Frank Van Laeken

‘Het commerciële gedrocht dat zich Champions League noemt, is al lang geen kampioenenliga meer’

Frank Van Laeken Freelance journalist en auteur

De voorbije zes edities van de CL werden gewonnen door clubs die er in de originele formule – met alleen landskampioenen – niet eens bij zouden geweest zijn, zegt Frank Van Laeken. ‘En in de toekomst zal het Grote Geld nóg meer regeren in de belangrijkste Europese clubcompetitie. Poenscheppen is belangrijker dan winnen. Veel plezier straks met Anderlecht-Celtic!’

Het commerciële gedrocht dat zich Champions League noemt, is al lang geen kampioenenliga meer

Als de spelers van Royal Sporting Club Anderlecht en Celtic Glasgow woensdag rond twintig voor negen de grasmat betreden, zal het applaus van alle banken klateren en weerklinkt seconden later de pompeuze hymne van de Champions League in het Constant Vanden Stockstadion. Maar in alle andere voetbalminnende landen buiten België en Schotland zal een luid ‘Who cares?’ te horen zijn. Of hoongelach. Dat is ooit anders geweest.

Precies een halve eeuw geleden won Celtic als eerste Britse club ooit de Europabeker voor Landskampioenen, voorloper van de Champions League (die in 1992 werd ingevoerd). De beker met de grote oren. Het anti-voetbal van Internazionale uit Milaan werd afgestraft door het werkmansvoetbal van de groenwitten, met een hoofdrol voor de frivole dribbelaar Jimmy Johnstone, de vlo. In datzelfde 1967 verloor stadsrivaal Glasgow Rangers de finale van de Europabeker voor Bekerwinnaars. Drie jaar later stond Celtic, de trots van het katholieke gedeelte van de Schotse hoofdstad, opnieuw in de finale. Er werd verloren van Feyenoord. Rangers won in 1972 Europacup II, Aberdeen deed dat in 1983 nog eens over.

De Europese hoogdagen van het Belgische voetbal situeren zich tussen 1976 en 1978, met vijf finales in drie seizoenen tijd, goed voor twee Europacups voor Anderlecht. Later, in 1983, zou Anderlecht ook nog eens de UEFA Cup winnen. Ook KV Mechelen won een Europacup. In 1990 verloor Anderlecht de finale van Europacup II, de op één na laatste keer dat een Belgische club de eindfase van een clubtoernooi bereikte. Celtic slaagde er in het seizoen 2002-2003 in de finale van de UEFA Cup te halen, maar daarin was het FC Porto van coach José Mourinho te sterk.

Deelnemen is belangrijker dan winnen, zou je kunnen stellen, al ware het accurater om die ‘deelnemen’ te vervangen door ‘poenscheppen’

In 2017 zijn Belgische en Schotse clubs meelopers in de Champions League. Deelnemen is belangrijker dan winnen, zou je kunnen stellen, al ware het accurater om die ‘deelnemen’ te vervangen door ‘poenscheppen’.

Tweederangscompetities

In een rechtvaardige voetbalwereld zouden Anderlecht en Celtic met de nodige egards behandeld worden. Vierendertig tegenover achtenveertig landstitels, negen tegenover zevenendertig nationale bekers, samen vier Europabekers en vijf verloren finales, dat verdient respect. Real Madrid, om maar de meest succesrijke club in Europese toernooien te noemen, werd ‘slechts’ drieëndertig keer kampioen van Spanje. Anderlecht is er al van 1964 elk jaar Europees bij, Celtic zelfs al sinds 1962.

Die indrukwekkende getallen zeggen tegelijk veel over de actuele waarde van de Belgische en de Schotse competitie, als je die afzet tegen de Europese toplanden. De Jupiler Pro League en de Scottish Premiership zijn tweederangscompetities, Mickey Mouse-liga’s. Transitlanden, bevolkt met spelers die nog net niet goed genoeg zijn of die hun beste dagen gehad hebben, met beperkte budgetten, ook al speelt Celtic haar thuiswedstrijden dan voor bijna vijfenvijftigduizend toeschouwers gemiddeld. ‘Kanonnenvlees’, noemde François Colin de deelnemers van de ‘kleine’ voetballanden in de Champions League in zijn column in Sport/Voetbalmagazine. Goed voor een karrenvracht doelpunten. Tégendoelpunten, welteverstaan.

Niet onbelangrijk: volgende zomer gaat een nieuw tv-contract in. De markt is alleen maar geïnteresseerd in de groten, niet in de kleintjes

De economische ongelijkheid wordt alleen maar groter: de kloof tussen de top 5-landen en de rest is onoverbrugbaar. Dat zal niet veranderen wanneer vanaf het seizoen 2018/2019 Spanje, Engeland, Duitsland en Italië gegarandeerd vier clubs mogen afvaardigen. Tot nog toe moesten de nummers vier uit die competities nog een voorronde spelen, volgende zomer zijn ze er zeker bij. Kassa kassa. De landen die de nummers vier tot en met tien bezetten op de UEFA Ranking hebben gezamenlijk recht op acht tickets voor het kampioenenbal. Bij wijze van tegemoetkoming mag er in de Europa League dan wel vijftig miljoen euro extra verdeeld worden onder de deelnemende clubs. Een habbekrats. Noem het gerust zwijggeld.

Matteüseffect

Niet onbelangrijk: volgende zomer gaat ook een nieuw tv-contract in. Door de zekerheid in te bouwen dat er meer clubs uit de grote landen zullen deelnemen, wil de UEFA hogere inkomsten voor de topclubs én zichzelf garanderen. De markt is alleen maar geïnteresseerd in de groten, niet in de kleintjes. Die mogen hooguit hun vijftien minuten roem opeisen, kortstondig langs de kassa passeren (waardoor ze onbereikbaarder worden in hun eigen competitie) en dan afdruipen.

1,269 miljard euro mag er deze editie van de Champions League onder de tweeëndertig clubs verdeeld worden. De eindwinnaar weet zich verzekerd van een bedrag tussen de vijftig en de tachtig miljoen. Dat heeft te maken met de bizarre verdeelsleutel, waarin voor veertig procent rekening wordt gehouden met de tv-rechten die per land worden betaald, de zogeheten ‘market pool’.

De voorbije zes edities van de Champions League werden gewonnen door clubs die er in de oude formule – met alleen landskampioenen – niet eens bij zouden geweest zijn

Versta: een club uit een land waar méér wordt opgehoest door de tv-zenders, zal ook zelf meer verdienen. Zo kon het dat verliezend finalist Juventus er in 2015 meer aan overhield dan winnaar Barcelona, om de simpele reden dat Italiaanse tv-zenders een pak meer betalen voor de uitzendrechten dan Spaanse. Zo komt het ook dat een Nederlandse club ongeveer het dubbele zal ontvangen dan een Belgische. Gierige Hollanders? Nee, zuinige Belgische zenders! Er gaat nu veertig keer meer geld om in de Champions League dan bij de start een kwarteeuw geleden, berekende Hans Vandeweghe in De Morgen.

Het matteüseffect – de rijken worden rijker, de armen armer – speelt in het voetbal nog veel meer dan in het gewone leven. Het gevolg is dat clubs die niet uit Spanje, Duitsland, Engeland of Italië komen, een zeer geringe kans maken om de Champions League te winnen, tenzij de Qatarese centen van PSG dwars tegen de financiële fair play in voor een artificieel Frans succes zouden zorgen. Het is geleden van 2004 en FC Porto dat nog een club uit een niet-topland zegevierde.

Kampioenenbal?

Het commerciële gedrocht dat zich Champions League durft te noemen is al lang geen kampioenenliga meer. Sinds de zomer van 1997, om precies te zijn. Vanaf dat moment werden meerdere clubs uit de toplanden toegelaten. Van de tweeëndertig deelnemers aan de groepsfase zijn er amper zeventien kampioen van hun land. Van de zestien clubs die zich vorig seizoen voor de achtste finales kwalificeerden, waren er slechts zes in 2016 kampioen van hun land geworden. Sterker nog: de laatste keer dat een kampioen het jaar nadien de Champions League won dateert al van 2011. Inderdaad, de voorbije zes edities van de CL werden gewonnen door clubs die er in de oude formule – met alleen landskampioenen, zoals dat tot en met het seizoen 1996/1997 gold – niet eens bij zouden geweest zijn. Hoezo, kampioenenbal?

Het is 2017, sentiment en romantiek zijn voor de ouden van voetbaldagen, voor de Statlers & Waldorfs op de perstribune

In tijden van financiële excessen, grootschaligheid, een oligopolie van vier of vijf economisch sterke voetballanden en geleide lotingen denken voetbalromantici als ik weleens terug aan de tijd dat de Europabeker van Landskampioenen nog terecht die naam droeg. Aan het seizoen 1987/1988, bijvoorbeeld, toen in de eerste ronde – mét rechtstreekse uitschakeling – de kampioenen van Spanje en Italië tegen elkaar werden uitgeloot: Real Madrid schakelde het Napoli van Diego Maradona genadeloos uit. Verder plaatste Omonia Nicosia (Cyprus) zich tegen Shamrock Rovers (Ierland) en versloeg Lillestrøm (Noorwegen) Linfield (Noord-Ierland).

Ik weet het, de klok zal niet worden teruggedraaid. In het hoofdkwartier van de Europese voetbalbond zal er onder druk van de grote voetbalclubs niet eens gekeken worden naar de Engelse FA Cup – waar je in de derde ronde, de eerste waarin de Premier League-clubs opdraven, een Manchester derby kunt beleven of, pakweg, Liverpool-Chelsea -, nee, als die vervelende kleine clubs er helemaal kunnen worden uitgefilterd, zál dat ook gebeuren. Sans gêne. (En waar zouden wij, Belgen, over mogen klagen, als zelfs in de Croky Cup, godbetert, een geleide loting wordt toegepast om de eersteklassers geruisloos bij de laatste zestien te kunnen loodsen.)

De tv-kijker betaalt toch, zo blijkt. De doorsnee Luxemburgse voetballiefhebber zal ook liever naar Manchester City-Napoli (twee niet-kampioenen) kijken dan naar F91 Dudelange tegen Hibernians FC. Heel eerlijk: áls ik al kijk, zal het ook naar de affiche met de betere voetballers zijn, en die lopen zelden in Luxemburg of Malta rond. De vraag wordt hier gestuurd door het aanbod. Sportieve normen zijn (zwaar) ondergeschikt aan economische. Het is 2017, sentiment en romantiek zijn voor de ouden van voetbaldagen, voor de Statlers & Waldorfs op de perstribune, voor naïevelingen met een geweten en een groot rechtvaardigheidsgevoel.

Allemaal goed en wel, maar noem het dan alstublieft niet langer de Champions League. Noem het de Big Money League, of iets wat er beter bij past. Dat zou tenminste eerlijker zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content