Veel meer dan een biljartlegende

© INGE KINNET

Hij is 82 jaar, maar Raymond Ceulemans begon vorige week aan een nieuw seizoen in de Teamcompetitie Driebanden. In een uitvoerig gesprek vertelt hij over hoe hij liever voetballer was geworden, de charme van het dorpscafé waarin hij opgroeide en hoe hij zijn broer al vroeg verloor na een ongeval.

Raymond Ceulemans laat zich voor de foto zakken op de trap van de biljartzaal. Wanneer hij zijn benen wat uiteen plaatst, houdt hij zijn hand voor zijn kruis. ‘Mijn broek is toch toe, hé?’, zegt hij. De glimlach van een kwajongen krult zijn mond.

Die ondeugende lach staat gebeiteld op het gezicht van Ceulemans, bij wie de grappen nooit ver weg zijn. Soms zijn ze schuin, vaak eigenzinnig, en altijd met die olijke blik in de ogen. Ceulemans mag dan inmiddels 82 jaar zijn, op zijn gemoed hebben de jaren geen grip gekregen.

Wanneer hij door zijn snooker-pool-biljartzaal Mister 100 in Lier stiefelt, zien we dat de tred wel wat moeizamer gaat, bij elke stap helt hij ietwat naar links en naar rechts. De pas is niettemin nog altijd ferm, als die van een man met trots.

Ceulemans heeft zijn haren netjes gekamd en hij laat zijn blik de zaal rondgaan. Hier en daar geeft hij een schouderklopje, een complimentje of volgt er een innemend knikje wanneer een van zijn gasten de bal nét mist. De biljartlegende als een levend voorbeeld in zijn eigen zaak. Romantischer hoeven we het niet te maken.

Veel roken, veel drinken, veel seks

Ceulemans en zijn vrouw Angèle begonnen die biljartzaal op de Grote Markt in Lier 26 jaar geleden. Een van hun twee zoons nam Taverne Mister 100 na elf jaar over, maar achter de schermen is de biljarter nog altijd actief. Raymond Ceulemans blijft Mister 100 en dus blijft Mister 100 Raymond Ceulemans. ‘Voor mijn 80e verjaardag kwam de NOS op bezoek. Ze vroegen mij hoe het komt dat ik alles nog zo goed weet en zo bijdehand blijf.’ Ceulemans steekt zijn duim, wijs- en middelvinger een voor een op: ‘Veel roken, veel drinken en veel seks.’ Hij lacht. ‘Veertien dagen nadien stelde Erik Van Looy bij het tv-programma De Slimste Mens de vraag: ‘Welke grote sportman, die onlangs tachtig jaar is geworden, deed deze uitspraak: ‘Veel roken, veel drinken, veel seks.’ Ze wisten het allemaal! Dát bedoel ik. In deze maatschappij tel je na je 75e niet meer mee. Wanneer je het dán kunt klaarmaken dat ze over je praten… Dan heb je iets gedaan in je leven.’

Ik kwam binnen en mijn moeder zat aan zijn bed. Ik zie haar nog zitten. Alfons was juist vertrokken, vijf minuten voordien.

Die erkenning is fijn, zegt Ceulemans. ‘Ik denk dat ieder mens die graag heeft. Je moet daar geen dikke nek voor krijgen, maar je hoeft ook niet bescheiden te zijn. Je mag een persoonlijkheid zijn. Die toont zich van zichzelf, door zichzelf te zijn, in zijn uitstraling.’

En een persoonlijkheid is Ceulemans. Hij is de enige biljarter die Belgisch Sportman van het Jaar (1978) werd en de carambolebiljarter kreeg in 1966 de Nationale Trofee voor Sportverdienste uitgereikt. ‘In de tijd van Eddy Merckx en Paul Van Himst, hé!’ Ceulemans werd dan ook, houd u vast, 35 keer wereldkampioen, 45 keer Europees kampioen en was 61 keer Belgisch’ beste. Toen hij in Las Vegas zijn honderdste professionele titel behaalde, kreeg hij de bijnaam Mister 100 toebedeeld. Aan de muur hangt niet voor niets een grote foto met Merckx en Van Himst. ‘Met die twee kom ik graag samen.’

Gentleman

Ceulemans heeft zich inmiddels in de hoek van de zaak gezet, een kop koffie voor de neus, zijn handen doen het papier van het koekje ritselen. Hond Paco snuffelt guitig aan de broekspijpen van zijn suikeroom, maar Ceulemans schudt het hoofd. ‘Neen, je krijgt geen koekje vandaag’, zegt hij lieflijk en hij trekt het kleinood open voor zichzelf.

De hond is van zijn schoondochter, die deze zaterdagmiddag dienst doet achter de bar. Ze serveert nog een thee en een cola en haar schoonvader bedankt haar uitvoerig. Want dat is Ceulemans ook: een gentleman. Wanneer hij twee vrouwen ziet opduiken voor dit interview, een fotografe en journaliste, wrijft hij zich in de handen en kijkt nog maar eens ondeugend rond. ‘De mannen hier gaan toch niet jaloers worden, hé. ‘

Vorige week ging de Teamcompetitie Driebanden van start en hoewel Ceulemans in 2001 op zijn 64e nog wereldkampioen werd en stopte met de individuele optredens, is hij in de Nederlandse competitie nog altijd te bewonderen voor het team van ’t Caves uit Wintelre. Een datum plakken op zijn houdbaarheidsdatum doet Ceulemans dan ook allang niet meer. Eerst was het 80, toen 85. Nu houdt hij het erop dat het zich wel zal uitwijzen. Want hij doet het nog te graag, dat spelletje. Al 72 jaar lang. Of eigenlijk al langer.

Café Sportlokaal

Als klein mannetje legt Ceulemans thuis drie knikkers op tafel en met een kleine keu probeert hij ze te raken. Hij groeit op in het dorpscafeetje dat ma Emma bestiert terwijl pa Jules als lasser voor Chamebel het land door reist. Zijn vader helpt in de avonduren mee in het café en ziet dat zijn zoon graag met de knikkers in de weer is. Daarop regelt hij met de brouwer een gratis biljarttafel. De kleine Raymond kijkt zijn ogen uit wanneer ze de tafel komen plaatsen. Eindelijk kan hij zich naar hartenlust uitleven.

Raymond Ceulemans

Maar dat is buiten ma Ceulemans gerekend. ‘Wanneer mijn moeder gekuist had, moest ik maar buiten spelen. Nee, dan mocht ik niet rond den biljart lopen. Mijn vader zei dan: ‘Ach, laat hem toch spelen.’ ‘Jules, ik heb zjuust gekuist!’, was ze onverbiddelijk. En dus ging ik buiten spelen. Zo was de rolverdeling.

‘Mijn vader was een brave. Een heel brave. Ik heb één keer een mot van hem gehad, éne keer. Zo een goeie mot, wittewel, met de vlakke hand op mijn kaak, want ‘die voelde niet’, zogezegd. Nou, ik heb het geweten. En ik zal ze wel verdiend hebben, want mijn vader deed dat nooit. Mijn moeder was wat losbandiger. Die smeet al eens met een sloef.’

Café Sportlokaal ligt aan de rand van Nijlen, waar het gezin Ceulemans begin jaren 50 vanuit Lier naartoe is verhuisd, en niet ver van het voetbalveld van FC Nijlen. ‘Het caféleven vroeger was helemaal anders dan nu. Je kunt dat vergelijken met een bruin café. Er waren tafels voor de kaartspelen, er stond een biljart, aan de muur hing een vogelpik – nu is dat darts – en de supportersclub van de voetbalclub kwam voor elk thuisduel bij ons samen. Vlak voor de wedstrijd trokken de muzikanten naar het voetbalterrein. Ik was dan al weg, want ik speelde al vroeg in het eerste van FC Nijlen. Ik was pas zestien toen ik debuteerde, in de vierde klasse van de nationale competitie. Wanneer we het veld opliepen, speelden die mannen muziek. Dat waren mooie tijden. Heel de gemeenschap leefde mee, op de tribunes zaten drie keer zoveel mensen als nu. Ik was een van de twee binnenspelers in het WM-systeem, het magische vierkant. De mannen die daar stonden, waren de beste voetballers, zij lieten het team draaien.’

Raymond Ceulemans: 'Mijn vader was een goeie caféspeler, zoals ze dat noemden. Hij kon vier, vijf gemiddeld spelen en gemakkelijk een serietje van tien, vijftien maken.'
Raymond Ceulemans: ‘Mijn vader was een goeie caféspeler, zoals ze dat noemden. Hij kon vier, vijf gemiddeld spelen en gemakkelijk een serietje van tien, vijftien maken.’© INGE KINNET

Liever voetballer dan biljarter

Als jongen van Jules en Emma van het café daar vlak bij het voetbalterrein wordt de kleine Raymond direct omarmd. Hij is een begenadigd talent, op zowel het voetbalveld als aan de biljarttafel. ‘In die tijd had je nog een beetje aanzien wanneer je een café had.’

Ook zijn vader is een verdienstelijk biljarter. ‘Een goeie caféspeler, zoals ze dat noemden. Hij kon vier, vijf gemiddeld spelen en gemakkelijk een serietje van tien, vijftien maken. Op mijn elfde kon ik nog niet winnen van mijn vader, maar een jaartje later was ik er al, hé. Mijn moeder wist niet wat ze zag: ‘ Allez, hoe is dat mogelijk?!’, riep ze dan en vertelde het rond in het café. ‘Die snotneus daar, hé, daar kan onze Jules niet meer van winnen op den biljart’. In het dorp praatten de mensen daarover: ‘Zeg, die kleine van de Jules; daar moete eens gaan biljarten, daar kunde niet van winnen!’ Maar ik speelde eigenlijk liever voetbal dan biljart.’

Ook over dat talent van dekleine van de Jules wordt in het café gebabbeld. ”Zeg, dat is een goeie, hé. Dat kan een grote worden’, hoorde je dan. En wanneer ik voor de eerste keer in de eerste ploeg speelde, als zestienjarige… Dat was wat, hé! Maar als ik eens een minder goede dag had, hoorde ik het ook. ‘Zeg, ge hebt er uw voeten aan geveegd’, en: ‘Wat meer lopen hé. ‘ En als ik eens een bal miste: ‘Hoe is dat nu meugelijk!’ Ik kon daar goed mee omgaan. Ook als jongen, ik liet mij niet doen. ‘Dan komde gij daar staan!’, riep ik dan terug.’

Ik zag haar daar voor de eerste keer en zei: ‘Verdomme, dat is een schoon ding. ‘ Een knap ding zo, witte wel, alles erop en eraan.

Beerschot meldt zich bij FC Nijlen voor hun talentvolle binnenspeler. Ceulemans is dan 21 jaar en de club uit Antwerpen wil hem huren. Maar Nijlen ziet alleen iets in een verkoop. ‘Dat ging niet zoals nu, hé. Nu is het voetbal gewoon een mensenhandel geworden.’

Uiteindelijk gaat de transfer niet door. ‘Dat was een teleurstelling. Voetballen deed ik het allerliefste en ik had dat zeker niet opgegeven als ik geen tweede pijl op mijn boog had. Het biljarten. En bovendien: ik was verloofd en mijn vriendin had niet zo graag dat ik voetbalde. ‘Zeg, dat is zo brutaal’, zei ze. Toen kwam ze toch eens een keer kijken. Ik kreeg daar een trap! Groggy… Gelijk een plank tegen de grond! Oei, oei, toen was het gedaan hé: ‘Ga maar biljarten’, zei ze. Dat heeft er een klein beetje toe bijgedragen dat ik die keuze heb gemaakt.’

Ceulemans speelt het seizoen nog uit bij FC Nijlen, maar richt zich daarna op zijn tweede liefde. De ster van de biljarter rijst direct razendsnel, hij speelt in alle disciplines ereklasse, als jongste ooit. ‘Dan is het gemakkelijker om het voetbal los te laten.’ En toch… Hij denkt nog weleens: wat als ik dat contract bij Beerschot had kunnen tekenen? ‘Ik zou een degelijke voetballer geweest zijn, daar ben ik zeker van, maar ik zou geen Ceulemans zijn geworden zoals ik de Ceulemans in het biljarten ben. En ook geen Ceulemans zoals wij die in België gekend hebben’, zegt hij lachend, verwijzend naar Jan Ceulemans.

Diamantbewerker

Biljarten is slechts een kleine bijverdienste. Of nu ja, in die beginjaren ook dat niet eens. ‘Ik heb 25 jaar umsonst gespeeld. De reis- en verblijfkosten werden vergoed, maar als je niet oppaste en een net wat beter hotelletje pakte of eens een lekker wijntje bij het eten dronk, dan kwam je niet toe met je budget.’

Ceulemans is al vanaf zijn zeventiende diamantbewerker en verdient daar een prima loon mee, later runnen hij en zijn vrouw verschillende biljartzaken en brasserieën die voor hun inkomen zorgen. ‘Ik was vijftien jaar en ik vroeg mijn ouders om naar het college te gaan in Herentals, ik wilde graag studeren. Maar ze konden dat niet betalen dus ging ik naar de vakschool. In het derde jaar mocht je al zelfstandig werken en zo haalde ik voor mijn baas steentjes af, bewerkte die in de fabriek en bracht ze terug naar de klant. Dat was fijn werk, handig werk, en dat ging me goed af.’ Ceulemans wiebelt met zijn vingers. ‘Ik had van die fijne handjes, dat is ook goed om te biljarten. Ik werkte daardoor nauwkeurig en snel. Op een gegeven moment verdiende ik meer dan mijn vader. Ik gaf mijn loon thuis af en kreeg wekelijks mijne zondag. En ik speelde voetbal, hé. Bij winst kregen we een premietje. 150 Belgische frank of zo, met daarbovenop mijn 100 frank zakgeld. 250 Belgische frank! Daar kon je de gemeente zat mee maken. Van de jonge gasten had ik het het beste voor mekaar.’

Veel meer dan een biljartlegende
© INGE KINNET

Het ongeluk

Raymond Ceulemans’ drie jaar jongere broer Alfons volgt zijn spoor. Ook hij is diamantbewerker en bovendien een verdienstelijk biljarter. In de vrije uren stuwen de broers Ceulemans elkaar naar een hoog niveau. ‘Hij was ook een fantastisch goeie muzikant.’

Op een avond rijdt Ceulemans terug van een kampioenschap naar zijn toenmalige woonplaats Grobbendonk en ziet dan, in de bocht bij het spoor in Nijlen, een brommer liggen. ‘Ik zag direct: die is van onze Alfons.’

Ertegenover op de hoek is een café en Ceulemans haast zich naar binnen. Daar ziet hij zijn broer liggen op de bank, het bloed aan zijn hoofd. ‘Hij was totaal verdwaasd, draaide met zijn hoofd van links naar rechts. Ik heb hem in mijn wagen gelegd en hem mee naar huis genomen.’ De dokter is direct ter plaatse en stuurt Alfons met spoed naar het ziekenhuis. ‘Hij bleek vanbinnen zwaar gehavend te zijn.’

Drie maanden later, op 25 mei 1964, bellen ze Ceulemans op vanuit het ziekenhuis. Of hij kan komen; Alfons heeft ernaar gevraagd. ‘Toen wist ik genoeg. Wat ik toen gedaan heb, om daar te geraken… Dat was niet menselijk. Ik denk dat ik alle lichten door het rood heb gereden en tegen een snelheid… ik weet het niet meer. Dat was vlammen. Ik dacht maar aan één ding: naar mijn broer. Ik heb alles gegeven wat ik kon. Ik kwam zijn kamer binnen en mijn moeder zat naast hem aan het bed. Ik zie haar nog zitten. Alfons was juist vertrokken, vijf minuten voordien.’ Een stilte. ‘Ik was vijf minuten te laat. Víjf minuten. En achter mij gevraagd, hé. ‘Mijn broer moet komen, mijn broer…’ Ik kwam binnen… Vijf minuten. Vijf minuten…’

Raymond Ceulemans

Ceulemans’ stem is zachter nu. De goedlachse kwajongen in hem heeft plaatsgemaakt voor een man die het lijden diep in de ogen heeft gekeken. ‘Hij was mijn broer, mijn beste vriend, hij kon zo goed biljarten, we stonden graag samen aan de tafel. Hij zei altijd: ‘Ik zal nooit zo goed worden als onze Raymond, hij is een geval apart.’ Ja, ik heb verschrikkelijk afgezien van zijn overlijden.’

Een maand later wordt het wereldkampioenschap driebanden in Oostende gespeeld. Ceulemans heeft geen zin, geen fut, hij is met zijn gedachten bij zijn broer. ‘Dat zei ik ook tegen mijn moeder, maar zij wilde per se dat ik zou spelen. ‘Doe me een plezier: speel. Dat had Alfons gewild.’ Ik heb dan toch gespeeld, en gewonnen. Wereldkampioen. Voor hem, voor Alfons. Tegen Marcelo López uit Argentinië. Dat was emotioneel eigenlijk veel te zwaar. Maanden en jaren erna heb ik met die pijn van dat verlies rondgelopen. Ik was elke dag bij mijn vader en moeder en ik zag hen lijden…’ Opnieuw een stilte. ‘Hij is nu al 55 jaar overleden, maar ik vertel over het ongeval alsof het gisteren is geweest. Mijn echtgenote heeft hetzelfde. Zij kan daarover vertellen…’

Zijn vrouw is Angèle, met wie hij dit jaar 59 jaar getrouwd is en vier kinderen kreeg: Koen, Kurt, Ingrid en Ann. Op het moment dat Alfons overlijdt, wonen Raymond Ceulemans en zijn echtgenote al enkele jaren samen en Angèle ziet wat de dood van zijn broer voor impact heeft op haar man. Op de vraag of hij het verlies ooit verwerkt heeft, komt geen antwoord.

Schoon ding

Ceulemans is zestien jaar wanneer hij Angèle voor het eerst ziet. ‘In Grobbendonk was een speeltuin voor de jeugd, de Heide, met daarnaast een mooie zaak. Daar stond een biljarttafel. Ik zag haar daar voor de eerste keer en zei: ‘Verdomme, dat is een schoon ding. ‘ Een knap ding zo, wittewel, alles erop en eraan. Ze bleek de dochter te zijn van een van de biljarters tegen wie ik geregeld speelde.’

Wanneer Ceulemans op zijn achttiende in dienst gaat, verwatert het contact. ‘Na het leger kwam ik terug en daar was ze weer. Ze was ondertussen benoemd als onderwijzeres en haar pa ging af en toe mee naar het voetbal. Ik kwam bij hen thuis ook al eens over de vloer, maar toen haar vader wist dat ik niet alleen voor hem kwam, maar ook voor zijn dochter, werd hij toch een beetje ongerust. ‘Wat is dat hier?’ Maar dat waren slechts de eerste schermutselingen, het kwam al gauw goed.’

Niet veel later al verloven de twee zich en wanneer Raymond op een grote tafel moet trainen, is het Angèle die hem naar Antwerpen voert. ‘Reden we met de chique grote Ford van haar vader, een Custom Line, naar de stad. Dat was godverdoeme een wagen! Daar keek iedereen naar, hé, en daar reed zij dan in. Ik zat daarnaast, Antwerpen door. Dat was wat, hé. ‘

Vanaf het begin is er een klik die hen tot op de dag van vandaag verbindt. Hoe dat zo komt, daarover wil Ceulemans niet te moeilijk doen. ‘Mijn vrouw zei: ‘Mijn toekomstige man moet in de krant komen en krollekes hebben.’ Die had ik’, zegt hij en hij kijkt in de spiegel terwijl hij met zijn hand door zijn spierwitte haar glijdt, ‘al zie je daar nu niet veel meer van.’ Weer die lach. Nooit ver weg.

Raymond Ceulemans: 'Ik zou een degelijke voetballer geweest zijn, daar ben ik zeker van, maar ik zou geen Ceulemans zijn geworden zoals ik de Ceulemans in het biljarten ben.'
Raymond Ceulemans: ‘Ik zou een degelijke voetballer geweest zijn, daar ben ik zeker van, maar ik zou geen Ceulemans zijn geworden zoals ik de Ceulemans in het biljarten ben.’© INGE KINNET

De elektrische stoel van het biljarten

Raymond Ceulemans trekt aan zijn beide oorlellen. ‘Biljart wordt hier tussen gespeeld. Je speelt dan wel tegen een tegenstander, maar vooral tegen jezelf. In mijn hoofd heb ik het punt allang gemaakt. Ik kijk, zie de lijnen, alle mogelijkheden, weet hoe het moet en hier – in dat hoofd – is het allemaal al gebeurd. En dan moet die arm nog volgen. Dat gaat niet altijd zoals ik het had bedacht en dan is het zaak je te herpakken; want in het hoofd was het punt al voor mij. Zeker met de leeftijd zit het hier ( tikt op het hoofd) nog allemaal zeer goed, maar niet altijd meer hier ( wijst op zijn arm). Dat is moeilijk te accepteren.

‘Mentaal is er misschien geen moeilijkere sport dan biljarten. Bij voetballen, bij tennis, bij wielrennen kun je altijd een tegenactie plaatsen. Wanneer een verdediger twee keer voorbij gespeeld wordt en het publiek begint zich te roeren, dan stampte gij die aanvaller de derde keer onderuit, hé. Gele kaart, oké, maar de frustratie is eruit. Gedaan.

‘Bij biljarten zitte op uwe stoel hé. Te wáchten. Wáchten tot de tegenstrever een fout maakt. Ik noem dat de elektrische stoel. Die stoel is het moeilijkste van biljarten. Daarom speel je niet alleen tegen een tegenstander, maar vooral tegen jezelf.

‘Wanneer ik speelde, mochten ze een bom laten ontploffen, het was niet zeker dat ik het gehoord zou hebben. Ik ben altijd mentaal- en concentratiesterk geweest. Op een gegeven moment verwacht iedereen ook dat je zult winnen, maar toen verloor ik in Antwerpen het WK, in mijn eigen huis. Nobuaki Kobayashi was met één carambole te sterk, éne carambole. Dat was sensatie hé… Ik heb nooit zóveel en zólang publiciteit gehad als toen. Twee maanden lang. Elke dag opnieuw. De mensen praten er nu nog over.

‘Zo zit de mensheid in elkaar. In de sport is het de zout op de aardappeltjes wanneer die goeie een keer onderuit gaat en de eeuwige tweede, die altijd moet aanvaarden dat hij niet wint, een keer zegeviert. Kobayashi is op het WK negen keer tweede geweest achter mij. Ik kan mij best voorstellen dat dat heel erg moet zijn geweest.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content