemaal wat de play-offs hier teweegbrengen in normale tijden? Ik heb het één keer meegemaakt met Anderlecht. Tien wedstrijden lang was dat één groot feest. Het was voor mij nieuw, ik was er eerst heel huiverig voor; vond het oneerlijk, want wij stonden eerste. Maar zodra het begon, vond ik het geweldig, ik was meteen verkocht. Van de eerste tot de tiende wedstrijd was het spannend, omdat alle clubs naar mekaar toe kropen en elk stadion bomvol zat.

‘De aandacht van de media voor de spelers, de trainer en de club… dat is immens. In een paar weken krijg je meer aandacht dan anders in een heel jaar tijd. Zo zie ik dat ook in een BeNeLiga gebeuren. Elke week moet je dan vol aan de bak. Je kunt niet denken: we gaan naar Utrecht en we rollen die wel even op. Dan blijf je ook interessant om jonge, talentvolle spelers aan te trekken, want hoe minder interessant de competitie, hoe minder je spelers waard worden.’

Wat zegt u als u in Nederland gevraagd wordt wat het Belgische voetbal sportief kan toevoegen?

Van den Brom: ‘Je krijgt sowieso een andere manier van voetballen tegenover je. Hier heb je meer verschillende speelstijlen dan in Nederland, waar vijftien van de achttien clubs 4-3-3 brengen. Die verscheidenheid is goed voor de ontwikkeling van de spelers. Als je dat gaat matchen met mekaar, krijg je een win-winsituatie.’

Spelers appreciëren een korte uitleg vaak meer dan een ellenlang lulverhaal waarom ze er niet bij zijn.’

John van den Brom

Van Gaal

Toen u bij Anderlecht arriveerde, stond België nummer 21 op de wereldranglijst, nu nummer één. Vindt u het Belgische voetbal erg veranderd?

Van den Brom: ‘Ik weet niet of het voetbal hier beter is geworden. Het is wel anders geworden. Ik zie nu dat we tegen heel veel ploegen aantreden die met vijf achterin de boel gesloten houden. Toen ik bij Anderlecht zat, was het vaak 4-4-2 vlak of met een ruit, of 4-3-3. Door de successen van bepaalde clubs krijg je kopieergedrag. Toen ik hier binnenkwam, speelden we ook achterin met vijf.’

Met drie, heette dat hier.

Van den Brom: ‘Ik noem het vijf. Het had niet mijn voorkeur, en dat heb ik ook aan Dimitri de Condé gezegd in ons eerste gesprek over de filosofie die past bij de club. Die was gewoon 4-3-3. Dat is ook wat mij het meest ligt. Maar, waarschuwde Dimi: ‘We spelen nu wel achterin met drie of vijf, en zijn daar net heel succesvol mee. De spelers zijn toch een beetje bang, want ze weten dat u 4-3-3 prefereert.’ Ik antwoordde: ‘Ik ben niet gek, het elftal staat, we gaan daar gewoon mee door tot er een moment komt waarop we het opnieuw bekijken.”

John van den Brom: 'De filosofie van KRC Genk past, is een 4-3-3.'
John van den Brom: ‘De filosofie van KRC Genk past, is een 4-3-3.’© koen bauters

Stiekem hopend dat uw ploeg verloor?

Van den Brom: ‘Nee, maar er kwamen wel momenten waarop ik merkte dat we die speelwijze niet ten koste van alles konden blijven aanhouden. Wanneer één van de centrale verdedigers niet beschikbaar was, moesten we wel schuiven. Uiteindelijk kijk je altijd naar wat je voorhanden hebt en vraag je je af: wat is het beste om met dit team te gaan winnen? Als dat met vijf verdedigers was geweest, zou ik er weer naar teruggrijpen. Ik kan wel van alles willen, maar als mijn spelers daar niet voor openstaan, komt er niets van.

‘Dat is dan weer het leuke aan dit vak, dat ik verrast werd omdat een ander systeem een andere manier van trainen en voorbereiden vraagt. Je moet ineens je handboeken weer bovenhalen, je gaat anders kijken naar de goeie ploegen die dat systeem hanteren. Héél interessant.’

Stonden de spelers open voor uw ideeën?

Van den Brom: ‘Als je 4-3-3 speelt, kijk je altijd hoe je de jongens voorin het beste laat spelen. Als aanvallende coach is mijn eerste vraag: hoe kunnen we het beste uit die jongens voorin halen? Daar omheen ga je het elftal neerzetten om zo veel mogelijk die drie jongens in stelling te brengen. Met name Théo Bongonda en Junya Ito krijgen veel vrijheid, maar er moet wel een bepaalde discipline zijn zodat ze weten wat ze moeten doen op momenten dat we de bal niet hebben.’

Vrijheid en verantwoordelijkheid zijn twee begrippen waar u als trainer bij zweert.

Van den Brom: ‘Dat is mijn manier van werken. Ik ben zo’n coach die daardoor het beste uit spelers kan halen. Wat is er mis met op een normale manier met mekaar omgaan? Ik voel me ook niets meer dan mijn spelers en mijn collega-trainers met wie ik op het veld sta. Mijn kracht is altijd om van al die losse dingen één geheel te maken.’

Een arm om een speler doet honderd keer meer dan iemand verrot schelden.’

John van den Brom

Zit die aanpak in uw karakter of hebt u dat geleerd als trainer?

Van den Brom: ‘Beide. Als het niet in je karakter zit, kan je het nooit zo overbrengen. Het vloeit ook voort uit je eigen ervaring met coaches waarmee je gewerkt hebt. Ik zeg altijd: een arm om een speler doet honderd keer meer dan iemand verrot schelden. Dat is mijn manier van werken, mijn positiviteit. Ik zie altijd het positieve. Ik ga altijd uit van het idee dat iedereen het beste voor heeft.’

Gaat u met uw spelers om zoals uw trainers met u om gingen?

Van den Brom: ‘Ik heb ook slechte trainers gehad: trainers die alleen maar het negatieve benadrukken. Ik draai dat juist om. Elke speler binnen onze kern is goed genoeg om hier te kunnen en te mogen zijn. Als je die jongens alleen maar benadert op wat ze niet goed doen of op foute passes, worden ze daar gek van. Ík werd daar tenminste gek van. Tot ik op een dag neus aan neus ging staan met een trainer en hem vroeg: ‘Zijn er ook nog dingen die ik wél goed kan, want ik hoor alleen wat er niet gaat?’ Daarna is hij mij op een heel andere manier gaan benaderen.’

Waarom is Louis van Gaal zo belangrijk voor u geweest?

Van den Brom: ‘Om hoe hij het totaalplaatje, de absolute wil, scherpte, beleving…, elke dag weer in een training of een wedstrijd gooide. Hoe hij me leerde van tevoren de wedstrijd voor jezelf als coach gespeeld te hebben zodat je vooraf kunt zeggen: als dit gebeurt, doen wij dat. Als mens mocht ik hem ook, omwille van de warmte die hij altijd uitstraalde naar de spelers en hun familie, om zijn oprechtheid en openheid.’

U had ook kunnen denken: het is de man die me in de tribune hield tijdens een Champions Leaguefinale.

Van den Brom: ‘Geen seconde heb ik daar aan gedacht. Ik gebruik dat nu ook heel vaak als trainer. Als ik spelers moet teleurstellen dat ze niet op de bank zitten, maar op de tribune, zeg ik: ‘Zeg mij niets over hoe teleurgesteld jij bent, want ik heb de Champions Leaguefinale vanaf de tribune meegemaakt. Als trainer is dat geen moeilijke keuze, omdat ik probeer de wedstrijd vooruit te spelen, maar als mens is dat héél moeilijk. Maar het hoort er wel bij, en ik loop er ook niet van weg. Soms helpt een korte uitleg, dan zeg ik gewoon: ‘Ik moet kiezen tussen jou en hem, en ik kies voor hem, ook al train jij goed.’ Spelers appreciëren dat vaak meer dan een ellenlang lulverhaal waarom ze er niet bij zijn.’

Veel potentie

Wat heeft u het meest verbaasd in uw verhaal Genk tot nog toe?

Van den Brom: ‘De ups en downs. En er daarna weer uitkomen met zijn allen. Dat is het mooiste: dat ik nu zo geniet van hoe het elftal op dit moment speelt. Ik hou van voetbal, vooral van mooi voetbal. Ik wil zien dat mijn team herkenbaar speelt. Ik zie spelvreugde, kwaliteit, intensiteit… Ik zie fysiek een sterk elftal en mentaliteit, bijvoorbeeld op Antwerp in die eerste play-offwedstrijd. We hebben daar goed gereageerd zonder dat ik wissels moest doen.

‘Je zal me als coach nooit negentig minuten op de bank zien zitten, ik denk niet dat ik aan tien minuten kom. Ik ben altijd enorm betrokken bij die jongens, om ze tijdens de wedstrijd te pushen. Ik denk ook dat ze dat nodig hebben. Voor mij is de wedstrijd het hoogtepunt van de week. Ik kan daar enorm naar uitkijken. Ik leef altijd enorm mee met de jongens.’

John van den Brom: 'Je zal me als coach nooit negentig minuten op de bank zien zitten, ik denk niet dat ik aan tien minuten kom.'
John van den Brom: ‘Je zal me als coach nooit negentig minuten op de bank zien zitten, ik denk niet dat ik aan tien minuten kom.’© koen bauters

Zag u toen u hier aankwam meteen de pijnpunten?

Van den Brom: ‘Ik trof een elftal aan dat vertrouwen had omdat ze wedstrijden wonnen, maar ik zag ook onmiddellijk veel potentie in het voetballende verhaal. Winnen is mooi, maar de manier waarop kan nog zo veel beter.

‘Ik ben vandaag helemaal niet tevreden. Er zit nog zo veel meer in dan wat we nu al laten zien. Daarom geef ik de spelers bepaalde handvatten mee, om ze vertrouwen te geven. Zodra dat gebeurt heb je een klik en kun je dat beter op mekaar gaan afstemmen. Dan krijg je automatismen en meer zekerheid. Ik zie vandaag een elftal dat vertrouwen heeft, niet in paniek raakt wanneer ze op achterstand komen, maar gewoon durft te blijven voetballen. Soms vraag ik me wel eens af: zijn ze zich er wel bewust van hoe goed ze kunnen zijn?’

U denkt dat de meeste spelers van Genk zichzelf nog onderschatten?

Van den Brom: ‘Ja. Dat is een bewustzijn dat je met elkaar kunt kweken. Het heeft met vertrouwen en lef te maken. Soms lukt het niet, dan moet je kunnen schakelen om toch nog te winnen. Als ik zie hoe wij ons op Antwerp voor die bal gooien om een goal te voorkomen, is dat wat anders dan dat zij die bal in de zestien gewoon binnen laten schieten. Dat is de evolutie die dit team de afgelopen maanden heeft gemaakt. Het zijn nog jonge jongens. Théo is al 25, die moet samen met Patrick Hrosovsky en Paul Onuachu die jonge gasten over een bepaald punt heen helpen. Ik kan alleen maar aangeven dat Carlos Cuesta gewoon moet durven in te dribbelen als het moment daar is. Niet bang zijn en die bal wegtrappen, want hij kán goed voetballen.’

Eén van uw kwaliteiten is dat u spelers graag beter maakt. Wat dacht u toen u Théo Bongonda voor het eerst zag: interessant profiel?

Van den Brom: ‘Dat was in die wedstrijd op Sint-Truiden toen ik nog in de tribune zat. Meteen zag ik al zo veel kwaliteit dat ik dacht: geweldig om met dit soort jongens te mogen gaan werken. Dat gold ook voor Paul en voor Ito. En Bryan Heynen. Daar stond ik de eerste dag mee op het trainingsveld en vroeg me af: waarom heb ik die jongen niet gezien, behalve in het laatste kwartier? Ik heb wel oog voor de kwaliteiten van spelers. Als je dat als trainer niet hebt, ben je ongeschikt voor dat vak.’

Staat u van Paul Onuachu te kijken?

Van den Brom: ‘Nee. Iedereen kijkt alleen maar naar zijn goals, maar ik zie de arbeid die hij elke training verricht, dag na dag probeert hij er het maximale uit te halen. Ik vind dat hij buiten zijn goals steeds belangrijker is in de manier van voetballen, door de bal door te koppen of hem vast te houden. Nog steeds maakt hij daar enorme stappen in. Tegen Antwerp was er een periode dat het moeilijk werd, maar de spelers raakten niet in paniek. Ze weten: speel die bal op de lange in, zo komen we onder die druk uit. Paul heeft graag dat je hem coacht. Ik zeg wel eens dat hij soms te veel wil doen. De zestien is zijn territorium. Wanneer je te veel energie stopt in een wedstrijd en vervolgens net niet op tijd in de zestien komt… Dat je een speler al moet aansporen om iets minder te doen, zegt alles over Paul.’

Soms vraag ik me wel eens af: zijn deze spelers zich er wel bewust van hoe goed ze kunnen zijn?’

John van den Brom

Voor uw komst werd Genk omschreven als een groep ideale schoonzonen waar geen bad boys in zitten. Kan u daar mee naar de oorlog?

Van den Brom: ‘Als ze goed genoeg zijn wel, dat zag je tegen Antwerp, een ploeg die misschien wel meer van dat soort gasten heeft. Als ik moet kiezen, heb ik dit liever. Als ik Messi zie, is dat volgens mij ook een verschrikkelijk lieve persoonlijkheid, maar in het veld doet-ie het toch.’

Zijn deze jongens opengebloeid?

Van den Brom: ‘Ik geniet van het plezier en de openheid die ze uitstralen. Vanochtend hadden we weer een geweldige training. Ze kwamen met een lach op het veld en gingen er weer met een lach af. Dat komt door het vertrouwen. Als je nu niet lachend op het veld staat, heb je de verkeerde job gekozen.’

U bent kampioen geworden, hebt nu ook een beker gewonnen, maakte als speler winst van de Champions League mee. Wat drijft u nog?

Van den Brom: ‘Ik wil altijd meer.’

Went winnen?

Van den Brom: ‘Nee. Want als het went, word je makkelijk, en dan gaat het gegarandeerd fout. Maar winnen is wel waar het om gaat, elke dag. Die slag zijn we aan het maken met de jongens. De bereidheid om te winnen ten koste van alles, omdat er nog iets moois in het vat zit.’

Wat maakt Genk zo specifiek qua manier van werken?

Van den Brom: ‘Het gaat altijd om de mensen met wie je werkt. Als ik zie hoe die naar mij toe zijn en alles beleven… Neem alleen maar de technische staf, de echte clubiconen. Als je hen hoort praten over hun bekerfinales dan lopen de rillingen over mijn lijf. Behalve iconen zijn het ook nog eens heel lieve mensen die er alles aan doen om het mij naar de zin te maken zodat ik optimaal kan functioneren. Zoals ik met Dimi kan communiceren, een echte voetbalman ook, dat is het mooiste; dat je als trainer met voetbalmensen over voetbalzaken kunt praten.’

Van den Brom (KRC Genk): 'Soms vraag ik me af of mijn spelers weten hoe goed ze kunnen zijn'
© koen bauters

Wat trof u het meest in het voetbalverhaal van Dimitri de Condé?

Van den Brom: ‘Vooral zijn enthousiasme over voetbal, dat we hetzelfde zien als we naar een speler kijken. De potentie die een speler heeft, maar die er nog niet uit komt en daar mee aan de slag te gaan, dat is boeiend.’

U gaat ook al eens naar de overkant kijken, naar de Jos Vaessen Talent Academy.

Van den Brom: ‘Dat hoeven zij mij niet eens te vragen. Ik doe dat omdat ik dat leuk vind. Ik ben niet een trainer die zich bezighoudt met het eerste elftal en daarna naar huis gaat. Ik ga daar kijken, praat met het hoofd opleidingen, omdat ik zelf ook die functie heb gehad bij Ajax, en zeg: laat maar een aantal jongens deze kant op komen. Alleen moeten ze goed genoeg zijn, en dat wil ik zelf ook zien.’

Wat wilt u hier nog realiseren opdat men zich u hier later nog herinnert?

Van den Brom: ‘Prijzen winnen op een manier dat de mensen met plezier in het stadion zitten. Eigenlijk moeten de mensen op de tribune evenveel plezier hebben als ik op de bank heb, zodat ze op een dag zeggen: ‘Toen Van den Brom hier trainer was, hebben we mooi voetbal gezien, en het ging ook nog gepaard met prijzen.’ Beter kunnen ze niet over je praten. Toch?

‘Als ze goed genoeg zijn, zijn ze ook oud genoeg’

Een kantelmoment was toen u een ervaren doelman én leidersfiguur verving door een jonge keeper uit de eigen opleiding.

John van den Brom: ‘Als mens was dat moeilijk, als trainer niet, omdat ik vond dat het elftal een ander type keeper nodig had om beter te kunnen functioneren. Als je hoog van de goal wilt voetballen, heb je een keeper nodig die veel ruimte kan bespelen. Dan is Maarten Vandevoordt een betere optie dan Danny Vukovic. Als een keeper rustig aan de bal blijft, goed kan voetballen en de ruimte beheerst, kun je voetballen zoals ik dat graag zie. Daarnaast is dit ook een club die voor doorstroming staat. Dan moet je het ook doen, als je zo iemand hebt. Maar ze moeten wel goed genoeg zijn. Je moet ze dus eerst hebben, en dan moeten ze goed genoeg zijn. Leeftijd zegt mij niets. Als ze goed genoeg zijn, zijn ze ook oud genoeg.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content