Hoe beleefde Frank De Bleeckere de dag van de halve finale tussen Rusland en Spanje? Voor SportVoetbalmagazine hield hij een dagboek in Wenen bij.
Dinsdag 24 juni, 17 uur.
“Eigenlijk begint de aanloop naar de halve finale Rusland-Spanje vandaag al, met een vliegtuigtrip naar Wenen vanuit Regensdorf, Zwitserland, onze verblijfplaats tijdens het tornooi. Omdat er op de halve finale in Bazel na niks meer in Zwitserland gebeurt, blijven alleen de scheidsrechters die in Bazel fluiten, achter in het hotel. De rest van UEFA verhuist naar Wenen. Wij vliegen met het hele team, de drie Belgen en de assistenten uit Griekenland die vierde en vijfde scheidsrechter zijn, naar Wenen waar we in een hotel buiten de stad worden ondergebracht. Een uurtje vliegen is het. Voor mijn assistent Peter Hermans en mij is het de tweede keer naar Wenen, omdat we al respectievelijk vijfde en vierde scheidsrechter waren bij de kwartfinale tussen Spanje en Italië. Voor mijn tweede assistent Alex Verstraeten is het de eerste keer. Het hotel ligt aan de rand van de stad, weg van de drukte. Dat heb ik liever zo. Zoals in elke speelstad heeft UEFA twee mensen aangewezen – vaak zijn dat gewezen scheidsrechters – om ons op te vangen tijdens ons bezoek. Zij kennen Wenen en gidsen ons. ’s Avonds eten we nog iets en gaan we vroeg slapen.
Woensdag 25 juni.
“’s Morgens staat er een kleine training op de agenda en daarna hebben we een vrije dag. In de voormiddag is er tijd om wat aan sightseeing te doen. Met de bus maken we een toertocht, Wenen is een hele mooie stad. Nadien wagen we ons – uiteraard – aan de klassiekers: een wienerschnitzel en een stuk Sachertorte, een Weense taart die bestaat uit chocoladecake, gevuld met abrikozenmarmelade en bedekt met een dikke laag chocoladeglazuur. Niet direct iets om de dag van de wedstrijd uit te proberen. In de namiddag is er weer tijd voor het tornooi: we werken wat in de fitness, pakken een sauna, gaan in de jacuzzi en vervolgens krijgen we de kans om het stadion te bezoeken. Ik was er al, maar voor mijn assistenten is het belangrijk. Zo zien zij hoe het terrein erbij ligt en kunnen ze hun schoeisel kiezen. Nadien gaan we eten in een restaurant aan de oever van de Donau. Daar volgen we ook de eerste helft van Duitsland-Turkije. Aan de rust vertrekken we naar het hotel, de tweede helft zien we van op ons bed.”
Donderdag 26 juni, 10 uur.
“Een wedstrijddag betekent voor mij traditioneel lang uitslapen. Tot halftien, tien uur. Ontbijten doe ik niet. Nooit eigenlijk. Ze zeggen dat het niet gezond is, maar ik heb er geen last van. Om elf uur mogen we naar de opera. Dat had ik gevraagd en mensen van UEFA hebben het kunnen regelen. Ik was er benieuwd naar, hoe het leven achter de schermen van zo’n grote opera zou geregeld zijn en we hebben een mooie rondleiding gekregen. Indrukwekkend. Een ideale voorbereiding: je gedachten worden even van de wedstrijd afgeleid. Nadien is er lunch en tijd om onze gasten te verwelkomen. Van UEFA mogen we er acht per wedstrijd uitnodigen, maar voor de gelegenheid zijn dat er tien. Mijn vrouw is er, mijn vader, wat vrienden. Ik babbel wat met hen.”
Donderdag 26 juni, 14.30 uur
“De namiddag begint met een briefing. Doe ik altijd, ook in België, zelfs al is dit onze derde wedstrijd tijdens dit tornooi en klinkt wat ik te zeggen heb, soms vervelend in de oren van de mensen die het al vaak gehoord hebben. Het Belgische team is op mekaar ingespeeld, maar ik wil niet dat iets routine wordt. Ik herhaal alles, ook omdat de vierde en vijfde scheidsrechter nieuw zijn, en gebruik daarvoor een voetbalveld om dingen duidelijker te maken. Ik praat over looplijnen, waar ik ga staan, wat ze moeten doen, hoe we de oortjes gebruiken. We spreken codewoorden af: we gebruiken de oortjes immers meer dan voor het doorgeven van vervangingen. Om een voorbeeld te geven: als een van de mensen vijf keer geel roept, dan geef ik zonder aarzelen een kaart. Als ze het maar één keer zeggen, laten ze de beslissing aan mij. Ik heb graag dat ze veel praten, dat versterkt mijn concentratie. Ik vraag hen bijvoorbeeld ook om blessures te melden, of om eventuele incidenten achter mijn rug in de gaten te houden. Die gebeuren nu eenmaal in een wedstrijd. Je ziet ze in een oogopslag, maar vervolgens moet je het spelverloop verderop volgen. Dan signaleer ik de assistenten dat zij een dispuut tussen twee spelers moeten blijven volgen.”
Donderdag 26 juni, 17.30 uur
“We maken ons klaar om naar het stadion te vertrekken. Wie wil, eet wat fruit of cake. Wie nog geen honger heeft, kan wachten tot we in het stadion zijn. Ook daar staat in de kleedkamer voldoende eten. Buiten aan het hotel arriveert de politie-escorte. Zonder zo’n escorte kom je gegarandeerd in de file terecht en het laatste wat je wil, is stress op weg naar je match.”
Donderdag 26 juni, 18.45 uur
“We vertrekken naar het stadion. We zijn er een kwartier later. Het is mijn tweede wedstrijd van Rusland, er is dus wat herkenning bij de spelers. Bij ons toch wat spanning. Het is een mooi tornooi geweest, drie matchen, waaronder een halve finale, maar we beseffen maar al te goed dat het tornooi maar half geslaagd zal zijn, als er in de wedstrijd wat fout gaat. In de kleedkamer wordt alles nog een laatste keer gecheckt. We steken de oortjes in en testen ze, we testen de vlaggen, gaan na of de batterijen werken, er wordt nog een laatste keer gepraat en overlegd. Vanaf nu is het tijdschema niet meer in onze handen, moeten we de officiële countdown van UEFA volgen. Net als in de Champions League.”
Donderdag 26 juni, 20.00 uur
“We mogen naar buiten om ons op te warmen. Daar krijgen we exact een half uur voor, net als de twee teams. Ik doe dat graag, was destijds in België een van de eersten die ermee begon. Het geeft je de kans wat in de sfeer van een stadion te komen. Ik heb het moeilijk als ik van een koude kleedkamer direct in een match moet. Het geeft je ook de kans wat stress af te reageren. Anders zit je daar maar, een uur te wachten in de kleedkamer. Als we terug zijn, controleren de assistenten de schoenen van de spelers. Ik concentreer me op mijn match. Mijn vrouw zit in het publiek, ik hoef ze dit keer geen seintje te geven dat ik me goed voel. Dat durf ik anders wel doen, als ik weet dat ik in beeld kom. Een keer aan mijn oor trekken, of over mijn neus wrijven. Dan weet ze dat ik me goed voel.”
Donderdag 26 juni, 20.48 uur
“De wedstrijd begint, dit moet goed gaan. Je hebt vier weken samen geleefd met andere scheidsrechters, je bent collega’s, maar ook concurrenten, je zit vier weken op elkaars lip, je mag dat niet onderschatten. Iedereen wil het beste, ook de spelers, de inzet is een finale.”
Donderdag 26 juni, 22.45 uur
“Het is voorbij. Hoe groot de spanning is, merk ik nu, het lijkt alsof er een blok van 1000 kilo van ons is afgevallen. Het is goed gegaan, niemand heeft over de arbitrage gesproken, niet elke beslissing zal de juiste geweest zijn, maar we halen toch een score van 99 procent, denk ik. Even waren de Russen na hun achterstand aan het ontsporen, maar met twee gele kaarten binnen vijf minuten heb ik de rust kunnen herstellen. Het respect van de spelers was groot, dat zag je aan de mensen die ons na de wedstrijd kwamen feliciteren, winnaars én verliezers. Met onze gasten gaan we na de wedstrijd nog iets eten en om middernacht drinken we iets. Peter ( Hermans, nvdr) verjaart. Het wordt een korte nacht zonder veel slaap, want over een paar uur wacht weer een vliegtuig. Dat naar huis.”
door frank de bleeckere en peter t’kint