Ondanks Trumps ‘One Big Beautiful Bill’: hoe Amerikaanse sportteams een belastingparadijs werden

Vrijdag begint de play-offfinale van de WNBA, het Amerikaanse vrouwenbasketbal. Geen competitie ter wereld groeide de voorbije twee jaar zo sterk. © Getty Images
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack

De waarde van Amerikaanse sportteams schoot de laatste jaren de hoogte in, mede dankzij een omstreden belastingtruc.

Vrijdag begint de play-offfinale van de WNBA, het Amerikaanse vrouwenbasketbal. Geen competitie ter wereld groeide de voorbije twee jaar zo sterk: meer toeschouwers (gemiddeld ruim 11.000 per wedstrijd), meer tv-kijkers, een mediadeal van 2,2 miljard dollar over elf jaar en vooral een enorme waardestijging van de clubs. Gemiddeld plus 180 procent, tot 269 miljoen dollar.

Een nieuw team, de Golden State Valkyries, is nu al 500 miljoen dollar waard – koploper in de WNBA – dankzij hoge ticket- en sponsorinkomsten in het vaak uitverkochte Chase Center in San Francisco, als zusterclub van de Golden State Warriors.

Toch is de waarde nog altijd peanuts in vergelijking met de NBA: de Warriors zijn 8,8 miljard dollar waard, het gemiddelde ligt op 4,6 miljard. De voorbije maanden werden aandelenpakketten van de Boston Celtics en de Los Angeles Lakers zelfs verkocht aan een nog hogere waardering: respectievelijk 6 miljard en 10 miljard dollar.

Maar zelfs de NBA moet haar meerdere erkennen in de American footballcompetitie NFL, waar een ‘franchise’ gemiddeld 7 miljard waard is – in 2020 was dat ‘maar’ 3 miljard. De Dallas Cowboys, de Los Angeles Rams en de New York Giants overschrijden zelfs de kaap van 10 miljard dollar.

Ter vergelijking: de meest waardevolle Europese voetbalclubs – Real Madrid, FC Barcelona, Manchester United – schommelen rond de 6 miljard dollar. De gigantische mediacontracten in de VS spelen daarbij een hoofdrol: 76 miljard dollar in de NBA en 110 miljard in de NFL, beide voor elf jaar.

Slimme truc

Een andere factor achter de hoge waarderingen? Een belastingvoordeel in de VS dat teameigenaars slapend rijk maakt. Koopt een miljardair een sportclub, bijvoorbeeld voor 2 miljard dollar, dan mag hij 90 procent van die prijs (1,8 miljard) toewijzen aan zogenaamde ‘immateriële activa’. Dat zijn onder meer spelerscontracten, uitzendrechten en lidmaatschapsrechten van de competitie. Volgens de Amerikaanse belastingwet mogen die activa over 15 jaar worden afgeschreven.

Opmerkelijk, want machines of patenten van gewone bedrijven verliezen waarde, terwijl sportteams hun activa vanzelf vernieuwen: nieuwe spelers vervangen oude, en uitzendrechten worden vaak nog lucratiever.

De mediacontracten in de VS doen je duizelen: 76 miljard dollar in de NBA en 110 miljard in de NFL, over elf jaar.

Dat levert een groot belastingvoordeel op. De rekensom: 1,8 miljard dollar gedeeld door 15 jaar is 120 miljoen per jaar. Dat bedrag mag de eigenaar aftrekken van zijn persoonlijke inkomen, niet alleen van de teamwinst. Neem Steve ­Ballmer, eigenaar van de LA Clippers en ex-ceo van Microsoft. In een jaar waarin hij ruim 650 miljoen dollar verdiende, betaalde hij dankzij die truc slechts 12 procent federale belasting, in plaats van 37 procent. Dat was zelfs minder dan de 14 procent die een stadionmedewerker moest afdragen.

Politieke strijd

De regeling vindt haar oorsprong in de jaren 1940, toen honkbalteams spelerscontracten mochten afschrijven. In de jaren 1970 volgden andere sporten. Na een korte beperking in 1993 lobbyde de honkbalcompetitie met succes om de regels te versoepelen onder president George W. Bush, zelf ex-teameigenaar van de Texas Rangers.

Afgelopen zomer leek het einde van de truc nabij. Een wetsvoorstel van president Donald Trump, de ‘One Big Beautiful Bill’, wilde de aftrek beperken tot 50 procent van de aankoopprijs. Dat zou de overheid één miljard dollar extra belastinggeld opleveren over tien jaar. Maar NFL-eigenaars zetten de hakken in het zand.

Hoewel 71 procent van de kiezers volgens een peiling voor afschaffing was, schrapte de Senaat de maatregel. Senatoren als Tom Cotton en Tim Scott vreesden dat de verandering de belastingwet complexer zou maken en fans zouden opdraaien voor hogere kosten.

Maar met zoveel geld op het spel en de politieke invloed van rijke eigenaars, lijkt eigenbelang een grote rol te hebben gespeeld. Daarbovenop krijgen teameigenaars vaak subsidies voor stadions en infrastructuur, wat de belastingbetaler nog meer kost. Eerlijk of niet? Voor miljardairs is een sportteam dus niet enkel een speeltje, maar ook een belastingparadijs.

Hoe Donald Trump met zijn ‘One, Big Beautiful Bill’ miljoenen Amerikanen én Amerika in de problemen brengt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise